Capita Selecta Vennootschapsbelasting
Hoorcollege 1 - Geschiedenis en rechtsgrondslagen van de vpb
• Boek Hoofdzaken H1, H2 en H3;
• W. Nijsen, invloeden op de Vpb, WFR 2012/63.
• R.J. de Vries & R.P.C.W.M. Brandsma, 50 jaar vennootschapsbelasting: beter ten halve gekeerd dan ten hele
gedwaald, WFR 2014/1178.
• Uitvergroot: Column door Edwin Heithuis; Schaf de vennootschapsbelasting af!, V-N 2017/61.0
Geschiedenis van de Vpb
• Patentrecht begin 19e eeuw – 1894
• Bedrijfsbelasting 1894 – 1915
• Wet IB’14 1915 – 1918
• Wet DTB 1918 – 1939
• Besluit WB’40 1939 – 1941 (lijkt redelijk veel op onze huidige wet Vpb)
• Besluit Vpb’42 1941 – 1970 (belangrijkste voorganger van onze huidige wet)
• Wet Vpb’69 1970 – heden
Majeure aanpassingen Wet Vpb ‘69
1990 Eerste grote reparatie van de deelnemingsvrijstelling
1997 Reparatie beleggingsinstellingsregime
1997 Invoering artikel 10a (renteaftrekbeperking) en de eerste overnameholdingbepaling (art. 15ad) n.a.v.
het PLC-arrest
2001 ‘Stiekeme’ reparatie in de slipstream van invoering IB 2001 (afgewaardeerde vordering, anti-handel-
in- verlieslichamen)
2003 Aanpassing fiscale eenheidsregime
2004 Invoering thincapregeling en verliesverrekenings- beperking voor houdster- en
financieringsmaatschappijen n.a.v. het Bosal-arrest
2007 Wet Werken aan winst met o.a. tariefsverlaging gepaard aan grondslagverbreding, aanpassing art.
10a en afschaffing overnameholdingbepaling
2010 Versimpeling van de regeling voor niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen (voorheen:
laagbelaste beleggingsdeelnemingen)
2011 Tussenregeling valutaresultaten
2012 (Her)invoering overnameholdingbepaling en voortaan symmetrisch behandeling v.i.-resultaten
2013 Afschaffing thincapregeling en invoering art. 13l (beperking aftrek deelnemingsrente)
2015 Wet compartimenteringsreserve
2016 Herziening belastingplicht overheidsbedrijven
2016/2017 Aanpassing buitenlandse belastingplicht (relatie met DB)
® Redenen voor aanpassingen zijn nauwelijks structureel.
5-tal redenen waarom de wet Vpb is veranderd:
1. Tariefsverlaging. Hier staat wel tegenover dat de grondslag verbreed is.
2. Verbetering van het vestigingsklimaat; bijv. invoering van de innovatiebox.
3. Om in overeenstemming te brengen met het Europese regelgeving, zoals bij de richtlijnen en arresten
(vb: Bosal-arrest).
4. Anti-misbruik (en aggressieve tax planning voorkomen).
5. Conjuncturele maatregelen; bijv. verruiming van de verliesverrekening & de mogelijkheid van
willekeurige afschrijving (maatregelen om de economie te stimuleren).
Nieuwe vpb?
• Rapport cie Van Weeghel van 7 april 2010
• Regering (Rutte-I) heeft anders beslist (Fiscale agenda van oud- staatssecretaris Weekers)
• BEPS/ATAD1 en 2/C(C)CTB
1
, • Kernproblemen belastingheffing van ondernemingen:
o Relatie IB en Vpb
§ Rechtsgrondslag (aparte) Vpb: meneer Stevens vindt dat vennootschapsbelasting
eigenlijk een voorheffing zou moeten zijn van de IB.
§ Neutraliteit rechtsvorm
o Verschillende behandeling EV en VV (vergoeding niet vs. wel aftrekbaar)
o EU-rechtelijke randvoorwaarden
o Vpb als wapen in de concurrentie tussen landen (BEPS- discussie)/instrumentalisme
Relatie tussen IB en Vpb
• Klassieke stelsel (in NL voor niet-ab-houders): de VPB wordt geheven over de winst van het lichaam
zonder rekening te houden met de heffing van de IB bij de aandeelhouder & omgekeerd.
• Geïntegreerde stelsels
o Stelsel van volledige integratie: de Vpb is een voorheffing van de IB-claim die de
aandeelhouder verschuldigd is over de winst van het lichaam. Het idee is dat het lichaam zelf
geen draagkracht heeft, maar de achterliggende natuurlijke personen. De opbrengst van alle
productiefactoren is dan enkel met IB belast. Wordt nergens toegepast.
o Overige geïntegreerde stelsels
§ Aftrekvarianten
• Aftrek primair dividend: de vergoeding (dividend) is aftrekbaar van de Vpb-
heffing.
• Aftrek alle dividenden
• Aftrek primair rendement: de ‘normale’ beloning van het ev is aftrekbaar (dus
onafhankelijk of deze ter beschikking wordt gesteld aan de aandeelhouders als
dividend). Wordt vaak op de marktrente gesteld.
® O.b.v. deze stelsels wordt de vergoeding voor het ev niet
gediscrimineerd t.o.v. de vergoeding voor vv. Bij het klassieke stelsel is
dit wel het geval à prikkel tot een ongezonde financieringsstructuur.
§ Toerekeningsvarianten
• Franse variant (partiële verrekening)
• (Vroegere) Duitse variant (volledige verrekening): de Vpb die drukt op de
uitgedeelde winsten kan volledig verrekend worden.
• Nederlandse variant (forfaitaire verrekening voor a.b.-houder)
Grondslagen Vpb
De rechtsgronden zijn een juridische, normatieve rechtvaardiging om de VPB te mogen heffen zoals de
overheid dit nu doet, waarbij ook economische aspecten een belangrijke rol spelen.
Historisch gezien de volgende pogingen:
• Antropomorfe visie
• Leer van het globale evenwicht
• Compensatietheorie
• Profijtbeginsel
• Buitenkansbeginsel:
• Budgettaire argument
Antropomorfe visie
• Wat de IB is voor natuurlijke personen, is de Vpb voor rechtspersonen
• Een lichaam is een zelfstandig subject dat los moet worden beschouwd van de persoon van de
individuele kapitaalverschaffer (ab-houder).
• Komt van de Duitse bezetters
• Klinkt in eerste instantie goed, maar bij nader inzien niet
• Rechtspersoon is geen natuurlijk persoon
• Als je de rechtspersoon belast, dan belast je indirect natuurlijke personen
• Welke natuurlijke personen je indirect belast (Vpb) hangt af van de mate & wijze van afwenteling
• Zou dat een verklaring voor een grondslag kunnen zijn? Want als je de rechtspersoon belast met
vennootschapsbelasting dan belast je indirect ook de aandeelhouder.
2
,Leer van het globale evenwicht
• O.a. verdedigd door Grapperhaus in zijn proefschrift
• Vpb is nodig om globaal een evenwicht te bereiken tussen de belastingdruk voor een IB-ondernemer
en de ab-ondernemer met een BV of NV.
• Dat evenwicht is er globaal al niet, laat staan voor elk individueel geval!
• Rechtvaardigt een tijdelijke Vpb (als voorheffing van de IB) maar niet een niet met IB verrekenbare
Vpb
Compensatietheorie
• O.a. verdedigd door Zeven en aldor
• Vpb is een heffing over de capital gains vande aandeelhouders
• Waarom dan ook Vpb over uitgedeelde winst? Is niet te verklaren.
• Ook deze theorie klopt dus niet c.q. biedt onvoldoende consistentie om een Vpb te rechtvaardigen
Profijtbeginsel
• Beginsel rechtvaardigt een belasting als een groep profijt heeft
• De ab-houder profiteert van het rechtsstelsel aangezien hun aansprakelijkheid wordt beperkt tot de
storting op aandelen.
• Bij even doordenken zou dit moeten leiden tot een verliesbelasting en geen winstbelasting!
• Dus (ook dit is) een doelredenering!
Buitenkansbeginsel
• Enige beginsel dat enig hout snijdt! Degene die belegt, die heeft de mogelijkheid om winst te
realiseren die een belegger in bijv. obligaties niet kan behalen. Dat rechtvaardigt een belastingheffing.
Eigenlijk zou je dan alleen belasting moeten heffen over de extra winst die de onderneming oplevert.
• Beginsel rechtvaardigt belastingheffing als iemand zich bij het verkrijgen van een bate in een
bevoorrechte positie bevindt t.o.v. een ander
• In dit geval wordt een aandeelhouder vergeleken met een belegger in (veilige) staatsobligaties
• Rechtvaardigt een overwinstbelasting
• Beginsel zegt niets over evt. tarief
• Zou een verklaring kunnen zijn voor de vennootschapsbelasting, maar niet voor de
vennootschapsbelasting die we op dit moment hebben.
Budgettaire argument
• Schaamteloos gebruikt door de regering
• Terecht argument maar geen rechtvaardiging voor een belasting
• Als er budgettaire behoeften zijn bij de overheid dan kun je die ook op andere manieren bevredigen
dan met een nieuwe belasting
• Als het budgettaire argument voldoende zou zijn als rechtvaardiging voor een belasting dan kan
morgen elke belasting die iemand verzint worden ingevoerd
Aandeel VPB in de belastingmix
• Totale inkomsten: 285 mld. (totaal uitgaven: 277 mld.)
• Daarvan directe belastingen: 83,1 mld.
• Daarvan vennootschapsbelasting: 21,8 mld. (8% van totale inkomsten/26% van de inkomsten uit
directe belastingen)
• Instrumentalisme (innovatiebox) en tariefsverlaging (verbreding grondslag)
• Begroting 2018 (bron miljoenennota)
Conclusie rechtsgrondslagen
• Geen overtuigende grondslagen voor een Vpb die los van de IB van de ab-houder wordt geheven.
• Voor de ab-houder is de vpb een forfaitaire voorheffing op zijn IB, maar voor de niet ab-houder geldt
er nog een klassiek stelsel.
• Alleen het buitenkansbeginsel snijdt hout
• Het buitenkansbeginsel zou leiden tot een overwinstbelasting als indirecte heffing van de
aandeelhouder. Echter het huidige systeem voldoet daar duidelijk niet aan.
3
,Visie (veel) economen
• Kapitaal kan niet zo zwaar belast worden, omdat het dan vlucht
• Bij kapitaalvlucht betaalt de productiefactor arbeid het gelag!
• Kapitaal wordt relatief schaarser en dus arbeid goedkoper
• Probeer als politicus maar eens aan de kiezers te verkopen dat je kapitaal met fluwelen handschoenen
moet aanpakken omdat anders arbeidsinkomensgenieters de prijs betalen
Grondslagen Vpb
• Suggestie Van Dijck uit 1960 en 1984 (Ondernemingswinstbelasting)
• Uitgewerkt door Rijkers in 1995 (advies Raad voor het Midden- en kleinbedrijf)
• OWB = ondernemingswinstbelasting als voorheffing van de IB die van alle ondernemingen geheven
wordt
• Regeringsnota “Belastingen in de 21e eeuw”: ondernemingswinstbelasting wordt verworpen
• Bij Wet “werken aan winst” en het rapport “Continuïteit en vernieuwing” speelde OWB weer geen
echte rol
• Cie Van Weeghel kiest voor aftrek primair rendement (met eliminatie deelnemingen uit EV en
mogelijkheid van bijtelling bij negatief vermogen)
• Bij een algemene vlaktaks in de IB met een tarief gelijk aan het Vpb- tarief is het theoretisch probleem
van de OWB praktisch snel opgelost!
Ondernemingswinstbelasting
• Van Dijck streeft hiernaar.
• Waarom een Tilburgs (Essers heeft dit al meerdere malen aangedragen) stokpaardje?
o Theoretisch (fiscaal-juridisch) superieur:
§ Neutraliteit ten aanzien van de rechtsvorm waarin de onderneming wordt gedreven
(alle IB en Vpb-ondernemig vallen hier namelijk onder).
§ Meer neutraliteit ten aanzien van de financiering met EV of VV.
§ Winstinkomen krijgt de aparte plek die het verdient zonder schending van het
gelijkheidsbeginsel (verschillende behandeling als die gerechtvaardigd is) .
§ Er wordt aanvullend IB geheven als een ondernemer vermogen onttrekt aan zijn
onderneming & bij de ab-houders wordt er aanvullend geheven bij een
winstuitdeling door de vennootschap.
§ Vpb (c.q. OWB) wordt erkend als indirecte voorheffing van de aandeelhouder, want
hij wordt verrekend met de IB van de aandeelhouder. Er wordt dus aan het lichaam
geen aparte heffing opgelegd.
§ Drie grote voordelen:
1. Rechtsvormneutraliteit
2. Financieringsneutraliteit.
3. Winst krijgt een aparte plaats, omdat het een buffer is en iets om
mee te investeren. Pas als de winst niet meer de specifieke
functies vervult (bij onttrekking of uitdelling) kun je IB heffen.
§ Andere oplossing: een vlaktaks in de IB waarvan het tarief gelijk is aan het
proportionele Vpb-tarief en voor alle aandelen in de IB een 0%-tarief geldt.
• Waarom komt die er alsmaar niet?
o Bestaande faciliteiten voor ondernemers vormen een probleem
o Politiek heeft andere invalshoek en ook andere prioriteiten
o Internationale aspecten compliceren de zaak
§ Vergelijk Duitsland dat zijn theoretisch superieure systeem heeft aangepast omdat
het internationaal (binnen de EU/EER) problemen veroorzaakte
§ Oplossing: de Duitse Gründlichkeit primair voor de theoretische onderbouwing, de
uitvoering kan Nederlands praktisch
4
, Conclusie grondslagen Vpb
• Voor onze huidige Vpb is onvoldoende juridisch-theoretische rechtvaardiging
• Er is wel een fiscaal-theoretische lans te breken voor een Vpb in de vorm van een overwinstbelasting
(cf. cie V. Weeghel)
• Bij overwinstbelasting geef je eenzijdig heffingsrechten weg (in een tijd waarin de overheid permanent
geld te kort komt)
• Wat te doen met zuiver binnenlandse situaties (a.b.-tarief fors omhoog?)?
• Ondernemingswinstbelasting is goed theoretisch alternatief dat nooit een eerlijke kans heeft gekregen
• Internationaal is Vpb te zien als een indirecte bronheffing van de aandeelhouders (zoals de
dividendbelasting)
• Economische wetmatigheden botsen met juridische principes; met beide moet rekening gehouden
worden
W. Nijsen, De invloed van het EU-recht op de directe belastingen
Algemene aspecten van EU-recht
• Geen Verenigde Staten van Europa
• VWEU en VEU
• Primair economische en monetaire gemeenschap à
• EU-paradox: op een te smalle basis (economisch en monetair) reikt EU-recht regelmatig onvermoed
ver (bij botsing voorrang boven nationaalrechtelijke regels).
Soorten EU-recht
• Primair EU-recht: verdragen
o vanaf 1-12-2009: VwEU (daarvoor het E(E)G-verdrag)
o EGKS-, en EURATOM-verdrag
• Secundair EU-recht: verordeningen en richtlijnen
o Verordeningen hebben een algemene strekking. Deze zijn rechtstreeks toepasselijk in alle
lidstaten en verbindend.
o Richtlijnen zijn minder algemeen en direct. Dit zij opdrachten aan de lidstaten om hun
wetgeving zo in te richten dat het overeenkomt met de richtlijn.
o Het EU-recht gaat boven nationale wetgeving en het primair EU-recht boven het secundair
EU-recht.
BNB 1985/128: de ficus kan zich niet op de richtlijnen beroepen als deze voor de belastingplichtige nadeliger
zijn dan de nationale wet.
Het HvJ EU en de nationale rechter
• Nationale rechterlijke colleges zijn ook ‘EU-rechters’
• Nationale rechter kan prejudiciële vraag stellen aan het HvJ EU, hoogste nationale rechter (HR) is
daartoe bij twijfel verplicht (rechtbanken en gerechtshoven niet). Dit wordt gedaan om eenheid van
uitleg van het EU-recht te waarborgen.
• Uitzonderingen:
o Acte éclaré
o Acte clair
® In deze gevallen bestaat geen onduidelijkheid over de in houd van het
gemeenschapsrecht. Rechter is erg voorzicht om een acte clair aan te nemen, omdat
het de uitleg van het EU-recht is en hij zelf aan het nationale recht vast zit.
• HvJ EU geeft ook antwoord als het formeel een niet- EU-kwestie betreft (Leur-Bloem, Randers Sport,
Foggia)
• Geen beroepsmogelijkheid van beslissing hoogste rechter een EU-kwestie redelijkerwijs duidelijk te
achten
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jde95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.