Samenvatting, vrij gedetailleerd van H1 tot en met H12. Het laatste puntje in H5 van prijszetters ontbreekt maar hier wordt voldoende uitleg over gegeven in de rest van de hoofdstukken.
Schaarste en efficiëntie
Economie= wetenschap die bestudeert hoe maatschappij schaarse middelen aangewend
en verdeeld voor productie goederen en diensten onder mensen.
=> essentie economie= start van assumptie dat er schaarste is en uitzoeken hoe
samenleving organiseren dat de goederen en diensten het efficiëntst produceert
absolute schaarste= echte tekortkomingen (vb hongersnood)
Relatieve schaarse= behoeften > productiemogelijkheden
Efficiëntie= meest efficiënte gebruik van middelen van samenleving om te voldoen aan
wensen en behoeften van de mensen
Productiemogelijkheden= bepaald door productiefactoren
- arbeid
- kapitaal
- natuurlijke hulpbronnen
- ondernemerschap
Bronnen zijn gelimiteerd in kwantiteit en in gebruik (werk en kapitaal)
economische logica
Denken als een economist
keuzes en afwegingen (trade offs)
- afweging ene goed tegenover ander goed (geven en nemen)
- altijd relatieve schaarste=> keuzes maken, efficiëntie nodig
opportuniteitskost
- =waarde van best mogelijke alternatief tov genomen beslissing, waarde van
opoffering (elke keuze gaat gepaard met kosten)
- niet per se een geldwaarde
denken “in de marge”: marginale kosten en marginale baten
- marginale kost= extra kost bij verbruik extra eenheid
- marginale baat= extra baat bij verbruik extra eenheid
- marginale verandering=kleine, bijkomende wijziging bij bestaand plan/activiteit
(belangrijk bij maken van rationele beslissingen)
- rationele beslissingen= afwegen baten en kosten van een activiteit
- irationele beslissingen: gebaseerd op emotie ipv uitkomst
∆𝑇𝐾 𝑇𝐾
MK= △𝑄
GK= 𝑄
(TK is totale kost, GK gemiddelde kost en Q productie hoeveelheid)
,Gedrag in functie van prikkels (incentives)
- verandering in MK of MB wijzigt prikkel => nieuwe beslissing (mensen reageren op
prikkels)
- Sommige beslissingen zijn niet ethisch maar door prikkels doet men het toch.
Logisch en waardeoordeel mag niet gemengd worden.
Eigenbelang en maatschappelijk belang
- eigenbelang= keuzes die best zijn voor individu die keuze maakt
- maatschappelijk belang= keuzes best voor maatschappij
- metafoor: de onzichtbare hand= het onbedoelde, positieve effect van eigenbelnag
op algemeen belang.
- vraag & aanbod naast elkaar=> kennen wisselwerking op algemeen belang
- loon- en prijsflexibiliteit, concurrentie en niet-ingrijpen door overheid waren
cruciaal voor onzichtbare hand idee=> essentieel voor creatie collectieve
welzijjn
- Adam smith: an inquiry into the nature and causes of the wealth of nations
- grondlegger economische wetenschappen, inzicht in de markt. Mechanismen
uit de 18e eeuw.
- eigenbelang=goed en leidt tot maatschappelijk belang
- rekening houden met tijdsgeest, er waren veel kleine aanbieders, nu meer
monopolies enzo (hier komt geen maatschappelijk belang van)
valkuilen (redeneringsfouten)
post hoc ergo propter hoc = drogreden
- “Omdat A voor B gebeurde is het de oorzaak”
- gebrek aan informatie => fout oorzaak-gevolg
verwarring correlatie en causaliteit
- correlatie= verband, hoeft niet perse oorzaak en gevolg te zijn (causaliteit)
onterechte veralgemening
- wat mogelijk is voor 1 bedrijf niet perse mogelijk voor ander bedrijf
- spaarparadox: 1 persoon spaart en wordt rijker dan de rest, iedereen spaart dan
wordt er te weinig uitgegeven en komt er een crisis, lonen worden lager en er zijn
minder mogelijkheden om te sparen.
ceteris peribus (ht overige gelijkblijvend)
- substitutie-effect: vb kip kan invloed hebben op aantal hambures dat we eten als de
prijs hiervan veranderd
- economen moeten veronderstellen dat er maar 1 verandering plaatsvindt, anders
onmogelijk om veranderingen in te schatten
Economie als sociale wetenschap
Micro en Macro-economie
Micro= gedrag van individuele entiteiten (deel-analyses), bv markten, ondernemingen,
gezinnen,..
Macro= economie als geheel, grote aggregaten
,periode WO1-WO2: ontwikkelen van indicatoren om macro-economie te meten= recentere
wetenschap
totale vraag (aggregate demand)= totaal dat gespendeerd wordt in economie
totaalaanbod (aggregate supply)= totaal aantal waarden van goederen en diensten die
worden geproduceerd in economie
=> prijsaspect is groot verschil
micro: prijzen van autos vs micor: inflatie (=algemene indicator)
positieve versus normatieve uitspraken
positieve uitspraak: beschrijvend, feiten
normatieve uitspraak: voorschijvend, hoe economie zou moeten zijn (opinie, hangt af van
waarden)
=>onderscheid tussen wens en feiten
economische modellen
model= vereenvoudigde weergave van complex economisch klimaat
experimenten zijn moeilijk id economie=> statische en historische data om modellen te
testen
empirie: testen van economische theorie aan empirische gegevens en doet voorspellingen
(statistiek, econometrie), economie toepassen op data
theorie: economie beschrijven en verklaren
De 3 economische vraagstukken
Schaarste en efficiëntie=> 3 basis vraagstukken
Wat produceren?
- hoeveel van mogelijke goederen produceren?
- prioriteit aan productie op lange termijn, ten koste van huidige productie
hoe produceren?
- welke middelen & productie technieken
voor wie produceren?
=> verschillende systemen om samenleving en productie te organiseren
spectrum economie:
Markt economie
Laissez faire: overheid komt niet tussen,
gemengde economie
mengeling van beiden (vooral dit)
Centraal-geleide economie
regering maakt economische beslissingen (vb noord-korea)
Belgie: welvaartsstaat zit tussen gemengde en centraal geleide econmie
Amerika: tussen markteconomie en gemengde economie
, Productiemogelijkheden
In en output
keuzes over in en outputs om te antwoorden op 3 vraagstukken
inputs= goederen of diensten die worden gebruikt voor productie van goederen en diensten
- arbeid
- tijd & moeite
- vergoedingen: loon, salaris
- kapitaal
- fysieke investeringen (machines, gebouwen,...)
- vergoeding: intrest, dividenden
- financieringsmogelijkheden voor kapitaal: bank, aandeelhouders (deel vd
winst nr hun via dividenden)
- natuurlijke hulpbronnen:
- voorzien door natuur
- vergoeding (inkomen): huur, pacht
- ondernemerschap
- moeite van het coördineren van de inputs
- vergoeding: winst
outputs= goederen en diensten als resultaat van productieproces en worden gebruikt of
verbruikt voor verdere productie.
-Gaan we consumeren met wat we verdienen of deel afstaan ter herverdeling (hangt af van
overheid)
inkomen door diensten te kopen en verhuren
- lonen & salarissen (in industriële landen dit 80% van nationale inkomsten)
- interest en dividenden
- huur
- winst
TOT= nationale inkomen
grenzen aan productiemogelijkheden
mogelijkheden vd maatschappij zijn begrensd door beschikbare productiefactoren en
technologie=> afwegingen maken want alles heeft opportuniteitskost
Production Possibilities frontier (PPF)= maximale productiehoeveelheden aan die een
economie kan verkrijgen (met de # productiemiddelen en beschikbare technologie)
in een curve= maximale inzet van alle productiefactoren
efficiënte= wanneer productiemiddelen max zijn ingezet. geen bijkomende productie meer
mogelijk. enkel ten koste van een ander goed (pareto-efficiëntie)=> trade off met
opportuniteitskost.
Vb: boter en wapens
A= uiterste punt, geen middelen voor civile economie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kaatmols. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.16. You're not tied to anything after your purchase.