Tekst 1. De Trias van Ongelijkheid
G. Engbersen (2017)
Hoofdstuk 2 Moderne armoede: feit en fictie
§1 Inleiding
Twee boeken stemmen overeen in de veroordeling van het sociaal beleid dat in de jaren 80
in Amerika en Engeland is gevoerd en maken zij melding van de toegenomen omvang van
armoede in Amerika en Engeland. Scherpe kritiek wordt geuit op de veelheid van
bezuinigingen op de sociale zekerheid en op het ontbreken van een structureel beleid om
kwetsbare groepen weer als volwaardige burgers te laten participeren in de samenleving. De
economische herstelpolitiek in de jaren 80 is voorbijgegaan aan grote groepen burgers die
onvrijwillig en langdurig veroordeeld zijn tot een permanent uitkeringsafhankelijk bestaan.
De blijvende uitkeringsafhankelijkheid van grote groepen burgers, het ontbreken van een
activerend arbeidsmarktbeleid, bezuinigingen op overheidsvoorzieningen (gezondheidszorg,
huursubsidie, rechtshulp) en het verlies aan koopkracht hebben het vraagstuk van armoede
weer actueel gemaakt. Na 1985 werd er in Nederland veel melding gemaakt van armoede
en bestaansonzekerheid.
§2 Principes van armoede
Vanaf het moment dat armoede als sociaal probleem wordt onderkend, heeft de ‘concept of
money’ verschillende transformaties ondergaan. De ontwikkeling van de westerse
armoedewetgeving laat een verschuiving zien van een ‘absoluut’, fysiek bestaansminimum
naar een ‘relatief’, maatschappelijk bestaansminimum. De ontwikkeling van de
verzorgingsstaat is daarop van grote invloed geweest. Armoede wordt vandaag begrepen in
relatie tot het gemiddelde welvaartspeil van een bepaalde samenleving. Armoede is geen
levensbedreigende armoede, maar relatieve armoede. Om deze relatieve armoede in kaart
te brengen, worden zowel subjectieve als objectieve benaderingen gehanteerd. De
subjectieve benadering berust op de gedachte dat de betrokkenen zelf het beste weten wat
hun bestaansminimum is. In de objectieve benadering wordt het minimum gedefinieerd in
termen van een aantal door anderen bepaalde criteria. Voorbeelden daarvan zijn het sociaal
minimum zoals vastgelegd in de Algemene Bijstandswet.
Ik zou het verschijnsel van de hoge aantallen armen de wet van de inflatie in het
armoedeonderzoek willen noemen. Daar waar wetenschappelijk onderzoekers relatief hoge
aantallen presenteren, hebben de politiek verantwoordelijken de neiging om de omvang van
armoede of bestaansonzekerheid te bagatelliseren (afzwakken).
Zes principes van armoede. Om tot een realistische afbakening van het begrip relatieve
armoede te komen, wil ik aan de hand van het werk van de Noor Ringen 6 principes van
relatieve armoede bespreken. Het uitgangspunt is dat armoede als sociaal verschijnsel echt
bestaat. Het meten van armoede mag een definitorisch probleem zijn, de onderkenning van
sociale verschijnselen die armoede produceren is geen kwestie van definitie.
De eerste drie principes van Ringen hebben betrekking op wat armoede niet is:
1. Sociale ongelijkheid resulteert niet noodzakelijkerwijs in armoede.
Armoede impliceert het beslaan van sociale ongelijkheid, maar vloeit er niet
logischerwijs uit voort.
2. Sociale problemen hoeven niet noodzakelijkerwijs te resulteren in armoede.
Sociale problemen als werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, druggebruik en
verbroken relaties kunnen leiden tot armoede, maar er is geen noodzakelijk verband
tussen deze verschijnselen en armoede.
, 3. Armoede is niet hetzelfde als zich arm voelen.
In de bepaling van een ‘armoedegrens’ wordt vaak gebruik gemaakt van een
subjectieve benadering.
De laatste drie principes hebben betrekking op wat armoede wel is:
4. Armoede is het resultaat van onvoldoende middelen.
Een laag inkomen wordt wel als een noodzakelijke, maar niet als een voldoende
voorwaarde van armoede beschouwd .
5. Armoede betekent uitsluiting van de samenleving.
Hier raken we aan de kern van wat naar mijn overtuiging armoede is, namelijk de
radicale, sociale uitsluiting van mensen van de samenleving. Mensen raken
buitengesloten van dominante maatschappelijke instituties (arbeidsmarkt, sfeer van
de vrije tijd, gemeenschapsverbanden) en worden ingesloten door zorginstituties
(sociale diensten, bedrijfsverenigingen, arbeidsprojecten).
6. Armoede is meervoudige deprivatie (tekort aan iets).
Uit de twee laatste principes vloeit voort dat armoede meervoudige deprivatie
impliceert ‘cumulatie van ellende’.
De zes principes, die ons op weg moeten helpen naar een realistische conceptie van
armoede, laten zien dat het gemakkelijker is om vast te stellen wat armoede niet is, dan wat
armoede wel is. De bepaling van de armoedegrens impliceert altijd een waardeoordeel, dat
niet wetenschappelijk is te onderbouwen.
§3 De zeven kenmerken van armoede
Moderne armoede = De structurele uitsluiting van burgers van maatschappelijke deelname,
die gepaard gaat met permanente afhankelijkheid van de overheid. De gevolgen van deze
twee met elkaar samenhangende processen komen naar voren in de zeven kenmerken van
armoede.
1. Weinig geld. Het duurzame karakter van een permanent minimaal bestaan speelt
velen parten. De dagelijkse activiteiten staan geheel in het teken van rondkomen.
Prijskopen = De hele dag op pad zijn om elk product voor de laagst mogelijke prijs te
kopen. Bij gebrek aan voldoende contanten gaat men schulden aan om de nodige
zaken te kunnen aanschaffen.
2. Sociale isolement. Het verlies van werk en de krappe financiële situatie doen het
sociale netwerk inkrimpen. Er wordt bezuinigd op sociale activiteiten, op
abonnementen of de telefoon. Familie is voor velen de laatste bron van sociaal
contact. Velen kunnen niet meer rekenen op de onvoorwaardelijke steun van de
familie.
3. Geringe profijt van sommige overheidsvoorzieningen. De moderne armen doen
hun voordeel met het stelsel van sociale zekerheid, maar van andere
overheidsvoorzieningen profiteren ze minder. Onderwijsdeelname is daarvan wel het
beste voorbeeld.
4. Verstatelijking van de zorg. De permanente staatsafhankelijkheid van sommige
burgers is een cruciaal kenmerk van de moderne armoede. De moderne armen zijn
voor veel facetten van hun leven afhankelijk geworden van de overheid.
5. Heterogene groep. De toegenomen groepsonderscheidingen leiden tot onderlinge
vergelijkingen en tot gevoelens van onvrede en achterstelling. De minima geven
elkaar ten dele de schuld van de slechte situatie waarin ze verkeren. Er is sprake van
een continu ervaren relatieve deprivatie.
6. Geografisch lokaliseerbaar. Met name in de oude stadswijken van de grote steden
kan een concentratie van uitkeringsgerechtigden en langdurig werklozen worden
aangetroffen. In deze wijken is een cumulatie van problemen waarneembaar. Die
problemen betreffen onder andere langdurige werkloosheid, permanente
bijstandsafhankelijkheid, kleine criminaliteit, slechte huisvesting, verpauperde
woonomgeving en een concentratie van allochtonen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LizaS20. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.