Ecosysteem: een begrensd gebied met een wisselwerking tussen de organismen onderling (biotische
factoren) en hun omgeving (abiotische factoren).
Energie
In elk ecosysteem gebruiken organismen energie om organische stoffen te vormen.
Organische stoffen: stoffen met het element C waaraan H-atomen gekoppeld zijn, gemaakt door een
organisme.
Organische stoffen zijn energierijk.
Fotosynthese: proces waarmee planten (en sommige bacteriën) met behulp van zonlicht energierijke
C6H12O6 (glucose) maken uit CO2 en H2O.
CO2 en H2O zijn anorganische stoffen.
Anorganische stoffen: stoffen zonder C-H-verbindingen, komen vrij in de natuur voor.
De energie die planten via fotosynthese vastleggen, is beschikbaar voor alle andere organismen in het
ecosysteem de insecten en knaagdieren leven er direct van, de vossen en roofvogels indirect.
Elk organisme gebruikt een deel van de organische stoffen als bouwstof of als energiebron.
Energiestroom
Aan het begin van elke voedselketen staan organismen, die energie vastleggen in organische
verbindingen deze organismen zijn de producenten van het ecosysteem.
Producenten: organismen aan het begin van een voedselketen die energie vastleggen in organische
verbindingen vanuit anorganische stoffen.
Planten zijn foto-autotrofe organismen: organismen die met behulp van lichtenergie organische
stoffen maken uit anorganische stoffen.
Heterotrofe organismen zijn de consumenten van het ecosysteem.
Heterotrofe organismen: organismen die voor hun organische stoffen afhankelijk zijn van hun
voedsel, de consumenten en reducenten in een ecosysteem.
Deze organismen gebruiken een deel van de organische stoffen uit hun voedsel als
bouwstof een ander deel is brandstof.
De vrijgekomen energie gebruiken deze organismen voor hun celprocessen en
lichaamsactiviteiten daarbij verlaat een deel van de energie de consumenten als warmte.
Schimmels en bacteriën leven van gestorven organismen en hun organische afvalproducten deze
reducenten staan aan het einde van een voedselketen.
Reducenten: organismen aan het eind van de voedselketen die leven van gestorven organismen en
hun organische afvalproducten.
, Wat er uiteindelijk overblijft, zijn alleen anorganische stoffen de vrijgekomen warmte verlaat het
ecosysteem.
Andere energiebronnen
Chemosynthese: het opbouwen van organische stoffen uit anorganische met behulp van energie die
vrijkomt bij een chemische reactie met anorganische stoffen.
Nitrietbacteriën: chemo-autotrofe bacteriën die energie halen de oxidatie van NH 4+ tot NO2-.
Nitraatbacteriën: chemo-autotrofe bacteriën die energie halen de oxidatie van NO 2- tot NO3-.
Chemo-autotrofe organismen: organismen die met behulp van energie uit oxidaties van anorganische
stoffen organische stoffen maken uit anorganische stoffen.
Paragraaf 15.2 Populaties
Kleine, kwetsbare populaties
Fitness: het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie.
Een gevarieerde genetische samenstelling van de populaties verhoogt de overlevingskansen van de
populatie.
Inteelt: kruisen van nauwverwante dieren, waarbij afwijkingen kunnen ontstaan.
Biotische factor: invloed afkomstig van de levende natuur.
Het gaat hierbij om (invloeden afkomstig van) organismen.
Abiotische factor: invloed afkomstig van de levenloze natuur.
Het gaat hierbij om bijvoorbeeld de temperatuur of de wind.
Populatiedynamiek
Populaties nemen af door sterfte en emigratie zij groeien door geboorte en immigratie.
Leven in een nieuwe omgeving
Hoeveel soorten maximaal op een eiland kunnen leven, hangt af van de grootte van het eiland.
Meestal heeft een groot eiland meer habitats en ecologische niches dan een klein eiland.
Habitat: een leefomgeving met specifieke abiotische en biotische factoren die voor een soort
belangrijk zijn.
Niche: geeft de ‘functie’ of het ‘beroep’ van een bepaalde soort in een gebied aan.
Veranderen de omstandigheden op een eiland, dan kunnen er andere habitats en ecologische niches
ontstaan.
De grootste biodiversiteit vind je in een landschap waar ecosystemen langzaam in elkaar overgaan
het tussenliggende gebied vormt een gradiëntecosysteem.
Gradiëntecosysteem: ecosysteem met geleidelijke veranderingen van soortensamenstelling en
milieufactoren dat zorgt voor grote biodiversiteit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Noa06. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.