HOOFDSTUK 1. OVERZICHT VAN DE STAATSRECHTELIJKE PRINCIPES
Essentie = bescherming van personen tegen willekeur van de overheid
Het Grondwettelijk recht in materiële zin omvat meer dan de geschreven GW.
– grondregels en basisprincipes die de inrichting van de Staatsinstellingen beheersen, neergeschreven of niet.
– België is een democratie, een rechtsstaat, een federale staat en een GWtelijke staat die beheerst wordt door de
scheiding der machten.
– grotendeels gericht op de bescherming van de burger tegen overheidswillekeur.
DE FORMELE GW:
– noemt deze principes niet allemaal uitdrukkelijk. Wanneer dat Wel gebeurt, wijst dit eerder op een ommekeer,
of duidt het aan dat dit principe niet als vanzelfsprekend wordt beschouwd.
– Bv. art. 1 Gw vermeldt sinds 1993: België is een federale staat, hiermee wordt uitdrukkelijk bevestiging
gegeven aan een evolutie van disintegratie die enkele decennia eerder werd ingezet, en nog steeds
voortbeweegt.
– Dat België een rechtsstaat is of een democratie, staat daarentegen nergens in de GW vermeld.
Daarnaast is België ook een monarchie. Dat is geen dragend principe, maar was in 1830 eerder een pragmatische
beslissing om de leefbaarheid van het prille België te verzekeren. Het heeft echter wel consequenties voor de
instellingen en hun verhoudingen. Het werkt ook op de andere staatsrechtelijke principes in: het erfelijk statuut van de
Koning roept vragen op vanuit een democratische invalshoek, maar de figuur van de Koning kan ook voor pragmatische
oplossingen zorgen binnen de fragiele verhoudingen van een consensusdemocratie.
Daarnaast zijn er nog enkele principes die eerder sturend zijn voor de inhoud van het beleid dan voor de institutionele
inrichting:
– het principe van de sociale welvaartstaat (of de verzorgingsstaat)
– het duurzaamheidsprincipe.
Beide principes worden vermeld in dit overzicht, maar ze worden niet verder uitgewerkt in een afzonderlijk deel,
omdat ze minder impact hebben op de inrichting van de algemene publieke instellingen. Ze komen wel terug bij de
bespreking van grondrechten.
1
,1.1 BELGIË IS EEN GRONDWETTELIJKE STAAT
VASTE REGELS
– machtsoverdracht is aan vaste regels onderworpen
– de verhoudingen tussen de staatsmachten en de verhoudingen met de burger worden vastgelegd in vaste
regels.
– Deze GWtelijke regels beperken de staatsmacht
– Deze fundamentele regels kunnen in een geschreven GW staan, die moeilijk te wijzigen is.
– In sommige staten, zoals het VK, is er geen geschreven GW, maar gelden deze regels als algemeen geldende
principes (bv. 'sovereignty of parliament').
FUNDAMENTELE REGELS
In België zijn de fundamentele regels met betrekking tot de staatsmacht en de institutionele organisatie, evenals de
grondrechten van burgers, neergelegd in formele rechtsbronnen:
– De meeste regels zijn van constitutieve aard en staan in de GW en bijzondere meerderheidswetten, die
moeilijk te wijzigen zijn en waaraan ook de formele wetgever is onderworpen
– De belangrijke positie van de Belgische GW blijkt uit artikel 33, 2° Gw, volgens hetwelk “alle machten worden
uitgeoefend op de wijze bij de GW bepaald".
– Andere regels van GWtelijk recht staan in gewone wetten of zijn neergelegd in ongeschreven regels:
gewoonten of algemene rechtsbeginselen.
GEEN DEELSTAAT GRONDWETTEN:
– Anders dan in de meeste federale staten, zijn er geen afzonderlijke GWten voor de deelstaten.
– Wel constitutieve autonomie toegekend mbt welomschreven aspecten van de verkiezing, samenstelling en
werking van hun parlementen en de samenstelling en werking van hun regeringen. Die is echter zeer beperkt
en vaak aan voorwaarden gebonden.
– Dat betekent niet dat voor de deelstaten geen GWtelijke regels gelden → De belangrijkste regels mbt de
institutionele inrichting van de deelstaten zijn terug te vinden in federaal recht: de GW, bijzondere
meerderheidswetten en soms ook gewone wetten.
– De deelstaten hebben daarin inspraak, omdat de Senaat GWsherzieningen en bijzondere meerderheidswetten
mee moet goedkeuren.
– Bovendien hebben ze bij de bijzondere meerderheidswetten onrechtstreeks inspraak via de taalgroepen.
– Alleen de Duitse Gemeenschap heeft nauwelijks zeggenschap over haar eigen institutionele organisatie, omdat
ze niet tot een taalgroep behoort en slechts één lid kan afvaardigen in de Senaat.
'CONSTITUTIONALISME
'Constitutionalisme' in brede zin, heeft een meer inhoudelijke betekenis:
– Het betekent dat de overheid is onderworpen aan materiële GWtelijke principes die haar beperken en die
overheidswillekeur tegengaan
2
, – Zoals het principe van de rechtsstaat, democratische beginselen, en de eerbiediging van fundamentele
mensenrechten
→ Deze materiële principes worden verder in dit inleidend deel overlopen.
1.2 BELGIË IS EEN DEMOCRATIE
WAT HOUDT HET IN
– In een democratie wil men macht legitimeren, door burgers te betrekken bij het Overheidsbeleid.
– Wetten worden hen daarom niet zomaar opgedrongen: burgers hebben inspraak, en kunnen de wetgever ter
verantwoording roepen.
– De wetgever ter verantwoording roepen kan via verkiezingen, maar ook via meer directe vormen van inspraak.
REPRESENTATIEVE DEMOCRATIE
– 1831 ingericht als een representatieve democratie; met een Verkozen parlement.
o als een reactie tegen het als verdrukkend ervaren bewind van Koning Willem I in het Verenigd
Koninkrijk der Nederlanden
o leidde tot de versterking van de wetgevende macht en de consecratie van de wet in de Belgische GW
– De term 'democratie' komt in de Belgische GW niet voor.
– Wel stemde de constituante in 1830 reeds een Decreet van 22 november 1830 over de regeringsvorm, waarin
de "GWtige vertegenwoordigende alleenheersing, onder een erfelijk hoofd” als regeringsvorm werd gekozen.
– Die keuze voor een vertegenwoordigende of representatieve democratie, wordt verder uitgewerkt in de GW,
die de regels bepaalt voor de verkiezing van het parlement en aan de wetgevende macht de primaire
wetgevende bevoegdheid geeft.
BRON VAN SOEVEREINITEIT
– De GWgever legt evenwel de bron van soevereiniteit niet bij het parlement, noch bij het volk, maar bij de natie →
artikel 33 Gw gaan alle machten uit van de Natie.
– Natie = het concept van nationale soevereiniteit, zoals dat in Frankrijk werd ontwikkeld op basis van de ideeën van
Sièyes.
– De Verlichtingsideeën komen daarin sterk tot uiting: de met rede begiftigde kiezers stellen een
vertegenwoordigend orgaan aan, dat door verlichte discussies een beredeneerde nationale wil vastlegt.
– Daaruit vloeit een functioneel concept van stemrecht voort, dat de toegang tot de politieke macht lang in handen
hield van de bezittende elite: stemrecht kwam immers niet iedereen toe, maar enkel wie 'met rede begiftigd' was
— wat neerkwam op de vermogende, gestudeerde elite. De idee van referenda of directe democratie is hiermee
in strijd.
MEERDERHEIDSMODEL
België evolueerde vervolgens mee naar een meer concreet meerderheidsmodel.
– In dat model is deelname aan het beleid een democratisch grondrecht.
– Het stemrecht is zo geëvolueerd naar een universeel enkelvoudig stemrecht.
– De parlementsleden vertegenwoordigen enkel volgens de GW nog de gehele natie.
– In werkelijkheid vertegenwoordigen zij de concrete bevolking, en leggen zij vooral verantwoording af tav hun
kiespubliek.
3
, NATIE-IDEE IS ACHTERHAALD
– De idee van één en ondeelbare Natie waarin alle macht besloten ligt, is ook door de GW zelf achterhaald, door
de opsplitsing van het land in taalgebieden, taalgroepen en deelstaten.
– Doordat de politieke partijen in de loop der tijd geregionaliseerd zijn
– België kent nauwelijks nog nationale politieke partijen,
– doordat de kieskringen samenvallen met de grenzen van de gewesten, treden Franse en Vlaamse politici
voornamelijk voor hun eigen taalgemeenschap op.
– Dat werkt "communautaire" radicalisering in de hand, waarbij politieke partijen harde standpunten innemen
over vraagstukken die betrekking hebben op de taalgemeenschappen.
CONSENSUS DEMOCRATIE
– De verdeeldheid tussen de taalgroepen heeft van België een consensusdemocratie gemaakt: een democratie
waarin structurele sub-groepen in het beleid worden opgenomen.
– Op federaal niveau wordt de Franstalige minderheid beschermd door allerlei mechanismen die overleg tussen
de taalgroepen noodzakelijk maakt:
o de regering is paritair samengesteld uit beide taalgroepen,
o voor sommige materies is een meerderheid in elke taalgroep vereist
o elke taalgroep beschikt dus over een vetorecht
o elke taalgroep evenals de gemeenschappen gewestparlementen kunnen de parlementaire procedure
schorsen indien zij van mening zijn dat een voorliggend wetsvoorstel de belangen van hun
gemeenschap kan schaden. (alarmbel)
– In dit concept zijn referenda nog steeds uit den boze, omdat zij geen rekening houden met de (structurele)
minderheidsgroep.
VOLKSRAADPLEGINGEN OF REFERENDA
Het schrikbeeld is nog steeds de in het historisch overzicht reeds vermelde volksraadpleging — eigenlijk een plebisciet
— die in 1950 werd gehouden over de vraag of de in diskrediet geraakte Koning Leopold III kon terugkeren en het land
in crisis bracht.
– Sinds de zesde staatshervorming zijn de gewesten wel bevoegd om volksraadplegingen te houden over materies
die tot hun exclusieve bevoegdheid behoren. Dat kan omdat zij homogeen zijn samengesteld.
– Alleen in het Brussels Gewest zou dit voor problemen kunnen zorgen, gezien de aanwezigheid van een Vlaamse
minderheid
CONCLUSIE GRONDWETTELIJK SYSTEEM BELGIË
Het representatief karakter van de Belgische democratie betekent echter niet dat wetten die door het parlement
gestemd worden, per definitie legitiem zijn.
Volgens een deliberatief concept van democratie zijn wetten legitiem wanneer ze het resultaat zijn van een integrale,
geïnformeerde en transparante belangenafweging.
In de GW komen burgers voornamelijk aan bod als kiezers die het parlement samenstellen, en als personen die van
grondrechten genieten. Zij hebben geen recht op een wetgevingsproces waarin burgers concreet volgens een
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller uarechtenstudent24. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.17. You're not tied to anything after your purchase.