100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Burgerparticipatie $8.57   Add to cart

Summary

Samenvatting Burgerparticipatie

1 review
 18 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting voor het vak Burgerparticipatie en Vrijwilligersmanagement. Hierin worden de volgende boeken gebruik: Mantelzorgers en vrijwilligers in beeld, Basisboek Vrijwilligersmanagement en Diversiteit in de samenleving. Ik heb dit vak in 1x gehaald met een 7,1

Preview 3 out of 20  pages

  • January 7, 2024
  • 20
  • 2022/2023
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: heddycunninham • 5 months ago

avatar-seller
Samenvatting burgerparticipatie en vrijwilligersmanagement

Week 1 boek MVB – 1.1 t/m 1.5.2
Informele zorg en ondersteuning = door mensen uit het eigen netwerk of vrijwilligers.
Formele zorg en ondersteuning = door professionals en verblijfsinstellingen.

Grenzen tussen zorg en welzijn vervagen doordat sociaal werkers steeds vaker met vrijwilligers en
mantelzorgers werken waardoor sociaal werkers ook kunnen helpen in de thuissituatie. Cliënten hebben vaak
hulp nodig in meerdere levensdomeinen. De taak van de sociaal werker is het ondersteunen van mensen naar
zelfredzaamheid, zelfsturing en actieve participatie en daarbij het mobiliseren van de omgeving van cliënten.
Sociaal werkers bieden faciliteiten, ondersteuning of nemen zelf initiatieven → afhankelijk van de hulpvraag en
kwetsbaarheid cliënt.

Evidencebased werken = gebruikmaken van de recentst beschikbare kennis over methoden die werken en
deze kennis inzetten naar eigen professionele inzicht en ervaring in aansluiting op de behoefte van de cliënt.
Kiezen van juiste methoden:
- gebruikmaken van beschikbare wetenschappelijke kennis.
- gebruikmaken van inhoudelijke en methodische kennis en ervaringen van jou en collega-professionals.
- overleggen met cliënt over de beste aanpak die aansluit op zijn voorkeuren.

Nederland verandert van een verzorgingsstaat in een participatiesamenleving. Een deel van de wetswijzigingen
worden decentralisaties = de verantwoordelijkheid van taken verschuift naar een lagere overheidslaag. Door de
WMO werden de gemeenten verantwoordelijk en moeten zij zorgen voor ondersteuningsbeleid voor
mantelzorgers en vrijwilligers. Door de decentralisatie kan de gemeente de zorg en welzijn beter laten aansluiten
op de behoeften van burgers en eenvoudiger en goedkoper organiseren.
Transitie = de omslag die gemeenten, instellingen en organisaties moeten maken om deze nieuwe taken uit te
kunnen voeren.
Transformatie = de betekenis die de veranderingen hebben voor burgers en professionals.

Zorg is een proces van (h)erkennen, verantwoordelijkheid nemen, zorg verlenen en ervoor zorgen dat de zorg
ook aankomt → heeft te maken met kwaliteit, waardering en contact maken.Vier vormen van zorg:
1. zorgzaam zijn voor
2. zorgen dat
3. zorg bieden
4. zorg ontvangen

In de verzorgingsstaat had zorg twee centrale betekenissen:
- het bieden van bescherming
- het bieden van verpleging of medische behandeling.
⤷ Vanaf jaren 60 ging ook de persoonlijke betrokkenheid een rol spelen.

Zes dimensies van zorg en ondersteuning:
Dimensie Doelstelling Voorbeelden

1. Verpleging en lichamelijke verzorging Gezondheid Bij gebroken heup na val

2. Opvang en bescherming Veiligheid Dak- en thuislozen

3. Ontplooiing en ontwikkeling Persoonlijkheid Cursussen, opleidingen

4. Praktische en huishoudelijke hulp Leefbaarheid Boodschappen, schoonmaak

5. Troost en sociale steun Betrokkenheid Maatjes, bezoekdienst, clubs

6. Organisatie en regie Doelmatigheid Aanvragen van indicaties, betalen van pgb
1 en 2 zijn formele zorg
3 t/m 6 is informele zorg.

Informele zorg en ondersteuning → zelfzorg, mantelzorg en vrijwilligers in zorg.
● Zelfzorg = alle handelingen die iemand bewust verricht voor de eigen gezondheid.
● Gebruikelijke zorg = de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en kinderen geacht worden
elkaar onderling te bieden.
- Protocol gebruikelijke zorg: vanzelfsprekende zorg door familieleden, als individu kun je geen
aanspraak maken op professionele zorg en er is geen sprake van mantelzorg.
- Mantelzorg: duurt langer dan 3 maanden en/of omvat meer dan 8 uur per week.

, ● Mantelzorg = zorg aan een hulpbehoevende uit iemands directe omgeving die voortvloeit uit de sociale
relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep of georganiseerd
vrijwilligerswerk.
● Vrijwilliger = verricht onbetaald en onverplichte werkzaamheden in georganiseerd verband ten
behoeve van anderen die zorg en ondersteuning nodig hebben en met wie ze geen persoonlijke relatie
hebben.

Gemeenten gebruiken vaak het protocol gebruikelijke zorg bij het toekennen van professionele zorg, maar dat
geldt niet bij de ondersteuning van mantelzorgers. Waar de grens van gebruikelijke zorg ligt verschilt per familie
en hoeft niet overeen te komen met de richtlijnen uit het protocol gebruikelijke zorg.

Verschillen Overeenkomsten

Sociale relatie: Vrijwillig en niet afdwingbaar door de overheid.
- Bij vrijwillige zorg komt de relatie met cliënt via een
organisatie tot stand.
- Mantelzorg start vanuit een persoonlijke, bestaande relatie.

Motivatie: Motivatie: komt voort uit liefde, verantwoordelijkheid, zich
- Een vrijwilliger voelt zich over het algemeen minder nuttig willen maken, behulpzaamheid, waardering krijgen voor
verplicht hulp te verlenen dan een mantelzorger. de inzet, ervaring opdoen.

Graad van organisatie: Onbetaald
- Vrijwilligerswerk in de zorg vindt altijd in enig georganiseerd
verband plaats, opereren onder verantwoordelijkheid van de
organisatie.
- Mantelzorgers werken niet vanuit een organisatieverband
→ werk op persoonlijke titel.

Geschiedenis informele zorg:
● Goede werken → godsdienstige motieven speelden een belangrijke rol bij ondersteuning van
onbekenden. De rijke adel hielp de armen met geld, voedsel en kleding en stichtten gasthuizen. Kerken
namen armen, verstandelijke gehandicapten en mensen met psychiatrische problemen op in hun
kloosters. Hierdoor zou men een plek in de hemel krijgen.

● Fatsoenlijk → de welvaart nam flink toe, maar niet voor iedereen. De zorg voor armen kwam voort uit
angst voor de gezondheid van de welgestelden. Naast armoede nam ook criminaliteit toe. Criminelen
werden naar tuchthuizen gestuurd om te leren hoe ze fatsoenlijke, werkende burgers moesten zijn.

● Hulp op voorwaarde → veel mensen vertrokken van het platteland naar de steden waar aandacht
ontstond voor de gezondheid van de arbeiders. Om een fatsoenlijke burger te worden moest je wel naar
de kerk gaan. Ook kwam er aandacht voor betere huisvesting: controle op en ondersteuning bij de
opvoeding en leefstijl van mensen die in arbeiderswoningen woonden.
19e eeuw: sociaal professionals wisten hoe het hoorde.

● Binnen het gezin → tot in de 20ste eeuw was er vaak sprake van betaalde zorg door inwonend
personeel die zorgtaken hadden. De zorgvrager had daarover niet veel te zeggen. Vaak bleef er een
dochter ongetrouwd thuis wonen om voor de ouders en het huishouden te zorgen.

● Toegenomen welvaart → mensen kregen meer vrije tijd en gingen zich inzetten als vrijwilliger. Ook
professionals namen taken over die door vrijwilligers en mantelzorgers werden uitgevoerd. Door de
invoering van de AOW en de AWBZ (algemene wet bijzondere ziektekosten) nam de overheid meer
verantwoordelijkheid op zich voor zorg en recht. Ouderen waren niet meer afhankelijk van kinderen en
gehandicapten verhuisden naar instellingen met professionele zorg.

● Mantelzorg maakt zich zichtbaar → in de jaren 80 ontstond de behoefte om zorg die mensen in
privésfeer aan elkaar verlenen te benoemen → ontstaan mantelzorg → ontstond doordat de macht van
de hulpverleners groeide en er steeds meer gebieden van het dagelijks leven binnen hun bereik vielen.

● Investering in de zorgzame samenleving → mensen zouden te afhankelijk zijn geworden van de
verzorgingsstaat en daardoor minder voor elkaar over hebben. Er zou geïnvesteerd moeten worden in
een zorgzame samenleving waarin mensen thuis zouden kunnen blijven wonen. Er kwamen lokale en
regionale steunpunten voor vrijwilligerswerk en informele zorg die trainingen, bijeenkomsten en
matching tussen vraag en aanbod organiseerden.

, Mensen in Nederland worden steeds ouder en krijgen gemiddeld minder kinderen. Hierdoor is er meer zorg
nodig, maar zijn er steeds minder mensen die zorg kunnen verlenen.
● Vergrijzing en ontgroening → steeds meer ouderen en lager geboortecijfer.
● Vergrijzende diversiteit → kleurrijke verzilvering: ouderen uit verschillende landen. Roze ouderen
(lhbti) krijgen vaak te maken met vooroordelen tegen hun leefstijl en hebben vaak geen kinderen en
kleinkinderen.
● Gezinssamenstellingen → mensen krijgen minder kinderen en gaan vaker uit elkaar.
● Afstand tussen naasten → door toegenomen mobiliteit, welvaart en individualisme is er meer afstand
tussen familieleden.
● Communicatietechnologie → maakt het mogelijk om op afstand makkelijker met elkaar te
communiceren en afstemming van taken te regelen.
● Toename complexe zorgvragen → ouderen hebben vaak meerdere zorgvragen tegelijk
(comorbiditeit).
● Thuistechnologie → domotica (alle technologieën gecombineerd met dienstverlening) wordt gebruikt
om 24/7 zorg te kunnen bieden. Hierdoor kunnen hulpbehoevenden langer thuis blijven wonen, maar
krijgen mantelzorgers en vrijwilligers meer druk.
● Combineren van taken → veel mantelzorgers en vrijwilligers hebben naast de onbetaalde zorgtaken
ook een betaalde baan en kan leiden tot overbelasting. Dit wordt versterkt door de bezuinigingen en
tekorten aan werknemers in de professionele zorg.

Nederland is nu een participatiesamenleving: meedoen in de samenleving (ook mensen met beperkingen en
gezonde burgers). Hulp en ondersteuning wordt aan mensen zelf overgelaten → cliënten kunnen niet meer op
vaste zorg rekenen en moeten meer aan hun netwerk vragen.

Ziekte en zorg verschuift naar gedrag en gezondheid → met gedrag de gezondheid beïnvloeden, maar
zorgvragen worden complexer.
Kanteling = ondersteuning krijgt vorm op grond van een drieslag:
1. Mensen moeten zo veel mogelijk voor zichzelf zorgen.
2. Lukt dat niet, moeten ze in hun omgeving vragen (mantelzorgers).
3. Als beide niet lukt, is er sprake van professionele hulp.

Week 2 boek Diversiteit – 6.3 tm 6.5, 8.1, 8.2, 10.1 tm 10. 5
Sociaal kapitaal volgens Robert Putnam = kenmerken van sociale organisaties zoals netwerken, normen en
sociaal vertrouwen dat de coördinatie en samenwerking vergemakkelijken voor wederzijds voordeel →
eigenschap van collectiviteit
⤷ vertrouwen, wederkerigheid en netwerken
- Fysiek kapitaal: geld, gereedschap en productiemiddelen
- Menselijk kapitaal: opleiding en training
- Netwerken: sociaal kapitaal

Mobiliteit en migratie verminderen de sociale verbondenheid en kan zelfs leiden tot vernietiging van sociaal
kapitaal.
Verschillende soorten sociaal kapitaal:
● Bonding = het vormen van sterke banden tussen mensen van dezelfde gemeenschap of achtergrond.
● Bridging = sociale contacten bouwen met andere groepen die niet hetzelfde zijn → bruggen bouwen en
verbinding maken met andere gemeenschappen, leeftijdsgroepen of etnische groepen → zorgt voor
vernieuwing en versteviging.
● Bonding en bridging = in een samenleving rijk aan diversiteit zijn beide nodig.
● Linking = de mate waarin individuen relaties opbouwen met de instellingen en personen die relatieve
macht over hen hebben.

Volgens Nan Lin zijn er vier redenen waarom sociaal kapitaal werkt:
1. Informatiestroom → sociale contacten op strategische locaties geven je toegang tot informatie over
mogelijkheden en kansen die je anders niet bereiken.
2. Invloed → sociale contacten kunnen invloed uitoefenen op wervers op de markt door een goed woordje
te doen.
3. Sociale accreditatie → door achter je te staan erkennen sociale contacten hun relatie met jou.
4. Bekrachtiging van je sociale identiteit → erkenning als lid van een groep of netwerk bekrachtigt de
aanspraak op bepaalde middelen die beschikbaar zijn voor leden van het netwerk.

Presentiebenadering = de houding van de werker. 8 kenmerken:
1. Zonder agenda: hierdoor krijg je vaak meer te horen en daaruit kun je een doel formuleren.
2. Openstaan voor de ander: aanbieden als gesprekspartner en belangstelling tonen.
3. Aandachtige betrekking: interesse tonen in alledaagse en kleine zaken die mensen bezighouden.
4. Aansluiten: inleven en aanpassen aan wat de ander zegt en doet.
5. Perspectiefwisseling: niet alleen vanuit je eigen referentiekader kijken, maar ook vanuit het perspectief
van de ander.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alyseevanheijst. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.57  2x  sold
  • (1)
  Add to cart