Dit is een samenvatting van alle hoorcolleges voor het vak Methoden van Bedrijfseconomisch Onderzoek (MBEO). Er zijn ook 5 oefenvragen opgenomen die behandeld zijn tijdens de hoorcolleges.
Business Research Techniques for Pre-master_320087-B-6_2021
Business Research Techniques for Pre-master_320087-B-6
All for this textbook (35)
Written for
Tilburg University (UVT)
Bedrijfseconomie
Methoden bedrijfseconomisch onderzoek
All documents for this subject (6)
2
reviews
By: nickvannuland • 5 year ago
By: kevinkorswagen • 6 year ago
Seller
Follow
victor427
Reviews received
Content preview
Herhaling Inleiding Onderzoeksmethoden
Business probleem
Een business probleem ontstaat als de desired state van een bedrijf verschilt met de actual state van een
bedrijf. Dit kan op 2 manieren:
● De huidige situatie is erg ongunstig en moet zo spoedig mogelijk worden opgelost.
● De huidige situatie is goed maar kan nog verbeterd worden.
Een goed business probleem moet voldoen aan de volgende eisen:
● Feasibility (uitvoerbaarheid)
○ Het probleem mag niet te omvangrijk zijn.
○ Het probleem moet kunnen worden uitgedrukt in variabelen.
○ Het moet mogelijk zijn om de vereiste data te verzamelen (zowel bestaande als nieuw data).
■ Voorbeeld van een onuitvoerbaar probleem: ABN Amro wil weten hoe ze hun
winstgevendheid kunnen verhogen (voldoet aan geen van bovenstaand eisen).
■ Voorbeeld van een uitvoerbaar probleem: Philips wil weten of het toepassen van
prijspromotie op hun eigen producten de winstgevendheid van hun producten verhoogd.
● Relevance (relevantie)
○ Managerial relevance
■ Iemand moet voordeel behalen bij het oplossen van het probleem zoals managers,
consumenten of de overheid.
● Dit kan invloed hebben op slechts één bedrijf maar het kan ook één of meerdere
branche(s) beïnvloeden.
○ Academic relevance
■ Een onderzoek kan relevant zijn indien:
● Het betreft een compleet nieuw onderwerp waar nog geen onderzoek naar
gedaan is (het onderwerp is wel belangrijk)
● Het betreft een bestaand onderwerp waar al onderzoek naar gedaan is, echter
niet in de huidige context.
● Het betreft een bestaand onderwerp waar al onderzoek naar gedaan is, die
onderzoeken zijn erg verspreid en worden nu gecombineerd.
● Het betreft verschillende onderzoeken die elkaar tegenspreken, die onderzoeken
worden nog eens nader bekeken.
1
,Probleemstelling
Na het vaststellen van het business probleem moet dit worden vertaald naar een probleemstelling. Hierbij
wordt er gebruik gemaakt van preliminary research (inleidend/voorbereidend):
● Jekt achtergrondinformatie over het bedrijf/de context.
● Je zoekt achtergrondinformatie over het onderwerp.
Een goed probleemstelling moet voldoen aan de volgende eisen:
● De probleemstelling moet geformuleerd zijn in variabelen en relaties tussen die variabelen.
● De probleemstelling kan het beste geformuleerd zijn in een open vraag; een vraag die niet met ‘ja’ of
‘nee’ te beantwoorden is.
● De probleemstelling moet helder en duidelijk geformuleerd zijn zodat het slecht op één manier
geïnterpreteerd kan worden.
● De probleemstelling moet relevant zijn (zie business probleem).
Onderzoeksvragen
Vervolgens wordt de probleemstelling vertaald naar een aantal onderzoeksvragen die elk een deel van de
probleemstelling behandelen.
Goede onderzoeksvragen moeten voldoen aan de volgende eisen:
● Alle onderzoeksvragen samen moeten de volledige probleemstelling dekken.
● De eerste onderzoeksvragen moeten theoretisch zijn en worden als eerste behandeld in het theoretisch
gedeelte van het onderzoek. De volgende onderzoeksvragen moeten praktisch zijn en worden daarna
behandeld in het empirisch gedeelte van het onderzoek.
○ De vragen moeten in dezelfde volgorde aan bod komen in de tekst.
● De onderzoeksvragen moeten helder en duidelijk geformuleerd zijn zodat ze slechts op één manier
geïnterpreteerd kunnen worden.
Theoretische onderzoeksvragen:
● Context vraag
○ Alleen als de context extra uitleg nodig heeft.
○ Voorbeeld: What is the effect of a merger on employee morale?
● Conceptualisatie vraag
○ Alleen als de belangrijkste variabelen extra uitleg nodig hebben.
○ Voorbeeld: Which different communication styles can be used by a CEO after a merger?
● Relatie vragen
○ Alle relaties in de probleemstelling moeten worden behandeld.
○ Voorbeeld: How does a CEO’s communication style after a merger influence employee morale?
Praktische onderzoeksvragen:
● Relatie vragen
○ In tegenstelling tot theoretische relatie vragen wordt er hier gevraagd naar de sterkte van een
bepaalde relatie.
○ VB: ‘’To what extent…’’
○ Iedere theoretische relatie vraag heeft een bijbehorende praktische relatie vraag.
● Implicatie vragen
○ Geeft antwoord op de vraag hoe de resultaten van het onderzoek geïmplementeerd kunnen
worden.
○ Open vraag
2
, Theoretical framework
Een theoretical framework bestaat uit:
● Definities van variabele
● Conceptueel model → grafische weergave
● Hypotheses → relaties tussen variabelen
Definiëren van variabelen
Vereisten voor het goed formuleren van variabelen:
● Informatieve naamgeving (zo kort mogelijk)
● Geen gebruik maken van vaktaal
○ Kijkend naar vergelijkbaar onderzoek
○ Een definitie kan niet vervangen worden door een voorbeeld
● Gebruik één of twee referenties bij de definitie
● Indien er meerdere definities zijn van een bepaald begrip moet men de grote verschillen tussen de
twee aangeven. Vervolgens kan er gekozen worden voor één specifieke definitie of een definitie die
focust op de gemeenschappelijke factoren.
Conceptueel model
Een conceptueel model laat zien hoe de variabelen aan elkaar gerelateerd zijn. De variabelen zijn dus de
bouwstenen van dit model. Er zijn verschillende “bouwstenen”:
● Afhankelijke variabelen
○ Dit is de variabele die je wilt onderzoeken.
○ Ook wel bekend als “criterion variabele” of “DV”.
● Onafhankelijke variabelen
○ Dit is de variabele die de afhankelijke variabele beïnvloedt. Dit kan op een positieve of
negatieve manier.
○ Ook wel bekend als “prediction variabele” of “IV”.
● Mediating variabelen
○ Dit is de variabele die uitlegt op welke manier de onafhankelijke variabele de afhankelijke
variabele beïnvloed.
○ Ook wel bekend als de ‘mediator’ of ‘intervening variable’.
○ Er is een verschil tussen een full mediator en partial mediator:
■ Full mediator → de onafhankelijke variabele beïnvloedt de mediator en die beïnvloedt
de afhankelijke variabele.
■ Partial mediator → de onafhankelijke variabele beïnvloedt de mediator en die
beïnvloedt de afhankelijke variabele, maar de onafhankelijke variabele heeft ook een
direct effect op de afhankelijke variabele.
○ Er is ook een verschil tussen parallel mediation en serial mediation (als er meerdere mediators
in een model zitten):
■ Parallel multiple mediators:
■ Serial multiple mediators:
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller victor427. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.