Dit is een gefocuste samenvatting van alle stof en colleges van Psychotherapie 1. De leerdoelen die in het eerste college zijn besproken, zijn bij iedere therapie helder uitgewerkt. De samenvatting is helder te volgen, en toch beknopt genoeg om alles te kunnen herhalen. Op het einde zijn er wel 25 ...
Test Bank For Current Psychotherapies - 10th - 2014 All Chapters - 9781285083711
Test Bank For Current Psychotherapies 11th Edition By Danny Wedding ISBN NO: 9781305865754 Complete Guide
Summary all literature Overview of Psychotherapy
All for this textbook (7)
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Psychologie
Psychotherapie 1
All documents for this subject (3)
2
reviews
By: cehj7 • 4 year ago
By: jannekedejongh • 6 year ago
Seller
Follow
FlorenceElizabeth
Reviews received
Content preview
Cognitieve theorie
Wat is de theoretische achtergrond van de therapie?
Het verwerken van informatie is cruciaal voor het overleven. Het systeem (affectief en cognitief)
is gemaakt van schema’s. Zij beïnvloeden sterk het verwerken van informatie.
De vorige theorie focuste zich op een directe relatie tussen de activatie van cognitieve schema’s,
en veranderingen in andere systemen (cognitie, affect, motivatie en gedrag). De huidige theorie
ziet alle systemen als een samenwerkend geheel, wat een mode wordt genoemd. Modes zijn
netwerken van cognitieve, affectieve, motivationele- en gedrag schema’s, die persoonlijkheid
maken en situaties interpreteren. Oer-modes zijn universeel en gebonden aan overleven. Deze
zijn adaptief in evolutionair opzicht, maar maladaptief in het dagelijkse leven.
Er wordt geprobeerd de problematische wijze van informatieverwerking aan te passen door
verschillende strategieën: samenwerkend empirisme (samen ontdekken en veranderingen
proberen aan te brengen), geleide ontdekking (rode draad tussen huidige mispercepties en
overtuigingen aan het verleden), socratisch dialoog (alleen maar gebruik maken van vragen).
Technieken zijn gericht op het corrigeren van biasen en fouten in de informatieverwerking.
- De wat-als techniek (voorbereiden beangstigende consequentie)
- Reattributie (alternatieve oorzaken van ervaringen bekijken)
- Herdefiniëring (probleem wordt anders geformuleerd)
- Decentering (bewustwording dat je niet de focus van iedereens aandacht bent)
- Intrusive imagery (herschrijven van traumatisch script)
Gedragstechnieken: huiswerk, hypothese toetsen, exposure, rollenspellen, diversion technieken,
activiteiten plannen, graded-task assignment (graduele exposure). Ook wordt er gebruik
gemaakt van een taartdiagram en meerdimensioneel evalueren.
Theorie van persoonlijkheid
CT ziet persoonlijkheid als het reflecteren van de cognitieve organisatie en structuur, die
biologisch en sociaal worden beïnvloed. Als een individu voelt dat een situatie een respons
benodigd, zullen er verzamelingen van cognitieve, emotionele, motivationele en gedragsmatige
schema’s gemobiliseerd worden. Tegenwoordig worden alle aspecten van menselijk
functioneren gezien als een tegelijkertijd interacterende mode. Persoonlijkheid is daarmee de
interactie tussen aangeboren dispositie en omgeving. Persoonlijkheidseigenschappen
reflecteren basale schema’s of interpersoonlijke strategieën die ontwikkeld zijn in response op
de omgeving. Het fenomeen van psychopathologie zijn op hetzelfde continuüm als normale
emotionele reacties, maar zijn veel heftiger en persisterend.
De cognitieve kwetsbaarheden die iemand vatbaar maken voor psychologische stress, zijn
gerelateerd aan persoonlijkheidsstructuur. Deze is gevormd door temperament en cognitieve
schema’s. Deze concepten zijn verder versterkt door leerervaringen en beïnvloeden ook weer
de formatie van overtuigingen, waardes en attitudes. De schema’s kunnen adaptief of
functioneel zijn, latent of actief, algemeen of specifiek, elkaar aanvullend of tegensprekend. Bij
persoonlijkheidsstoornissen zijn ze makkelijk getriggerd en vaak, zodat het individu vaak
reageert op een bepaalde manier.
Theorie van psychotherapie
Cognitieve verandering versterkt gedragsverandering, en vice versa. Emoties spelen ook een rol,
want leren is versterkt als emoties zijn getriggerd. Cognitieve verandering vindt plaats op
verschillende levels: vrijwillige gedachtes, continue of automatische gedachtes, onderliggende
assumpties en kernovertuigingen. Deze zijn gerangschikt op stabiliteit en toegankelijkheid.
Meest toegankelijk en minst stabiel zijn vrijwillige gedachtes. Automatische gedachtes worden
gegenereerd door de onderliggende assumpties. Assumpties vormen percepties in cognities,
bepalen doelen en geven interpretaties en betekenissen aan gebeurtenissen. Kernovertuigingen
zijn behouden in cognitieve schema’s. Deze overtuigingen worden geïdentificeerd en
tegengegaan.
,Werkt de therapie en hoe weten we dat?
Negatief gebiasede interpretaties zijn gevonden bij alle type depressies. Cognitieve therapie
(CT) is ook effectief voor depressie. Ook de cognitieve specificiteit hypothese, dat er
onderscheidende cognitieve profielen zijn voor iedere psychiatrische stoornis, is gesteund bij
meerdere stoornissen. CT is werkzaam bij paniekstoornis, sociale fobie, GAS, eetstoornissen,
huwelijksproblemen, OCS, PTSS en schizofrenie. Daarnaast lijkt CT minder terugval te hebben
dan andere behandelingen voor angst en depressie.
De notie van ‘hopeloosheid’ is erg belangrijk bij suïcidaliteit; het werkt voorspellend wat betreft
eventuele suïcide. CT kan het percentage van een herhaalde poging op suïcide terugdringen met
50% over een 18-maanden tijdsperiode.
Best available research: CT en CGT zijn gebaseerd op empirische onderzoeken. Individuele
RCT’s, reviews van literatuur en meta-analyses laten hun effectiviteit zien bij depressieven en
angststoornissen. Een review van 16 meta-analyses laat zien dat er grote effectgroottes zijn
voor unipolaire depressie, GAS, paniekstoornis, sociale fobie en bulimia. Het heeft lagere relapse
percentages dan antidepressiva en verkleind het risico op terugkomst van symptomen voor
depressie en angststoornissen. Een punt van kritiek is dat er nauwelijks tot geen sprake is van
comorbiditeit in de samples. Echter zijn er studies naar het risico voor suïcide waar wel een
comorbide sample was, en daar was het alsnog effectief.
- Klinische expertise: CT kan even effectief zijn als medicatie, maar de effectiviteit is weer
afhankelijk van de ervaring en expertise van de therapeut.
- Patiënt karakteristieken: de generaliseerbaarheid van de onderzoeken zijn onderzocht,
en blijkt dat veel karakteristieken van de sample overeenkomen met patiënten in een
klinische setting. De voortgang van patiënten uit een klinische setting zijn ook
vergelijkbaar met de voortgang uit RCT’s.
Waarom werkt de therapie?
CT speelt in op systematische fouten in redeneren (cognitieve verstoringen):
- Arbitraire inferentie: een specifieke conclusie trekken op basis van een detail buiten
de context, in het gezicht van tegenstellende informatie.
- Selectieve abstractie: conceptualiseren van een situatie op basis van een detail
buiten de context, terwijl je andere informatie negeert.
- Overgeneralisatie: het extraheren van een algemene regel op basis van een paar
geïsoleerde incidenten, die je vervolgens te breed en ongerelateerd toepast.
- Magnificatie of minimalisatie: iets zien als veel meer of minder opvallend/belangrijk
dan dat het eigenlijk is. Het gaat om catastroferen of juist iets minder groot maken
van het is.
- Personalisatie: het toeschrijven van externe ervaringen aan jezelf, zonder bewijs dat
deze causale connectie ondersteunt.
- Dichotoom denken: het categoriseren van ervaringen in 1 of 2 extremen.
Er zijn drie werkzame mechanismes:
- Een begrijpelijk raamwerk
- De emotionele verbinding van de patiënt in de probleemsituatie
- De betrouwbaarheid van het testen van die situatie
De modificatie van dysfunctionele assumpties leidt tot effectieve cognitieve, emotionele en
gedragsveranderingen. Kernovertuigingen zijn verbonden aan emoties: met affectieve
opwinding, worden deze overtuigingen bereikbaar en veranderbaar. Een mechanisme van
verandering is dus het focussen op het toegankelijk maken van deze cognitieve constellaties, die
deze maladaptieve gedragssymptomatologie veroorzaken. Het therapeutische milieu maakt het
mogelijk voor de patiënt om emotionele opwinding te uiten, en tegelijkertijd de realiteit te
testen.
, Gedragstherapie
Wat is de theoretische achtergrond van de therapie?
Gedragstherapie speelt in op hoe een individu reageert op zijn/haar omgeving. Door leren en
gedragsexperimenten wordt gepoogd een verandering teweeg te brengen in het gedrag. Dit kan
op zichzelf weer cognitieve en affectieve veranderingen veroorzaken (cognities, affect en gedrag
beïnvloeden elkaar dus vice versa). Het uiteindelijke doel is om het gedragsrepertoire te
vergroten zodat iemand meer keuze heeft in een bepaalde situatie. Aangenomen wordt dat
gedrag een functie heeft: omdat gedragstherapeuten probleemgedrag begrijpelijk vinden in een
bepaalde context, krijgt de cliënt niet de schuld voor het gedrag/problemen. Het richt zich op
instandhoudende factoren. Gepoogd wordt aangeleerde gedragspatronen te veranderen door
middel van exposre, modeling, bekrachtiging, negeren/straffen.
Theorie van persoonlijkheid
Behavioristen zijn sceptisch over het vermogen van persoonlijkheid om gedrag te voorspellen.
Zij geloven namelijk dat gedrag alleen beïnvloed wordt door variabelen in de omgeving
(bekrachtiging, bestraffing, klassiek conditioneren, etc.) en dat individuen zich daardoor
verschillend kunnen gedragen in verschillende situaties. Onderzoek heeft meerdere keren
aangetoond dat gedrag voornamelijk afhankelijk is van situationele cues en er is maar weinig
onderzoek dat het idee ondersteund dat mensen zich consistent gedrag over situaties, wat de
klassieke notie van persoonlijkheidstrekken in twijfel stelt. Tegenwoordig nemen veel
gedragstherapeuten aan dat stabiele temperament karakteristieken belangrijk zijn op het
beïnvloeden van gedrag en ze nemen daarnaast aan dat deze patronen zowel beïnvloedt worden
door de leergeschiedenis als biologische aanleg.
Theorie van psychotherapie
Therapie helpt door het ervaren van correctieve leerervaringen. Dit leidt tot veranderingen in
het gedrag. De nadruk ligt niet op de therapeutische relatie, maar het blijft wel van groot belang
op de kans tot slagen van de therapie.
Veelgebruikte technieken zijn gedragsbeoordeling, exposure strategieën, respons preventie,
operante conditionering strategieën, relaxatie training, stimulus-controle procedures, modeling,
gedragsactivatie voor depressie, sociale vaardigheidstraining, probleem oplos training en
acceptatie-gebaseerde gedragstherapieën.
Er worden twee methoden gebruikt om de benodigde strategieën vast te stellen. Een methode
gaat op basis van functionele analyse, en de ander is gebaseerd op het diagnostisch profiel van
de cliënt. Bij de eerste benadering worden de behandelstrategieën vastgesteld als resultaat van
gedragsbeoordeling. Als uit de beoordeling bijvoorbeeld komt dat de cliënt last heeft van een
depressie dat is ontstaan door verminderde activiteit, dan zal er in de therapie worden ingegaan
om gedragsactivatie. Bij de tweede benadering wordt een behandeling vastgesteld op basis van
de diagnose. Hierbij worden protocollen opgevolgd voor een specifieke stoornis waar een
specifieke behandeling aan gekoppeld is
Werkt de therapie en hoe weten we dat?
Gedragstherapie blijkt effectief voor angst, OCS, GAS, PTSS, sociale angst, specifieke fobie,
depressie, stoornissen in het gebruik van middelen en schizofrenie (+ antipsychotica).
Variabelen die geassocieerd zijn met slechtere uitkomsten bij het volgen van CGT voor
angststoornissen zijn de aanwezigheid van persoonlijkheidsstoornissen, ernstige depressie,
ernstige angststoornis symptomen, meer stressvolle levensgebeurtenissen, slechter inzicht in
de symptomen, slechte motivatie, negatieve patronen van communicatie tussen familieleden en
slechte compliance met de behandeling (het missen van sessie, niet maken van huiswerk).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FlorenceElizabeth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.