Dit is de door de Universiteit Leiden verstrekte begrippenlijst waarvan ik de definities heb bijgevoegd. Hij is helemaal compleet en op volgorde van de stof.
Psychology: Parental development and the newborn period
All for this textbook (8)
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Psychologie
Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie
All documents for this subject (33)
1
review
By: juliavanwesterop • 6 year ago
Translated by Google
Complete, well explained! Thanks!
Seller
Follow
Nassy1998
Reviews received
Content preview
Begrippenlijst O&O
Week 1
Hoofdstuk 2:
Apoptose: geprogrammeerde celdood.
Conceptonnconcepte: de eicel en de zaadcel komen samen en er ontstaat een bevruchte
eicel.
Embryo: de ongeboren baby in de vroegste staat van ontwikkeling: tot een week of 9.
Fetusnfoetus: de ongeboren baby in het stadium waarin gelijkenis met het volwassen
stadium gaat optreden: vanaf week 9 tot de geboorte.
Fraternal twinsntwee eiige tweeling: twee bevruchte eicellen die tegelijk in de
baarmoederwand komen.
Gametesngameten: haploïde geslachtscellen (heef n van de twee chromosomen in een
paar van een diploïde cel)
Identcal twinsneeneiige tweeling: komt uit n gezamenlijke zygote die gesplitst is.
Meiosisnmeiose: de deling van een diploïde cel naar gameten -> waarbij dus het aantal
chromosomen door tweeën gedeeld wordt.
Mitosisnmitose: normale deling van cellen. De cel kopieert zichzelf als het ware (er komt dus
hetzelfde aantal chromosomen in de dochtercellen, namelijk 46).
Neural tubenneuraalbuis: voorloper van het centrale zenuwstelsel (in het embryo).
Phylogenetc contnuitynfylogenetsche contnuïteit: het idee dat, door onze
gemeenschappelijke evolutonaire achtergrond, mensen sommige eigenschappen en
ontwikkelingsprocessen delen met andere dieren (voornamelijk zoogdieren).
Placenta: het orgaan dat tjdens de zwangerschap aangemaakt wordt door het embryo in de
baarmoeder. Het vormt een scheiding tussen de bloedsomloop van de moeder en de
bloedsomloop van het embryo. Voedingsstofen gaan van de moeder naar het embryo door
middel van de placenta.
Sensitve periodngevoelige periode: in de gevoelige periode van de ontwikkeling van een
bepaald lichaamsdeel is dit lichaamsdeel gevoeliger voor risico’s.
Teratogennteratogeen: eigenschap van een stof of een ziekte om bij de foetus afwijken te
veroorzaken als de moeder tjdens de zwangerschap met de stof in aanraking komt.
Umbilical cordnnavelstreng: de verbinding tussen de baby en de placenta. Via de navelstreng
krijgt de baby voedingsstofen en zuurstofen.
Zygote: de zygote is in de levenscyclus van een organisme het eerste, eencellige stadium
juist na de versmeltng van twee haploïde gameten, zoals na de bevruchtng van een eicel
door een zaadcel.
Hoofdstuk 11:
Attachmentnhechtng: een emotonele band met een specifek persoon die duurt over
afstand en tjd. Meestal worden hechtngen besproken met betrekking tot de relate tussen
baby en verzorger(s), maar ze kunnen ook voorkomen bij volwassenen.
, Attachment theory: theorie op basis van het werk van Bowlby: kinderen zijn biologisch
vatbaar om hechtngen met verzorgers aan te gaan om hun overlevingskans te verhogen.
Disorganizedndisoriented attachment: een hechtngsstjl waarbij kinderen geen consistente
manier van coping hebben in strange situaton. Ze gedragen zich tegenstrijdig en komen
dazed of gedesoriënteerd over.
Insecure attachment: een hechtngsstjl waarbij kinderen een minder positeve hechtng
hebben met hun verzorger. Kan worden onderverdeeld in: insecurenresistant (ambivalent),
insecurenavoidant of disorganizedndisoriented.
Insecurenavoidant attachment: een hechtngsstjl waarbij kinderen onverschillig lijken en
misschien zelfs vermijden. In strange situaton zijn ze onverschillig bij weggaan en bij
terugkeer. Als ze wel van slag raken zijn ze even makkelijk gerustgesteld door een vreemde
als door een ouder.
Insecurenresistant (or ambivalent) attachment: een type van insecure attachment waarbij
kinderen dichtbij hun verzorger blijven en clingy zijn. Bij strange situaton raken ze van streek
wanneer ze alleen gelaten worden door de verzorger. Als de verzorger terugkeert zoeken ze
comfort maar ook weerstand.
Internal working model of attachment: de mentale representate van zichzelf die het kind
heef, van bekenden en van relates in het algemeen die ontstaat door ervaringen met
verzorgers. The working model leidt kinderen hun interactes met verzorgers en andere
mensen in hun jeugd en later.
Parental sensitvity: verzorgingsgedrag met uitdrukking van warmte en doorgaande
responsiveness naar het kind toe, zoals wanneer ze hulp nodig hebben of in distress zijn.
Secure attachment: een hechtngsstjl waarbij kinderen een positeve en vertrouwende band
hebben met hun verzorger. In strange situaton raakt het kind van slag maar bij terugkeer
herstellen ze snel.
Secure base: de aanwezigheid van een vertrouwde verzorger geef een kind veiligheid
waardoor hijnzij kan de omgeving ontdekken.
Strange situaton: een procedure ontwikkeld door Mary Ainsworth om de hechtng van
kinderen met hun verzorger te ontdekken.
Week 2
Hoofdstuk 3:
Alleles: twee of meer verschillende vormen van een gen.
Behavior genetcs: de wetenschap met de vraag hoe variate in gedrag en ontwikkeling
resulteert uit de combinate van genetca en omgevingsfactoren.
Cerebral cortex: de grijze materie van het brein die een hoofdrol speelt in - wat wij denken -
dat de mensachtge werking is, van zien en horen tot schrijven en emote.
Cerebral hemispheres: de twee helfen van de cortex; voor het grootste deel gaat de
sensorische input van de ene kant van het lichaam naar de tegenovergestelde hemisphere.
Chromosomes: moleculen van DNA die genetsche informate overbrengen.
Crossing over: het proces waarbij delen van het DNA verplaatsen van het ene chromosoom
naar het ander; het zorgt voor variabiliteit tussen individuelen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Nassy1998. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.