Hoofdstuk 1
Vier belangrijke stromingen:
1. Psychoanalyse (Sigmund Freud):
- Psychoanalytische theorie: behandelt de dynamiek van de psychische processen van de mens die voor
een bepaald deel onbewust zijn en bepaald worden door verdringing en afweermechanismen.
- Psychoanalytische therapie: vorm van therapeutisch handelen waarbij uitsluitend psychische
beïnvloedingsmiddelen worden gebruikt om achter stoornissen te komen en op te heffen, met als doel
om ziekten te genezen.
⤷ Er wordt gekeken naar waarneembaar en niet-waarneembaar gedrag. Het verleden speelt een rol, omdat
Freud ervan uitgaat dat je ontwikkelingen in je ontwikkelingsstadia een rol kunnen spelen in het verdere leven.
● Freud onderscheidde drie ontwikkelingsfasen: orale, anale en fallische/genitale → elke fase moet goed
afgerond worden om persoonlijkheidsstoornissen of psychische aandoeningen te voorkomen.
● Belangrijk uit deze analyse is het persoonlijkheidsmodel:
- Es: driften, impulsen en seksualiteit die continu aandacht vragen.
- Ich: stuurt en coördineert tussen Es en Über-Ich.
- Über-Ich: gedeelte van de persoonlijkheid waarin het individu de waarden, normen, geboden
en verboden van de samenleving heeft verinnerlijkt → hierdoor toezicht kunnen houden op het
gedrag en sociale controle uitoefenen.
● Freud → naast kennende bewustzijn van de werkelijkheid ook veel leven in het onbewuste. Door de
psychoanalytische therapie mensen in staat stellen om meer bewust te worden van elementen uit
onbewuste levenssfeer en een plek te geven in hun bewustzijn.
● Aan de ene kant zoveel mogelijk genieten in het leven (lustprincipe) en aan de andere kant realiseren
dat er grenzen zijn (realiteitsprincipe).
2. Behaviorisme: uiterlijk waarneembaar gedrag, alle gedrag is aangeleerd en
ongewenst gedrag kan afgeleerd worden door conditionering en
gedragstherapie.
3. Humanistische psychologie: nadruk op menselijke mogelijkheden, de
mogelijkheid van de mens om te kiezen en zich te ontplooien. Mensen hebben
behoefte aan groei en zelfontplooiing of zelfverwerkelijking (piramide van
Maslow).
4. Systeemtheorie: een systeem is een samenstelsel van elementen dat als
geheel functioneert door de onderlinge afhankelijkheid van de elementen en dat
voor de betrokken elementen bepaalde functies vervult.
⤷ Richt zich op het individu in zijn omgeving. Het is een theorie die haar basis heeft in het constructivisme →
beweert dat er ook een werkelijkheid bestaat die wij zelf maken en construeren → subjectieve kennis.
Geschiedenis ST:
➢ Jaren 40 van 20ste eeuw: ontstaan wetenschapsbenadering die ervoor pleit vanuit het grotere geheel
naar dingen of elementen te kijken.
➢ Jaren 50: biologische theorie wordt verbreed tot een benadering die bruikbaar is voor alle
wetenschappen → algemene systeemtheorie.
Er verschijnt een artikel waarin de oorzaken voor bepaalde vormen van het disfunctioneren van mensen
niet binnen het individu zelf worden gezocht, maar binnen hun omgeving/ systeem → fundament van
systeemtheoretisch denken.
➢ Jaren 60: systeemtheoretische benadering van organisaties geïntroduceerd en verspreid.
➢ Jaren 70: systeemtheorie verspreid door NL en intrede systeemdenken en gezinsbenadering in NL →
minder kinderen uit huis geplaatst en gezinnen kregen meer ondersteuning.
Systeemtheorie sinds jaren 50:
● In een breder kader, kijken naar de context.
● Brede blik aannemen en kijken met een breed perspectief.
● Individu wordt beïnvloed door anderen en andersom.
, ● Er vormen zich allerlei structuren/verbanden tussen mensen.
● Inclusief denken en kijken: verbanden zien door de omgeving erbij te betrekken.
Vijf belangrijke uitgangspunten van ST:
1. Het geheel is meer dan de som van de delen: het systeem heeft een eigen karakter dat niet te herleiden
is tot de eigenschappen van de delen.
2. Binnen het systeem (geheel) zijn de delen afhankelijk van elkaar en hangt alles met elkaar samen. Als
er binnen het systeem iets verandert, verandert het hele systeem.
3. Het systeem bepaalt in belangrijke mate het gedrag van de individuen.
4. Het systeem wil overleven, dus past het zich aan aan zijn omgeving.
5. Een systeem heeft de eigenschap zichzelf te handhaven en te blijven voortbestaan wanneer het
eigenlijk geen recht van bestaan meer heeft
In de systeemtheorie wordt er niet naar het gedrag van het individu zelf gekeken, maar naar de werking van het
systeem en de wisselwerking tussen personen. Het heeft een de-individualistisch karakter: problemen losmaken
van het individu. Relatiepatronen binnen het systeem verklaren het gedrag van de verschillende leden van het
systeem. Het systeem bepaalt het gedrag: motieven, bedoelingen en intenties doen er minder toe. De bredere
blik op het menselijk gedrag biedt een andere manier van kijken en een andere verklaringswijze van menselijk
gedrag: andere factoren en invloeden liggen ten grondslag aan menselijk gedrag.
Het begrip informatie staat centraal = de voortdurende stroom van zowel verbale als non-verbale, onbewuste en
onbedoelde signalen die mensen uitzenden en ontvangen. Het systeem functioneert doordat er voortdurend
informatie wordt uitgewisseld tussen de delen van het systeem en tussen het systeem en zijn omgeving.
Feedback = zelfregulatie door middel van terugkoppeling. Binnen de ST gaat het over aanpassen, het vermogen
van het systeem tot bijsturen van hun eigen functioneren. Het duidt op alle processen van
informatieterugkoppeling en verwerking.
- Negatieve feedback = gericht op veranderingen tegengaan en draagt bij aan het voortbestaan van de
bestaande toestaan van het systeem.
- Positieve feedback = gericht op verandering van het systeem en dat een bepaalde systeemnorm wordt
losgelaten.
Herhaling = kenmerk van een systeem. Hierdoor ontstaan patronen en interacties. Door een vast patroon
brengen interacties steeds minder nieuwe informatie: beperking → zorgt voor vertrouwdheid en zekerheid en
creëert een bepaalde mate van beheersbaarheid en voorspelbaarheid van situatie: redundantie.
Communicatie = interactie = gedrag = beïnvloeding
Traditionele psychologie Systeemtheorie
individugericht systeemgericht
intrapsychische benaderingswijze interpersoonlijke benaderingswijze
waarneembaar en niet-waarneembaar gedrag uitsluitend waarneembaar gedrag
verleden van belang verleden niet van belang
waaromvraag in persoonsanalyse waaromvraag in systeemanalyse
onderscheid tussen normaal en abnormaal gedrag van het onderscheid tussen de verschillende gedragingen van het systeem
individu: ziek en gezond
eenduidige oorzaken: A → B (lineaire causaliteit) geen eenduidige oorzaken, maar oorzaak = gevolg = oorzaak =
gevolg (circulaire causaliteit)
De systeemtheorie is een manier van denken waarmee de verschillende soorten werkelijkheid benaderd en
gezien kan worden.
⤷ Metatheorie = een theorie van een hoger abstractieniveau dan gewone theorieën.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alyseevanheijst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.58. You're not tied to anything after your purchase.