Meer dan 100 oefenvragen WETENSCHAPSFILOSOFIE - zelf 9,5 gehaald
55 views 0 purchase
Course
Wetenschapsfilosofie PSY (425026B6)
Institution
Tilburg University (UVT)
Hoi!
Ik heb deze vragen gemaakt nadat ik zelf een 9,5 voor het tentamen heb gehaald.
Dit document bevat 116 oefenvragen met antwoorden over het vak wetenschapsfilosofie.
Over elk college rond de 10 vragen. De meeste vragen zijn openvragen zodat je daarmee kan oefenen en zo nog beter de stof ...
Oefenvragen wetenschapsfilosofie door Juul Lankhaar
DEEL 1
Hoorcollege 1_______________________________________________________________________
1. Vraag: Wat is de definitie van wetenschapsfilosofie?
Antwoord: Wetenschapsfilosofie wordt gedefinieerd als de filosofische reflectie op wat wetenschap
is, wat het doet en welke kennis het genereert.
2. Vraag: Waarom is wetenschapsfilosofie relevant voor psychologen?
Antwoord: Wetenschapsfilosofie is relevant voor psychologen omdat het hen in staat stelt uit te
leggen waarom psychologie als wetenschap wordt beschouwd. Daarnaast vereist het kritisch
nadenken en argumenteren over de aard van wetenschap en de geldigheid van kennis.
3. Vraag: Wat wordt bedoeld met de term "replicatie crisis in psychologie"?
Antwoord: De replicatiecrisis in de psychologie verwijst naar het fenomeen waarbij gepubliceerde
positieve resultaten vaak niet kunnen worden gerepliceerd in herhaalde onderzoeken, wat twijfels
oproept over de betrouwbaarheid van bepaalde psychologische bevindingen.
4. Vraag: Leg het verschil uit tussen rationalisme en empirisme in de context van epistemologie.
Antwoord: Rationalisme stelt dat echte kennis voortkomt uit de ratio (verstand), terwijl empirisme
beweert dat echte kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring. Het gaat om het verschil in de bron van
kennis.
5. Vraag: Hoe probeert Aristoteles het empirisme en rationalisme te verenigen in zijn
epistemologie?
Antwoord: Aristoteles probeert het empirisme en rationalisme te verenigen door inductie te
gebruiken als een eerste stap (waarneming van specifieke gevallen naar het algemene) en vervolgens
intuïtieve inductie (inzicht) toe te passen met behulp van het intellect om abstracte waarheden te
begrijpen.
6. Vraag: Wat is het verschil tussen doxa en episteme volgens Plato?
Antwoord: Doxa verwijst naar meningen over hoe dingen zijn, terwijl episteme verwijst naar ware en
gerechtvaardigde kennis volgens Plato.
7. Vraag: Leg het begrip "nativisme" uit en geef een voorbeeld van een filosoof die deze
opvatting ondersteunt.
Antwoord: Nativisme is de opvatting dat bepaalde ideeën of kennis ingeboren zijn. Een voorbeeld
hiervan is Descartes, die geloofde in ingeboren kennis maar niet dat alle kennis bij geboorte
aanwezig is.
8. Vraag: Wat is de allegorie van de grot, en hoe gebruikt Plato dit om zijn filosofische ideeën
uit te leggen?
Antwoord: De allegorie van de grot is een metafoor gebruikt door Plato om het verschil tussen de
wereld van de zintuiglijke waarnemingen (grot) en de wereld van ideeën (buiten de grot) uit te
leggen. Het benadrukt het idee dat echte kennis alleen kan worden verkregen door het gebruik van
het verstand.
9. Vraag: Leg het empiristische principe volgens Aristoteles uit en geef aan hoe het verschilt van
het rationalistische principe.
Antwoord: Het empiristische principe volgens Aristoteles is dat er niets in het intellect is dat zich niet
eerst in de zintuigen bevond. Dit staat in contrast met het rationalistische principe dat stelt dat echte
kennis voortkomt uit het gebruik van het verstand.
, Oefenvragen wetenschapsfilosofie door Juul Lankhaar
10. Vraag: Hoe probeerde Thomas Aquino de opvattingen van Aristoteles te verenigen met de
christelijke leer?
Antwoord: Thomas Aquino probeerde de opvattingen van Aristoteles te verenigen met de
christelijke leer door het concept van de stof en vorm toe te passen en te stellen dat God het proces
van ontstaan en vergaan in gang heeft gezet
Hoorcollege 2_______________________________________________________________________
Vragen over Francis Bacon:
1. Wat is het belangrijkste aspect van Francis Bacon's nieuwe methode?
• Antwoord: Het experimenteren en gebruikmaken van inductie om kennis te
verwerven.
2. Leg uit wat Bacon bedoelt met "idols of the tribe" en geef een voorbeeld.
• Antwoord: "Idols of the tribe" zijn vooroordelen die inherent zijn aan menselijke
denkwijzen. Een voorbeeld is de neiging om regelmaat te zien waar die er niet is,
zoals het zien van patronen in willekeurige gebeurtenissen.
Vragen over René Descartes:
3. Hoe probeerde Descartes zekere kennis te bereiken?
• Antwoord: Door radicale twijfel toe te passen en vervolgens helder en duidelijk
inzicht te gebruiken als een rationalistische basis voor kennis.
4. Wat was Descartes' reactie op de twijfel aan het bestaan van de fysische wereld veroorzaakt
door de Malin Genie?
• Antwoord: Hij concludeerde dat hij bestaat omdat hij twijfelt (Cogito, ergo sum) en
gebruikte God als garantie voor de betrouwbaarheid van zijn heldere en duidelijke
ideeën.
Vragen over John Locke:
5. Wat was Lockes kritiek op het idee van ingeboren ideeën?
• Antwoord: Locke verwierp het idee van ingeboren ideeën door te laten zien dat
universele principes zoals "wat is, is" en morele principes ook op andere manieren
verklaard kunnen worden, bijvoorbeeld door vroege ervaring.
6. Wat is het probleem dat Locke ondervindt met het idee van substantie?
• Antwoord: Locke beweert dat we kennis hebben van substanties, maar substanties
zelf kunnen niet direct worden waargenomen. Dit gaat tegen empirische principe in.
Vragen over George Berkeley:
7. Hoe verschilt Berkeleys idealisme van Descartes' opvatting over de fysische wereld?
• Antwoord: Berkeley geloofde dat de fysische wereld essentieel mentaal is,
afhankelijk van waarneming, terwijl Descartes nog steeds een onafhankelijke fysische
wereld postuleerde.
8. Wat is het probleem met Berkeleys argument over primaire en secundaire kwaliteiten?
• Antwoord: Berkeley ontkent het bestaan van primaire kwaliteiten, maar dit creëert
een inconsistentie omdat sommige eigenschappen, zoals grootte, nog steeds
onafhankelijk van waarnemers lijken te bestaan.
Vragen over David Hume:
9. Leg Hume's copy principle uit en geef een voorbeeld.
• Antwoord: Hume's copy principle stelt dat ideeën afgeleid zijn van impressies. Een
voorbeeld is het idee van een zegelring dat voortkomt uit de impressie van de
zegelring zelf.
10. Waarom concludeerde Hume dat we geen echte kennis kunnen hebben over causale
relaties?
• Antwoord: Omdat we oorzakelijkheid niet direct kunnen waarnemen; ons geloof in
causale relaties is gebaseerd op constante conjuncties die we waarnemen, maar dit is
niet voldoende voor echte kennis.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juullankhaar. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.72. You're not tied to anything after your purchase.