1. Over klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag
Volgens Duijker (1959), een van de godfathers van de Nederlandse psychologie, wordt psychologie in
basis- en toepassingsgerichte disciplines verdeeld.
Basisdisciplines Toepassingsgerichte disciplines
Functeleer Klinische en gezondheidspsychologie
Ontwikkelingspsychologie Arbeids- en organisatepsychologie
Sociale psychologie (gedragsleer) Onderwijspsychologie
Persoonlijkheidspsychologie
Methodenleer
Drie modellen die aanknopingspunten bieden voor de afakening van de grens tussen normaal en
abnormaal: het statsch model, het medisch (ziekte-) model en het leer- (onderwijs-) model.
1.1. Het terrein van de klinische psychologie
Het gebied van de psychologie dat zich bezighoudt met afwijkend, slecht- aangepast en abnormaal
menselijk gedrag. Klinische praktjken: diagnose, classifcate, behandeling, prevente en onderzoek.
Abnormal psychology – een equivalent van klinische psychologie uit de Angelsaksische literatuur.
Afwijkingen m.b.t:
- Individuele persoon: afwijkend gedrag (excessief drinken), gedachten (dwanggedachten),
belevingen (extreme angsten). Afwijkingen kunnen zowel afzonderlijk als in combinate
optreden. Gedrag, gedachten en gevoelens hangen samen.
- Relates met andere mensen: overbezorgde moeder, man agressief optreden tegen zijn
vrouw, student ontrekken aan contacten met medestudenten. Deze afwijkingen hebben
tevens invloed op gedrag, gedachten en belevingen binnen het individu.
Afwijkingen kunnen alleen verklaard worden wanneer ze tegen de normale processes gesteld
worden, zoals waarnemen, denken en geheugen, ontwikkeling.
1.2. Aspecten van ‘abnormaal’ gedrag
Zeven factoren die bepalen of gedrag als abnormaal of pathologisch wordt beschouwd(Seligman,
Walker en Rosenhan ,2001). Sprake van abnormaal gedrag bij de aanwezigheid van minimaal 1
factor:
1. Persoonlijk lijden: niet voldoende om over pathologie te spreken;
2. De (dis)functonaliteit van het gedrag: beroepsmatg functoneren en in staat zijn om relates
met anderen onderhouden;
3. Irratoneel en onbegrijpelijk gedrag: boulimia nervosa, psychose;
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies: twee typen situates waarin gedrag als
controleverlies of verlies van zelfeheersing geïnterpreteerd kan worden:
- Regels die het gedrag sturen zijn niet meer werkzaam: tmide persoon die ineens zijn huis
volledig vernield;
- Toeschouwer de aanleiding of de oorzaak van het gedrag dat hij waarneemt niet kent en niet
kan achterhalen.
5. Opvallend en onconventoneel gedrag
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt- Observer discomfort vindt
plaats wanneer de restregels worden overschreden;
, Restregels (Schef, 1966): impliciete sociale verwachtngen;
7. Het overtreden van morele normen
Psychische stoornis (PS): een syndroom, gekenmerkt door klinische signifcante symptomen op het
gebied van de cogniteve functes, emoteregulate of gedrag, dat een uitng is van een disfuncte in
de psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen.
In de defnite van PS van de APA ligt de nadruk op de nadelige gevolgen die een gedrags- of
psychologisch syndroom (groep samenhangende symptomen) kan hebben. PS worden gedefnieerd
door clusters van disfunctonele gedragingen die samengaan met persoonlijk lijden of verslechtering
van het functoneren. Er worden geen mensen geclassifceerd, maar stoornissen die mensen hebben.
1.3. Normaal en abnormaal: waar ligt de grens?
1.3.1. Het statisch model
De grens tussen normaal en abnormaal beantwoorden. Uitgangspunt: menselijke eigenschappen
(intelligente, geneigdheid om angstg te reageren, etc) zijn min of meer normaal verdeeld. Bij
extreem hoge of lage scores wordt van abnormaliteit gesproken. Abnormaal heef uitsluitend een
statstsche betekenis.
Nadelen:
- Waar moet de grens tussen normaal en abnormaal getrokken worden?
- Hoe ongewoon moet gedrag zijn om het abnormaal te kunnen noemen? (de ene stoornis is
in statsch opzicht abnormaler dan de andere);
- Maakt geen onderscheid tussen statsche afwijkingen gepaard met individueel lijden en de
rest;
1.3.2. Het medisch of ziektemodel
Somatogeen – lichamelijke aandoening ligt ten grondslag aan de psychische stoornis (bijv. dementa
paralytca)
Demente paralytca ( general paresis of neurosyflys): een stoornis gekenmerkt door veranderingen
in persoonlijkheid, grootheidswanen, depressies en in een later stadium verlammingsverschijnselen;
Psychogeen – een psychologisch mechanisme ligt ten grondslag aan een stoornis (bijv. onbewuste
conficten of afweer tegen angst).
Nadelen:
- Bezwaren van semantsche aard. Therapie komt uit het Grieks en betekent zielzorg. Hierbij is
de vraag of er sprake van ‘genezing’ kan zijn als er geen onderliggend mechanisme
aangetoond kan worden (Authier, 1975), (Van der Molen, 1985);
Szasz stelt voor stoornissen met ‘mental illness’ i.p.v. met ‘problems met living’ aan te duiden.
- Het gebruik van begrippen als ziekte en therapie werkt stgmatserend;
Labeling-theorie (Gofman,1961), (Schef, 1966): bestempeling als een psychiatrisch patint is
een selfullflling prophecy ( eens gek, altjd gek);
Uit een onderzoek van Rosenhan, waarbij gezonde mensen opgenomen werden in
psychiatrische inrichtngen, kwam naar voren dat de pseudopatinten die geen abnormaal
gedrag vertoonden na hun opname, abnormaal gedrag toegeschreven kregen door het
personeel van de inrichtng. Het koste de pseudopatinten ook moeite om ontslagen te
worden uit de inrichtng (gemiddeld 19 dagen).
, Uit een grootschalig onderzoek naar geestelijke gezondheid bij volwassenen in Nederland
komt naar voren dat bijna een vijfde van de bevolking het jaar voorafgaand aan het
onderzoek een psychische stoornis had (Verbeek, de Graaf 2012). Een derde hiervan heef
beroep gedaan op hulpverlening.
1.3.3. Het leer- of onderwijsmodel
Uitvoering van een
onderwijsprogramma
Bepaling van het ontwikkeld door
Persoonlijk Vermindering van
leerdoel in overleg leraar, leerling past
probleem van het probleem van
tussen leraar en aangereikte kennis en
de leerling de leerling
leerling vaardigheden toe om
het probleem te
verminderen
Stoornissen waar geen duidelijke organische oorzaken aan ten grondslag liggen zijn ontstaan doohetr
verkeerd verlopen van leerprocessen (Authier,1975; van der Molen, 1985);
Twee partjen bij het onderwijsmodel: leraar en leerling; de uitgangssituate wordt beschreven als
persoonlijk probleem; Geen diagnose maar bepalen van leerdoel; Geen stoornissen maar
vaardigheidstekorten.
Voordelen:
- Nadelige bijbetekenissen van het medisch model worden vermeden(minder kans op
stgmatsering);
- Doet meer recht aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen met een persoonlijk
probleem (actevere inbreng door de leerling i.v.m. de patint )
- Het gebruik van onderwijsterminologie doet meer recht aan datgene wat daadwerkelijk
plaatsvindt bij psychologische hulpverlening; Zolang iemand nog zelf de verantwoordelijkheid
kan dragen, aanspreekbaar is voor zijn doen en laten, wordt hij niet als ‘ziek’ beschouwd.
Demarcate- of afgrenzingscriterium – criterium voor (geestes)ziekte.
9. Classificatie
De invloedrijkste classifcatesystemen:
DSM – diagnostc and statstcal manual of mental disorders
ICD- internatonal classifcaton of diseases
, 9.1. Wat is classificeren (van psychologische verschijnselen??
Ordenen van menselijke gedragingen , ervaringen, belevingen of eigenschappen, en niet om het in
hokjes plaatsen van mensen.
Syndroom/stoornis – een groep symptomen die vaak gezamenlijk voorkomen;
Een klassieke opvatng is dat verschillende stoornissen zich van elkaar onderscheiden in hun
oorzaken (etologie), verloop, de prognose en de specifteit van behandeling.
Nosologische eenheid –
Emil Kreapelin (1900) nauwkeurig psychiatrische beelden beschrijven en afzonderlijke symptomen
groeperen in syndromen.
(Klinisch- psychologisch) Diagnostek – het proces dat zich afspeelt tussen de hulpverlener en de
cliint, met als doel het stellen van een diagnose en/of f het doen van een evaluerende uitspraak over
een persoon.
9.1.1. Soorten classificatie
- Categoriile classifcate: er wordt beoordeeld of een persoon wel of niet lijdt aan een
specifeke stoornis;
- Diferentile diagnose: bij de beoordeling van iemand die al lid is van een bepaalde klasse,
wordt er nagegaan of het lidmaatschap van een andere klassen daarmee onwaarschijnlijk is
geworden;
Moderne opvatngen over classifcate: klassen en indelingen lopen doorgaans in elkaar over. Er
is sprake van prototypen van psychische stoornissen.
Prototype – het meest kenmerkende voorbeeld van een categorie;
- Dimensionele classifcate: de mate waarin iemand een klacht vertoont, bepaalt de plaats in
het classifcatesysteem die iemand toegekend krijgt;
Cut-of-punt: een punt waarbij er iemand gecategoriseerd kan worden me het wel of niet
hebben van een bepaalde stoornis.
1. Monothetsche en poluthethische classifcate
- Monothethische: de leden van een klasse hebben een of meer specifeke kenmerken met
elkaar gemeen; Elk element dat deze kenmerken bezit, behoort tot de klasse.
- Polythethische: de leden van een klasse hebben een groot aantal kenmerken
gemeenschappelijk, maar ze hoeven een specifek kenmerk niet noodzakelijk te delen.
2. Symptomen tegenover pathogene mechanismen
- Beschrijvende classifcate: beschrijving van de symptomen die aan de buitenkant
waarneembaar zijn of die de cliint rapporteert.
- Structurele diagnostek: psychische stoornissen worden ingedeeld op grond van de
processen die de symptomen zouden veroorzaken.( bijv. hechtngsstjlen,
identteitsontwikkeling of soorten emoteregulate)
3. Hiirarchische en nevenschikkende classifcate
- Nevenschikkende: klassen hebben dezelfde rang;
- Hiirarchische: in oudere systemen zoals DSM-1 en DSM-2 hadden organische stoornissen de
hooogste rang, gevolgd door respectevelijk psychotsche stoornischen, neurotsche
stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen; Hierbij kreeg de patint de diagnose met de
hoogste rang. Een patint kon geen diagnose “alcoholafankelijkheid”krijgen als hij al :
schizofrenie” heef, omdat dat een stoornis is van een hogere rang.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller oompaloompa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.