THEMA 6: STANDAARDISATIE, GENERALISATIE
EN RANDOMISATIE IN RELATIE TOT VARIATIE
Aangeven wat wordt verstaan onder de drie V’s (triple R) van Russell en Burch en het belang van de drie
V’s als leidend beginsel voor het gebruik van dieren in wetenschappelijke procedures.
De drie V’s van Russel en Burch zijn:
1. Vervanging: je wil geen dierproeven doen als beginsel, dus eerst moet je onderzoeken of er
dierproefvrije alternatieven zijn (organoids, celkweek, organ in a chip).
2. Vermindering: als je dan toch een dierproef gaat doen, wil je zo min mogelijk dieren gebruik maar
wel een betrouwbaar resultaat verkrijgen ermee. Dit kan door gepaarde metingen en goede
meettechnieken.
3. Verfijning: de dieren die je gaat gebruiken, moeten zo goed mogelijk gehuisvest worden. Denk
hierbij aan de gezelschapsdieren zo min mogelijk alleen zetten.
De rol van proefdierkunde kunnen beschrijven
Mensen zijn heterogeen en dus zijn er heel veel nodig = veel geld en tijd. Daarom niet geschikt als model
voor zichzelf naar de ethische en juridische bezwaren. Dierproeven worden daarom uitgevoerd met als
beginsel het model: A zegt iets over B zonder het invloed heeft op elkaar. Als je iets doet in het ene dier,
geeft dat inzicht over een ander dier.
De dierkeuze is op basis van de fylogenie. Deze wordt gemaakt op basis van genen: hoe meer
gemeenschappelijke C, G, T en A, hoe dichterbij de gemeenschappelijke ouder is. Dit wordt gedaan met
mDNA. Daarnaast is het van belang wat je wil onderzoeken. Ook zijn er praktische aspecten:
Beschikbaarheid van het model
Kennis van het betreffende diersoort
Zoölogie/biologie (huisvestingseisen, ruimte, voeding en generatietijd)
Financiële mogelijkheden
Het concept ‘variabiliteit’ (veranderlijkheid) uitleggen, evenals de oorzaken ervan en de methodes om
variabiliteit te verminderen toelichten
Variabiliteit is de spreiding die je in je resultaten hebt. Dit kan komen door biologische variatie.
Interne validiliteit zegt iets over de kwaliteit van de proefopzet en of er geen confounder factors zijn. Dit is
relevant bij causale studies. De externe validiliteit zegt iets voer de extrapoleerbaarheid.
Beschrijven wat een confounder is, ook middels een voorbeeld
Confounder effect: iets anders brengt het verschil wat je meet. Als dit komt door een tekortkoming in je
proef heet het een bias. Het uitsluiten van confounders kan door registratie, randomisatie, blindering en
eventueel interne controles. Interne controles kun je doen door een gepaarde meting: het varken eerst in
het open veld zetten zonder amfitimine en daarna met. Een confounder factor hierbij is als je twee dagen
meet, dat het varken gewend raakt aan de omgeving.
Door deze ruis kun je minder goed het effect meten. Om dit op te lossen zou je langer door kunnen
meten. Binnenproef variatie: het ene varken is dapperder dan de ander.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lifesciences. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.