100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oefentoets organisatiekunde (HU leerjaar 1) $6.14   Add to cart

Other

Oefentoets organisatiekunde (HU leerjaar 1)

1 review
 46 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze oefentoets wordt tot op heden gebruikt bij het examen van het vak organisatiekunde gegeven op de Hogeschool Utrecht. Dit vak wordt gegeven in leerjaar 1 van de studie: Bachelor Bedrijfskunde

Preview 3 out of 19  pages

  • January 8, 2024
  • 19
  • 2023/2024
  • Other
  • Unknown

1  review

review-writer-avatar

By: anna996 • 7 months ago

avatar-seller
Toetsvragen Organisatiekunde




1. Wat zijn de positieve effecten van een cultuur?

 Een leidraad voor ons handelen.
 Geeft richting waarop wij de dingen doen.
 Richting aan de manier waarop wij met elkaar omgaan
 Omgang van de leden van gemeenschap reguleert en daarmee sterk vereenvoudigt



2. Wat zijn de kenmerken van een sterke cultuur?

 Waarden worden breed gedeeld.
 Boodschappen over wat belangrijk is, zijn consistent.
 Medewerkers kunnen verhalen vertellen over historie en helden.
 Medewerkers identificeren zich sterk met de cultuur.
 Er is een sterke relatie tussen gedeelde waarden en gedrag.



3. Op welke twee dimensies is het cultuurmodel van Harrison en Handy gebaseerd? Geef van
iedere dimensie een korte toelichting.

 Machtsspreiding: De mate waarin beslissingsbevoegdheid gecentraliseerd of
gedecentraliseerd is.

 Samenwerkingsgraad: De mate waarin wordt samengewerkt.
(Onder hoge samenwerkingsgraad wordt een grote saamhorigheid tussen de leden van de
organisatie verstaan.)

4. Welke vier cultuurtypen onderscheiden Harrison en Handy? Geef van ieder cultuurtype een
korte omschrijving.

 Rolcultuur: (apollo) macht is nauwelijks gespreid en wordt weinig samenwerkt. Macht is
centraal belegd; vrijwel altijd hoog in de organisatie en het werk wordt op individuele basis
uitgevoerd. Kenmerkend; veel regels gecentraliseerde aansturing. Dergelijke organisatie
functioneren op routine, controle en voortdurende aanscherping van regels. Voorbeelden
zijn banken en verzekeringsmaatschappijen.

 Machtscultuur: ( zeus) Sterk gecentraliseerde macht en grote mate van samenwerking. Dit
type cultuur komt vaak voor in kleinere bedrijven met een directeur-eigenaar die een sterke
visie heeft. Zijn medewerkers houden zich uit respect voor zijn autoriteit aan de beslissingen
die hij neemt. Er zijn in vergelijking met rolcultuur relatief weinig regels en procedures.
 Personencultuur: (dionysus )met grote machtspreiding. Er is sprake van decentralisatie en
wordt weinig samengewerkt. Komt veel voor in organisaties waarin professionals en / of

, specialisten werken. De bedrijfscultuur is hier een optelsom van min of meer gelijkwaardige
inbreng van de individuele leden.

 Taakcultuur: ( athene) gericht op oplossen van problemen waarbij specialisten, ieder een
eigen vakgebied en vaak in wisselende samenstelling, projecten uitvoeren. Macht is niet
centraal belegd, maar is sprake van spreiding onder specialisten. Er wordt veel
samengewerkt.



5. Op welke twee dimensies is het cultuurmodel van Quinn en Rohrbaugh gebaseerd?

 De mate van flexibiliteit
(is in de organisatie sprake van lage of hoge mate van flexibiliteit?)

 De mate van interne vs externe focus
(heeft de organisatie een interne of externe oriëntatie?)



6. Welke vier organisatieculturen onderscheiden Quinn en Rohrbaugh? Geef van iedere
organisatiecultuur aan wat de belangrijkste oriëntatie is.

 Mensgericht: Hoge flexibiliteit & interne focus
 Innovatiegericht: Hoge flexibiliteit & externe focus
 Beheersgericht: Lage flexibiliteit & interne focus
 Resultaatgericht: Lage flexibiliteit & externe focus



7. Noem 6 omgevingsfactoren (geheugensteun: DESTEP of DE PEST)

 Demografisch
 Economisch
 Politiek-juridisch
 Ecologisch
 Sociaal-cultureel
 Technologisch



8. Wat is MVO?

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (people, planet, profit)




9. Wat wordt verstaan onder People, Planet en Profit? Leg deze begrippen uit en geef van ieder
begrip 2 voorbeelden.

, People: De inzet van de onderneming op het gebied van sociaal-ethische vraagstukken.
bv: kinderarbeid, man-vrouw verhoudingen, kinderarbeid, fraude

Planet: Inzet v/d onderneming op gebied van milieubescherming.

Profit: Het gaat niet alleen om de te behalen winst en omzet, maar ook om zaken als de zorg voor
de werkgelegenheid, sponsoring en politieke betrokkenheid



10. Wat zijn de 3 fasen van het klassieke strategisch management?

Benoem van ieder van de 3 fasen van het klassieke strategisch management de belangrijkste
onderdelen.


1. Analyseren huidige situatie:
 Onderzoeken en vaststellen van de sterkten en zwakten in de huidige missie, visie,
strategie, interne organisatie, systemen, cultuur, leiderschap en interactie met alle
stakeholders/partijen. Alternatief antwoord. Sterkten en zwakten in de 7S-
modelfactoren; die wel kunnen benoemen dan).
 Onderzoeken en vaststellen van kansen en bedreigingen die voortkomen vanuit de
DESTEP omgevingsfactoren en vanuit concurrenten ten opzichte van de
bedrijfsdoelstellingen/missie.

2. Vormen strategie
 Vaststellen van het gewenste toekomstbeeld
 Ontwikkelen van mogelijke strategieën, bijvoorbeeld o.b.v. Treacy & Wiersema,
Porter, Ansoff, Blue Ocean, e.a.
 Scenarioplanning

3. Implementatie strategie
 Vaststellen van planningscyclus.
 Ondernemingsplan en operationele plan maken door investeringsniveaus,
doelstellingen, budgetten en plannen uit te werken voor product/markt-
combinaties, innovatieniveau, productietechniek/logistiek, MVO en
medewerkers (alle KSF’s)



11. Wat is portefeuillemanagement?

Het maken van investerings- en ontwikkelingskeuzes zoals afbouwen of opbouwen van
verschillende bedrijfsactiviteiten en Business Units op grond van bedrijfseconomische criteria
(zoals winst, marktaandeel, groei, milieu-impact, bijdrage aan missie)




12. Beschrijf de 3 fasen van Portefeuillemanagement

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tamer_pm. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.14. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

84866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.14  2x  sold
  • (1)
  Add to cart