Onderwijskunde 1.1.
Rode draad in de cursus onderwijskunde
We starten met wat is onderwijskunde (H1). Het is uiteraard belangrijk om die vraag te
beantwoorden. Je wil leerkracht worden(H2) in Vlaanderen(H3), dan is het belangrijk te weten wat
je daarvoor nodig hebt en wat er specifiek is voor het onderwijs in Vlaanderen.
Om voor de klas te staan is de vraag wat is goed onderwijs (H4) uiteraard ook van groot belang. Er
bestaan verschillende visies op goed onderwijs maar het is natuurlijk ook belangrijk die in de praktijk
te kunnen toepassen. Zo benaderen we Het didactisch model van gelder (H6).
De focus in goed onderwijs ligt steeds op ontwikkelingswinst en het behalen van doelstellingen (H7).
Maar hoe meet je dat? Door middel van observatie in de klas (H5).
Hoe doe je dit alles in de kleuterklas?
We gaan voornamelijk Thematisch werken (H8) en leren aan de hand van spel en spelen (H9) in
goed georganiseerde hoeken (H10) zoals bvb de poppenhoek/verkleedhoek/huishoek (H11).
HOOFDSTUK 1: Wat is onderwijskunde?
Onderwijskunde wordt beschouwd als de wetenschap die leren opleiden en ontwikkelen in
onderwijs wil beschrijven, begrijpen en verklaren en hierdoor leerprocessen helpt ondersteunen,
organiseren en ontwikkelen.
De kleuterjuf heeft als doel het stimuleren van de ontwikkeling van elke kleuter binnen elk
leergebied en de kwaliteiten van elke kleuter maximaal ontwikkelen.
Didactiek is een onderdeel van de wetenschap onderwijskunde en richt zich op het vraagstuk hoe
leerkrachten kennis, vaardigheden en attitudes kunnen aanleren aan kinderen.
Kleuteronderwijs is een proces van begeleiden en leiden ,door de kleuteronderwijzer, van de
ontwikkeling van kleuters. Dit proces van leiden en begeleiden heet het didactisch handelen.
Het doel van didactiek is het verbeteren van het didactisch handelen door het geven van
aanwijzingen.
Het didactisch handelen gebeurd op verschillende manieren.
Begeleiden (onderwijzen) is een intermenselijk gebeuren. Dit wil zeggen:
• Het gebeurd door en tussen mensen
• Het is een pedagogische activiteit in een tussenmenselijke situatie. Het leiden en begeleiden
van kleuters verloopt niet gescheiden van elkaar en omvat vele opvoedende elementen.
Kleuteronderwijs situeren we in een sociaal-maatschappelijke context. Dit aangezien we steeds
inspelen op de maatschappelijke ontwikkelingen (multi-culturaliteit, ecologische voetafdruk, ...). De
maatschappij helpt anderzijds ook het onderwijs vorm te geven door de ontwikkelingsdoelstellingen.
Als die nagestreefd worden beïnvloeden de ‘klaargestoomde’ kleuters op hun beurt opnieuw de
maatschappij (= er is een wisselwerking)
,Leergebieden:
1. Taal : kennis van de Nederlandse taal is heel belangrijk voor het verdere leerproces van een
kleuter.
2. Wiskunde: cijfers, leren tellen, meetkunde
3. Wetenschap
4. Mens en maatschappij
5. Muzische ontwikkeling
6. Lichamelijke opvoeding
HOOFDSTUK 2: Ik wil leerkracht worden!
Een beroepsprofiel is een beschrijving van een beroep waarop een hogeschool de opleiding
voorbereidt. De nadruk ligt daarbij op de competenties die bij de uitoefening van het beroep een rol
spelen. Een aantal competenties zijn nodig om als beginner in het onderwijs te kunnen stappen dit
zijn de basiscompetenties.
➔ Minimale einddoelen voor een initiële opleiding die je op dat beroep voorbereid
(=startbekwaamheid)
Accenten in het leraar zijn worden noodzakelijk omdat de maatschappij steeds nieuwe
verwachtingen formuleert naar het onderwijs toe. Toekomstige leeraars moeten in die nieuwe
context adequaat aan het werk kunnen :
• Eigen activiteiten analyseren
• Noden van de leerlingen aanvoelen en adequaat reageren
• Open discussie te voeren met verschillende partners die betrokken zijn in het onderwijs.
• Richting geven aan de uitbouw van onderwijs
• Conclusies trekken en toekomstig handelen aanpassen
Verruimde professionaliteitsopvatting
Een kleuterleerkracht moet:
• Goed lesgeven (hij is immers mee verantwoordelijk voor de opvoeding van kinderen)
• Goed communiceren (met leerlingen en ouders)
• Samenwerken met collega’s
• Bewust van de maatschappelijke draagwijdte van zijn beroep
• Beantwoorden aan veranderde pedagogische en maatschappelijke opdrachten
• Beantwoorden aan technologische veranderingen en kennisaangroei
Door de ruime complexiteit van het beroep is het onderscheid tussen beroepsprofielen en
basiscompetenties zeer belangrijk.
Een hoog professionaliteitsniveau verreist een begeleid groeiproces dat een combinatie is van de
initiële opleiding, aanvangsbegeleiding, voortgezette opleiding, begeleiding en nascholing.
Maar ook in het beroepsprofiel dient men evenwicht te vinden tussen realiteitszin en continuïteit
eenerzijds en de moed en bereidheid om nieuwe wendingen te nemen anderzijds.
In het professioneel ontwikkelingsproces van de leeraar wordt de naduk gelegd op:
, • Zelfverantwoording
• Visie op onderwijs
• Verantwoordelijkheid dragen voor conceptie en uitvoering van het onderwijs
• Vakoverschrijdend werken
• Autonomie, complementair aan collegialiteit en samenwerking
• Permanent leren
De 10 basiscompetenties in het kleuteronderwijs:
1. Begeleider van leer-en ontwikkelingsprocessen
Vb. Je ziet dat een kleuter in een hoek niet tot spel komt dus je gaat er naartoe en geeft
enkele handvaten waarmee de kleuter kan beginnen spelen.
2. Opvoeder
Vb. Na het spelen in de hoeken geef je elke kleuter gericht instructies om op te ruimen. Je
vraagt aan Jonathan om alle blokken in de blauwe bak te stoppen en die bak dan onder de
bank te schuiven.
3. Inhoudelijk expert (van elk leergebied)
Vb. als kleuterjuf werk je je thema zelf volledig uit en ga je je ook in dat thema verdiepen.
4. Organisator
Bv. Je overloopt met de kinderen bij het onthaalmoment het dagverloop om de dag te
structureren zodat deze minder chaotisch verloopt.
5. Innovator/onderzoeker
6. Partner van ouders/verzorger
7. Lid van een schoolteam
8. Partner van externen
9. Lid van de onderwijsgemeenschap
10. cultuutparticipant
Deze competenties zijn niet allemaal te memoriseren, de eerste 4 funcitonele gehelen moet je
kunnen opsommen en illustreren met een voorbeeld.
HOOFDSTUK 3: Onderwijs in Vlaanderen
1970 Cultuurgemeenschappen van mensen met dezelfde taal/cultuur
1988 Gemeenschappen krijgen bevoegdheid over onderwijs
1993 Sint-Michiels akkoord; België werd een federale staat bestaande uit 3
gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitstalige) die bevoegd zijn in cultuur en
persoonsgebonden aangelegenheden en 3 gewesten (Vlaams, Waals, Brussels
hoofdstedelijk) die bevoegd zijn in grondgebonden materie.
Dit alles wordt beheerd door één Vlaams parlement en één Vlaamse regering voor Vlaanderen.
Onderwijs is een bevoegdheid van de gemeenschappen en dus van de Vlaamse regering en de
minister van Onderwijs (Ben Weyts).
De federale overheid is bevoegd voor het pensioen, de leerplicht en de minimumvoorwaarden voor
het behalen van een diploma.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jessicadegroote97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.