Samenvatting week 5 EU-recht
Eijsbouts e.a.: Hoofdstuk 2 p. 57-69, Hoofdstuk 5 p. 176-179 en 186-197.
4. begrenzing en richting EU-wetgeving: Het stelsel van bevoegdheden
De vraag: wanneer EU wetgever over mag gaan tot uitoefenen van zijn taak en welke grenzen moeten
in acht worden genomen?:
4.1. Het beginsel van bevoegdheidstoedeling
EU wetgever mag niet zomaar elk onderwerp regelen (beperkte bevoegdheid). Art. 5 lid 1 VEU. Dit
beginsel gaat uit van de gedachte dat het ultieme overheidsgezag bij de lidstaten ligt. Dat betekent dat
de lidstaten afzonderlijk voor elk beleidsterrein of onderwerp expliciet de beslissing moeten hebben
genomen om aan EU de bevoegdheid toe te kennen om iets te regelen dat oorspronkelijk tot hun
domein behoorde. EU wetgever moet dus eerst op zoek naar specifieke bevoegdheidsgrondslag in de
Verdragen die geschikt is voor het onderwerp. EU is op steeds meer terreinen bevoegd. Ook in laatste
verdrag (van Lissabon) nieuwe bevoegdheden → art. 194 VWEU energiebeleid ontwikkelen. Verder
hebben nieuwere bevoegdheden vaak een beperkter toepassingsbereik → 114 VWEU, in art. 83
VWEU is bevoegdheid sterk ingeperkt.
- Bijzondere rechtsbasis art. 352 VWEU= flexibliteitsbepaling. Sterkt ertoe oplossing te bieden voor
gevallen waarin geen specifieke rechtsbasis is en optreden Unie noodzakelijk is om doelstellingen
te verwezenlijken.
- Uit beginsel beperkte bevoegdheidstoedeling volgt dus een basisvereiste (alles moet geldige
rechtsbasis/grondslag hebben). → legaliteitsbeginsel EU-rechtelijke invulling.
- Vrijheid EU-wetgever wordt ingeperkt door HvJ en deze kan rechtsgrondslagen niet naar eigen
goeddunken interpreteren en gebruiken.
- Geschikte rechtsbasis van belang om gezag Uniewetgever te legitimeren en soms schrijft basis voor
welke rechtshandelingen mogen worden vastgesteld→ art. 83 VWEU bijv. schrijft voor dat
wetgever alleen richtlijnen mag vaststellen.
- Vaak spreekt rechtsbasis algemener over ‘maatregelen’ die kunnen worden aangenomen (wetgever
mag kiezen). Echter zijn er verdragsbepalingen die uitdrukk voorschrijven dat harmonisatie van
wetgeving niet is toegestaan (bijv. art. 167 lid 5 VWEU) of dat enkel wordt gestreefd naar
coördinatie van beleid of aanvullend Unie-optreden. Dan is gebruik verordening en richtlijn
uitgesloten en zal gebruik van sui generis-besluiten of ‘zachte’ rechtsinstrumenten.
4.2. grenzen EU-bevoegdheden
Afbakenen EU-bevoegdheden kan politiek als juridisch heikele kwestie zijn. Als EU nniet op alle
terreinen wetgevingsbevoegdheid heeft, dan verdeling wetgevingsautoriteit EU en lidstaten. Het HvJ
kan uiteindelijk beoordelen of de gekozen rechtsbasis de juiste was. HvJ ziet het zo: keuze mag niet
alleen afhangen van de opvatting van wetgevinginstelling (of gezamenlijk oordeel wetgever) over de
nagestreefde doelen van wetgevingshandelingen die in het geding is. Keuze moet ‘ook’ berusten op
objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vastbaar zijn (met name de inhoud en doel van
handeling). → Hof oordeelt dus gelet op inhoudelijke bepalingen en doelstellingen die uit
wetgevingshandeling voortvloeien.
Uitspraak Tabaksreclamerichtlijn → verplichtte lidstaten wetgeving iz tabaksreclame gelijk te trekken en
deed dat door reclame grotendeels te verbieden. Bescherming volksgezondheid was hoofddoel richtlijn.
Dit terwijl EU op terrein van volksgezondheid zachte beleidscoördinerende maatregelen mag nemen.
Uiteindelijk vernietigde HvJ de richtlijn, maar niet omdat richtlijn strijdig was met harmonisatieverbod.
Richtlijn was vastgesteld o.b.v. art. 114 VWEU is, en HvJ oordeelde dat wetgeving o..b.v. deze
rechtsgrondslag ook andeer beleidsdoelen mag dienen, zolang betreffende wetgeving ook obstakels
voor functioneren van interne markt aanpakt. Hier het geval, omdat verbod uit richtlijn vrijwel geen
markt voor zulke reclame meer overliet.
• Verder kunnen behalingen Handvest niet als rechtsbasis worden gebruikt. En mogen niet worden
geïnterpreteerd op zodanige manier dat het leidt tot uitbreiding bevoegdheden. Art. 51 en 52
Handvest.
, 4.3. Bevoegdhedencatalogus
Verdrag van Lissabon. De reggel dat Unie alleen bevoegdheden heeft die haar zijn toegekend, laat in het
midden wat aard en reikwijdte is van die bevoegdheden en of lidstaten dan nog eigen maatregelen
mogen nemen. Een systematiek in art. 3 t/m 6 VWEU. Resultaat is een systeem dat bestaat uit
verschillende type bevoegdheden. Bestaande rechtsbases worden geclassificeerd onder deze typen.
1. Op beperkt aantal gebieden is Unie exclusief bevoegd → art. 3 VWEU. Bijv. invoerrechten derde
landen, mededingingsregels, monetair beleid, afspraken hoeveelheid visvangst,
handelsovereenkomsten derde landen.
2. Meeste bevoegdheden zijn gedeeld art. 4 VWEU, denk aan interne markt, sociaal beleid,
economische sociale en territoriale samenhang, landbouw visserij e.d. dus lidstaten kunnen
onderwerp zelf reguleren, maar niet voor zover Unie heeft opgetreden. EU bevoegdheid heeft
voorrang en daarmee een ‘blokkeringseffect’. Soms geen ruimte meer voor nationale wetgever.
3. Coördinerende, ondersteunende en aanvullende bevoegdheden voor Unie, die bevoegdheden en
verantwoordelijkheden van lidstaten voorop laten staan (art. 5 en 6 VWEU). Economisch beleid,
werkgelegenheidsbeleid e.d. op deze gebieden Unie geen maatregelen die beleid van lidstaten
verdringen of gelijktrekken. Wetgevingsgezag lidstaten volledig in tact, maar EU kan wel andere
maatregelen treffen, bijv. studentenuitwisselingprogramma.
opmerkingen hierover:
a. Deze bepalingen vormen zelf geen rechtsgrondlagen;
b. Men vindt in veel gevallen waarin EU bevoegdheden en regels bestaan resterende bevoegdheden
voor lidstaten. Soms wordt die mogelijkheid geboden door (harmonisatie)regeling zelf, soms door
Unieverdrag of VWEU. Bijv. art. 193 VWEU bepaalt dat lidstaat verdergaande
beschermingsmaatregelen milieugebied mag nemen.
Beperking in uitoefening EU-bevoegdheden: subsidiariteit
Beginsel verplicht EU-wetgever ertoe te bepalen of hij wel de meest geschikte is om het onderwerp te
reguleren. Art. 5 lid 3 VEU. De toets die wetgever moet uitvoeren is tweeledig:
a. Gekeken worden naar capaciteit van lidstaten om probleem zelfstandig (op verschillende niveaus)
aan te pakken. Als vastgesteld capaciteit ‘niet voldoende’ is, dan
b. Kijken of de EU ‘beter’ in staat is om onderwerp te regelen.
Beginsel beschermt dus de wetgevingsautonomie lidstaten en ook vanuit democratisch oogpunt van
belang→ zorgt ervoor dat wetgeving zo dicht mogelijk bij burger kan worden vastgesteld.
• Sinds verdrag lissabon ook nationale parlementen rol in toezicht op naleving subsidiariteitsbeginsel
gebaseerd op Protocol 2 bij de Verdragen. Nationale parlementen hebben het recht om EU
ontwerpwetgeving te beoordelen. Als tot conclusie voorstel onvoldoende in lijn met beginsel,
dankunnen gemotiveerd advies een subsidiariteitswaarschuwing sturen aan EU-
wetgevingsinstellingen. Voorstel moet worden herzien als ten minste 1/3 nationale parlementen
een gele kaart instuurt. Herzieningsbesluit kan resulteren in wijziging, intrekking of handhaving
oorspronkelijke voorstel. Herzieningsbesluit moet gemotiveerd worden.
• Meer inpact heeft zogeheten ‘oranje kaart’ die is aan orde als gewone meerderheid nationaal
parlementen tot conclusie dat voorstel niet overeenstemming subsidiariteitsbeginsel. Ook dan
eerste stap dat Commissie voorstel moet herzien. In deze situatie is het zo dat wanneer Commissie
besluit voorstel te handhaven dat kwestie wordt voorgelegd aan de Raad en EP en zij kunnen
voorstel verwerpen.
• Aan HvJ wordt expliciet rechtsmacht toegekend om uitspraak te doen over
subsidiariteitsschendingen. Tot op heden HvJ nog geen wetgeving vernietigd wegens schending
beginsel.
• Naast erkenning dat beginsel inherent politiek element heeft, is er dus een beweging beginsel meer
juridische relevantie te geven. In praktijk vaak bijv. gekeken naar schaal van het te adresseren
probleem en mate waarin grensoverschrijdend van aard is. Dit kan argumenten opleveren waarom
EU beter is om op te treden.
4.5. Beperking in de uitoefening verleende EU-bevoegdheden: Evenredigheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller beterdanathenastudies. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.