5.1 Wat moet ik doen?
In dit hoofdstuk nemen we aan dat de vrije wil en vrijheid bestaat, “anders kan
je wel met ethiek kappen” – ASI. Vrijheid is essentieel voor ethiek.
2 definities van ethiek:
1. Ethiek is de systematische reflectie op de moraal (waarden en normen).
2. Ethiek is het leren omgaan met tragische situaties.
Soorten ethiek
Religieuze ethieken: gebasseerd op geloof; heteronoom.
Filosofische ethieken: gebaseerd op de rede; autonoom.
Moreel dilemma: grondwaarden
1. Een geloofwaardig probleem (ook qua tijd en plaats);
2. Twee opties (absoluut niet meer);
3. Die twee opties moeten gelijkwaardig zijn.
- Er moeten ook nadelen kleven aan beide opties, anders is de keuze
makkelijk gemaakt.
Op de toets: alle drie nagaan bij een moreel dilemma, korte toelichting
waarom je antwoord ‘ja’ of ‘nee’ is. Eén nee betekent: geen moreel dilemma.
De vraag is telkens: ‘wat is de juiste keuze?’. Antwoord hangt af van allerlei
dingen.
Aantal definities:
Waarden: abstracte begrippen die richting geven aan je handelen. Ze wijzen
op zaken waar je aan hecht (beetje idealistisch).
a. Bijv. kinderen niet platrijden op het zebrapad.
Normen: gedragsregels die voorschrijven hoe je in bepaalde situaties zou
moeten handleen (dit is de regel, hiermee wordt de waarde concreet).
b. Bijv. verkeersbord van 30 km/h.
c. Normen (regels) worden afgeleidt uit waarden.
Moraal: geheel aan normen en waarden; stelsel van normen die binnen een
bepaalde groep gelden.
o Een positieve reden om aan waarden te hechten en je aan normen te
houden, vinden we in onze eigen behoeften aan lof en waarding van
anderen.
, Deugd: een goede karaktereigenschap die blijkt uit de manier waarop we ons
gedragen (gulden middenweg).
Omgeving
Voorbeelden van invloeden die je ‘voorprogrammeren’ op het gebied van
normen en waarden; hierdoor vind je sommige normen ‘gewoonte’:
o Opvoeding, sociale omgeving, school, tijd en cultuur.
o Door je aan de normen en waarden van de groep te houden, ben je lid
van die groep. Want wie wilt nu een outcast zijn?
Ethici proberen criteria te ontwikkelen die je bij de beoordeling van normen
kunt hanteren. Ze verschaffen je inzicht, zodat je niet gewoontegetrouw een
norm volgt. Maar dat je juist weet waarom je die norm volgt.
o Ethiek geeft je meer inzicht in waarom. Inzicht geeft je dus meer
vrijheid.
Maar daarmee ook je verantwoordelijkheid.
Fernando Savatar (Spaans filosoof)
Wil je niet verantwoordelijk zijn? Blijf dan maar een imbeciel (in de woorden
van Savatar). Want een imbeciel is kreupel van geest en maakt onvoldoende
gebruik van zijn vrijheid en zijn verstand.
Er zijn vijf categorieën imbecielen:
1. Verveelden: mensen die niets willen.
2. Besluitelozen: mensen die alles tegelijk willen en niet kunnen kiezen.
3. Conformisten: weten niet wat ze willen, maar dat boeit ze ook niet. Het
zijn slechts volgelingen.
4. Half-slachtigen of slappelingen: weten wat ze willen en ook waarom,
maar doen het niet. Ze stellen het maar uit, en doen dingen die ze niet
willen.
5. Koppigen: vastberaden en met alle geweld iets willen. Maar hebben een
verkeerde kijk op de werkelijkheid. Ze doen dus het verkeerde, terwijl ze
denken dat dat het goede is.
5.2 Ethische posities I
Criterium (maatstaf) omvat een of ander antwoord op de vraag ‘wat is goed?’.
Ethische positie: Je ethische positie zit verscholen in het antwoord dat je, al
dan niet bewust, geeft op de vraag: ‘Wat is goed?’ Zij bestaat uit een aantal
uitgangspunten, een manier van denken een een maatstaf die je hanteert op
het moment dat je handelingen goedkeurt of afwijst.
o Je neemt telkens ethische posities in waarneer je handelt en er
waarden in het geding zijn. Daarachter verschuilt zich een norm, dus
door je handelen keur je een aantal normen goed.
Nu een opsomming van een aantal ethische posities:
, Deugdethicus (eudaimonist): houdt zich minder bezig met normen, maar
met de vragen: ‘Hoe moet ik leven?’, ‘Wat is goed leven?’. Hij onderzoekt de
voorwaarden voor het goede leven: het ontwikkelen van goede
eigenschappen (deugden).
Egoïst (rationele egoïst): enkel het eigenbelang telt. Maar niet, ikke ikke ikke.
Nee, hij is rationeel, hij doet ook wel eens wat voor anderen, op voorwaarde
dat hij er uitendelijk zelf ook voordeel van heeft.
Hedonist: alleen die handelingen zijn goed die enkel hemzelf genot of plezier
verschaffen. Denkt vooral aan genot op de lange termijn, en is daarom geen
zelf-destructief figuur. Hij drinkt dus niet veel in een korte tijd, om zo op de
langere termijn langer te leven.
o Verschil met egoïst: de egoïst hoeft het niet om genot of plezier te
gaan.
Altruïst: stelt anderen op de eerste plaats.
Utilist: een rekensommetje. Greatest happiness principle.
o Bentham: kwantitatief. Mill: kwalitatief.
Intuïtionist: goed en kwaad zit in je intuitie. Fouten maak je omdat deze soms
troebel is.
Gelovige: volgt de moraal die het geloof hem voorschrijft.
Universalist (Kant): er zijn rechten en plichten voor ieder mens, ongeacht
cultuur. Iedereen moet hetzelfde handelen in dezelfde situatie. Voorbeeld:
universele verklaring van de rechten van de mens.
Relativist: oordeel is altijd gekleurd door waarden en normen die je uit je
cultuur mee hebt gekregen. Niemand kan over andermans handelingen
oordelen.
Legalist: goed is datgene wat er in de wet staat.
Existentialist: 100% vrij en verantwoordelijk. Geen enkele norm is absoluut te
rechtvaardigen. Enige rechtvaardiging is dat jij ervoor kiest. Al het andere is
een slap excuus.
Pragmatist (opportunist): handeling is goed wanneer deze een bepaald doel
dient. Criterium: ‘Werkt het?’, ‘Wat levert het op?’, ‘Heeft het effect?’.
Nihilist (Nietzsche): gelooft in god noch gebod. Al het denken over goed en
kwaad is zinloos. We zijn en blijven dieren. Instincten zullen de doorslag
geven. Moraal kan je dus beter afschaffen.
5.3.1 De strijd om het goede; het omstreden strijdtoneel: vrijheid
Kant: Rijk van de natuur: alles hierin is onderhevig aan het principe van
causaliteit. Hier heersen de wetten van de natuur.
Rijk van de vrijheid: hier heersen de wetten van de rede.
o De mens staat met één been in de één, en met de ander in de ander.
o Hij is een animal rationale: een met rede begiftigd dier.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KevinKlinkspoor. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.