Dit zijn uitgebreide aantekeningen van de colleges van het vak Behaviour & Environment 3: Cognition, Attitude and Motivation (SOW-PSB3BE15E). Dit is een derdejaars vak van de studie psychologie aan de Radboud Universiteit.
College 1 (05/09) -Thinking before doing
Mental representations
De omgeving, situatie of context activeert allerlei mentale representaties.
Deze mentale representaties hebben invloed op ons gedrag.
Door gebruik te maken van dit simpele model, kan je tot een bepaalde
mate uitleggen wat mensen doen en waarom ze dat doen. De mentale
representaties zijn nodig om inzicht te krijgen in de vraag waarom mensen
doen wat ze doen.
Mentale representaties zijn gedefinieerd als: elke mentale inhoud of
operatie die staat voor iets anders in de wereld. Een mentale representatie
is iets dat je dus in gedachten hebt over iets anders. Voorbeelden van
mentale representaties zijn: categorieën, exemplaren, symbolen, mentale
beelden, herinneringen, waarheidsaarden, kansen en schema’s. De mentale representaties die we in
gedachten hebben, kan ons gedrag en perceptie sterk sturen.
Er zijn vele functies van mentale representaties die in het dagelijkse leven helpen:
Het helpt in classificeren in wat we zien en observeren in onze omgeving. Het geeft ons
bijvoorbeeld meer inzicht en wat we kunnen doen met de objecten die we zien en hoe de
objecten voelen.
Het stuurt onze aandacht en de interpretatie van informatie. Als we dorstig zijn, zien we een
glas water vaak als groter. Het stuurt de aandacht naar het glas.
Het helpt communiceren.
Het helpt om na te denken over de wereld.
Het algemene idee van mentale representaties is dat wanneer een bepaalde context wordt
geactiveerd, het ons helpt om de interpreteren.
Andere belangrijke aspecten van mentale representaties zijn de availability en accessibility van
mentale representaties. Accessibility kan worden gedefinieerd als het activatie potentieel van
available kennis. Kennis die available is kan accessible worden. Het is niet altijd accessible. Zodra een
bepaalde categorie van kennis wordt geactiveerd, verhoogt het de accessibility.
Hoe wordt kennis opgeslagen in onze mind?
Er zijn verschillende modellen die uit proberen te leggen hoe informatie wordt bewaard in de
mentale representaties. Verder in het college en in artikel 1 worden verschillende modellen
besproken. Modellen 1 t/m 4 maken gebruik van een computer metafoor. Modellen 5 t/m 7 zijn
minder abstract en de computer metafoor wordt er minder bij betrokken. De modellen betreffen
daarentegen meer het lichaam, verschillende hersengebieden of zelfs de situatie. Het is nog
onduidelijk welk model waarheid is.
,Model 1: associative network models:
Het model heeft een simpele associatie, zoals denken. Er zijn
verschillende nodes, die informatie bevatten en gerelateerd zijn aan
elkaar. Zie de afbeelding voor een voorbeeld van een associatief
netwerk dat iemand bij koffie heeft. Sommige lijnen in de afbeelding
zijn dikker dan andere lijnen. Sommige associaties zijn dan voor de
persoon sterker dan de andere associaties zijn. Men bewaart dus
kennis in nodes die gerelateerd zijn aan elkaar. Wanneer een node
wordt geactiveerd, spreidt het naar de andere nodes. Het is dan
accessible.
Model 2: schema models:
Dit model is gevormd door Bruner. Hij praatte over kennis representatie en opslag in termen van
schema’s. De kennis wordt opgeslagen in de schema’s en men gebruikt deze schema’s als een soort
lens waarmee we de wereld om ons heen zien. Men heeft volgens hem schema’s voor allerlei
situaties. We gebruiken een schema dan als lens voor hoe we de wereld op dat specifieke moment
zien. We gebruiken de schema’s om het gedrag van anderen te zien en te interpreteren. Het richt
onze aandacht en het speelt een rol in het geheugen en oordelen.
Model 3: predictive coding:
Predictive coding is een meer Bayesian process dat het volgende betreft:
Je hebt een prior en dit is wat je verwacht. De priors beïnvloeden de perceptie. Wat je
verwacht heeft invloed op jouw perceptie. De hersenen zijn een soort machine die de
toekomst voorspelt.
Je hebt ook een posterior. Dit is het verschil/vergelijking tussen de perceptie en de prior. De
prior die je hebt kan verschillend zijn tussen situaties. Hoe je denkt over de smaak van koffie
kan bijvoorbeeld afhangen van de plek waar je de koffie vandaan haalt.
In dit model gebruiken ze dus een computer metafoor voor de mentale representaties.
Model 4: connectionist models:
Het model heeft overeenkomsten met de mentale representaties uit
het associatieve netwerk model. Het bestaat ook uit nodes en links
tussen de nodes. In dit model hebben de nodes op zichzelf echter
geen betekenis. Ze hebben samen betekenis. De links tussen de
nodes kunnen nu niet alleen vergemakkelijken (zoals bij het
associatieve netwerk model), maar elkaar ook remmen. Activatie
van kennis is een proces dat verschillende lagen heeft. Het heeft
input, connection weights (verborgen) en output elementen. Samen
heeft het betekenis.
Model 5: multiple format models:
1 van deze modellen is de memory system model, dat werd
uitgebracht door Amodio en Ratner. Ze stellen dat de
voorgaande modellen over het hoofd zien dat we kennis in
verschillende hersengebieden opslaan. De voorgaande
modellen veronderstellen dat we alle kennis op een vergelijkbare manier opslaan. Amodio en Ratner
stellen dat dit niet het geval is. We gebruiken volgens hen verschillende hersengebieden om van de
wereld om ons heen te leren, we gebruiken het voor verschillende types leren en de verschillende
leertypes zijn ook gerelateerd aan verschillende type gedrag. Het affectieve component, dat het
meest wordt onderzocht in dit model, is gerelateerd aan approach en avoidance gedrag.
,Model 6: embodied cognition:
Embodied cognition models veronderstellen niet alleen dat we kennis representeren in onze geest
(mind), maar ook in ons lichaam. Het wordt gerepresenteerd in allerlei sensorische informatie die we
hebben. Sensorische modaliteiten zijn dus betrokken bij de mentale representaties die we hebben.
Neem als voorbeeld weer de koffie. Wanneer je denkt aan koffie, wordt de sensorische informatie die
is opgeslagen met de mentale representatie van koffie geactiveerd. De geur, de smaak en het gevoel
van de warme beker wordt dan bijvoorbeeld geactiveerd. Naast de meer abstracte kennis die we
hebben, activeren en herinneren we ook de modaliteit-specifieke informatie. In embodied cognition
models wordt er gesproken van a-modal models en modal models. A-modal models zijn de modellen
die tot nu toe in het college zijn besproken, dus zonder de modaliteit-specifieke informatie
inbegrepen in de mentale representatie. Een modal model is embodied cognition en het betreft dus
de modaliteit-specifieke informatie.
Model 7: situated cognition:
Het stelt dat mentale representaties resulteren vanuit dynamische interacties tussen het brein, het
lichaam en de omgeving. Het is soms geeneens nodig om de kennis opgeslagen te hebben in de eigen
mind of lichaam, maar buiten het lichaam. Je weet dat de informatie bijvoorbeeld bestaat op een
post-it note of op de computer.
Impulsive vs reflective behaviour
Automaticity:
Automaticity is sterk gerelateerd aan impulsief gedrag. Als je leest over automaticity, dan kom je vaak
de ‘four horsemen’ tegen. Het zijn verschillende concepten die gerelateerd zijn aan automaticity. Laag
of hoog scoren op deze ‘four horsemen’ is gerelateerd aan meer of minder automatisch gedrag.
Level of consciousness:
Hoe minder we ons bewust zijn van bepaalde dingen, hoe automatischer het gedrag is.
Level of intentionality:
Hoe minder intentie je hebt, hoe automatischer het gedrag is.
Level of controllability:
Hoe minder controleerbaar, hoe automatischer het gedrag is.
Level of efficiency:
Hoe efficiënter je wordt, hoe automatischer het gedrag wordt. Denk aan het leren autorijden.
Aan het begon koste het veel moeite en was je nog niet zo efficiënt. Hoe meer je autorijdt,
hoe efficiënter en automatischer het wordt.
Reflective impulsive system:
Dit model is van Strack en Deutsch. Het is
een dual system model. Het heeft
namelijk 2 systemen: een reflective
system (normale lijn) en een impulsive
system (stippel lijn). De 2 systemen
werken in parallel.
, Impulsieve systeem:
Het impulsieve systeem is altijd geactiveerd. Het is dus altijd het geval dat je allerlei associaties
activeert. In dit model zien ze deze associaties als een spreidende activatie, zoals bij het associative
network model. Alle associaties spreiden activatie en dat kan leiden tot gedragsmatige schema’s en
dan tot gedrag. Het is dus gebaseerd op associaties. Gedrag binnen het impulsieve systeem is
gebaseerd op het verspreiden van activering van kennis naar motorische representaties volgens
ideomotorische processen. Denken aan gedrag is al genoeg om gedrag te triggeren.
Iets laten zien, leidt tot activatie van allerlei stereotypische associaties met de specifieke groep. Dit
kan leiden tot gedrag.
Reflectieve systeem:
Het reflectieve systeem maakt
gebruik van het impulsieve
systeem, maar het is niet altijd
geactiveerd. Het wordt alleen
geactiveerd als men genoeg
motivatie en mogelijkheid heeft om het te gebruiken. Als je bijvoorbeeld net bent begonnen met
autorijden en je erg drukt bent met het autorijden, heb je niet de mogelijkheid om iets anders te
kunnen doen. Het kan bijvoorbeeld ook zijn dat je de cognitieve capaciteit niet hebt, omdat je
bijvoorbeeld erg moe bent aan het einde van de dag. Het reflectieve systeem is niet gebaseerd op
associaties, maar het gebruikt ze. Het maakt voorstellen vanuit de associaties en dit relateert aan de
beslissing/keuze die men maakt. Deze keuzes leiden tot intenties en deze intenties relateren aan
gedrag. Gedrag in het reflectieve systeem is dus gebaseerd op keuzes. Keuzes kunnen, door middel
van intenties, motorische representaties in het impulsieve systeem activeren. De keuzes kunnen
gebaseerd zijn op:
Een volledige overweging van voordelen en nadelen.
Intuïtie, deze optie voelt goed/slecht.
Ergens er tussen in.
Het idee hierbij is dat als er sprake is van een keuze, is er enige vorm van reflectie.
Reflective impulsive system:
Mensen maken voorstellen op basis van de
associaties die geactiveerd zijn in het
impulsieve systeem. In de afbeelding is dat
“dit is een oudere persoon”. Dit is een
combinatie van de associaties. Op basis van de
voorstellen maakt men beslissingen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jsmorenburg4. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.72. You're not tied to anything after your purchase.
