100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Internationale betrekkingen $7.16   Add to cart

Summary

Samenvatting Internationale betrekkingen

 31 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting van 117 pagina's is zeer uitgebreid. Alle hoorcolleges zijn terug te vinden. Daarnaast is alle literatuur uitgewerkt en staat er bij om welk hoofdstuk en om welke paragraaf gaat. Ook zijn enkele filmpjes uitgewerkt. Er staan een aantal oefenenvragen in. Tot slot de aantekeningen v...

[Show more]

Preview 4 out of 111  pages

  • January 10, 2024
  • 111
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting internationale betrekkingen

Week 1
P. 5-8 Boek Wereld in Beweging
Sinds de middeleeuwen van Europa heeft zich geleidelijk het volkenrecht ontwikkeld dat nu het hele
wereldbestel omvat. Een betere term is het internationaal publiekrecht.

H1 De wording van het wereldbestel
1.1 Ontwikkeling van de internationale betrekkingen
 Internationale betrekkingen worden bepaald door de relatie tussen staten.

Vier hoofdvormen van politieke organisaties
 Het keizerrijk
 Het feodale systeem
o Mensen waren ondergeschikt aan adellijke heersers (koning, keizer).
o Mensen moesten een lokale pachtheer gehoorzamen.
o Conflicten waren niet gebonden aan staatsgrenzen.
 Stadstaten
 Nationale staten met vastomlijnde grenzen
o 16e en 17e eeuw.
o Koningen gingen hun gebieden moderniseren  grote mate van cohesie nastreven.
o De koning was de soeverein (hoogste macht).
o De staat is onafhankelijk  geen hogere, wereldlijke macht boven je.
 Deze vier vormen bestonden naast elkaar.

Anarchisch: zonder een duidelijk en sterk bestuur daarboven.
Politiek betekent stadsbestuur.

1.1.2 Waar gaan internationale betrekkingen over?
 Betrekking = verhouding/band.
 Internationaal = tussen naties (of staten)
 Internationale betrekkingen = hoe naties of landen of staten met elkaar omgaan en welke
afspraken en gebruiken zij daarbij maken en volgen.
 Land = een term voor het gebied of de streek waar een volk woont.
 Staat = het land krijgt een bestuur met rechtspersoonlijkheid en vaste grenzen.
 Natie = een volk heeft gemeenschappelijke kenmerken, de vorming van een vermeende
gemeenschap binnen de staat of soms over de grenzen heen.
 Een staat is een politieke organisatie, die ook meer dan 1 volk kan omvatten.
 Natiestaat = suggereert dat staat en volk geheel samenvallen en de staat geen diverse samenstelling
heeft.
 Door het Europees kolonialisme en de groei van internationale organisaties verspreidde het
statensysteem zich over de hele wereld.

1.1.3 Voorlopers van het huidige statenstelsel
 Opdeling van het Frankrijk van Keizer Karel de Grote en de kerstening (het christelijk worden) van
Europa = ontstaan Europees statensysteem
 Start christendom in Europa: Franken namen het christelijk geloof aan i.p.v. hun eerdere heidense
geloven.
 Na de dood van Karel de Grote ontstonden drie rijken of eenheden:
o Frankrijk
o Het Duitse rijk

, o Een tussenrijk (nu Italië en Zwitserland)
 Deze rijken waren feodale eenheden, waarvan de lokale machtshebbers trouw zwoeren aan hun
koning.
 Deze rijken waren meer gebaseerd op betrekkingen tussen mensen dan op een afgebakend
grondgebied.
 Door oorlogen en door vererving in het algemeen kwamen steden en landerijen vaak in handen van
andere heersers. De vroege geschiedenis van Europese staatvorming was een proces, waarin
geweld de overhand had, maar pogingen werden gedaan om de vrede te handhaven door geloof en
recht.
 Het Heilige Roomse Rijk: een soort Europees bestel van 962-1806  er was een bovenstatelijke
machtsorde.
 Kerk speelde een belangrijke rol.

1.1.4 De staat als rechtsfiguur en de scheiding van machten
 Conflicten tussen kerk en wereldlijke heersers met veel macht.
 Investituurstrijd (benoeming): ging over het recht van de Duitse Keizer Hendrik 5e om mee te
bepalen wie de bisschoppen van de kerk benoemde.
 Voordeel geestelijke t.o.v. adel: beter opgeleid, hebben voor het celibaat (verbod om te trouwen)
geen nageslacht  makkelijker voor de macht van de keizer.
 Concordaat van Worms van 1122: alleen de paus mag geestelijken benoemen
 Scheiding van de kerk en de staat  scheiding der machten.
 Rechtspersonen: instellingen die volgens het recht kunnen handelen.

1.1.5 Soevereiniteit en volkenrecht
 Eind maken aan oorlogen binnen landen tussen feodale heersers.
 Centrale rechtstaat  vrede en vrijheid, soeverein (hoogste rechtsorde).
 De staat was almachtig.
 Landen in Europa keerden zich af van de kerk en het gezag van de paus  godsdienstige eenheid
van het Europese statensysteem verbroken.
 Hugo de Groot: natuurrecht, gebaseerd op de menselijke rede  staat krijgt een seculier
(wereldlijk) karakter.
 Staten hebben plichten tegenover elkaar.
 De Groot: de soevereiniteit van de staat op het internationale vlak wordt beperkt door het
(natuur)recht. Staten behoren ook in oorlog regels te respecteren. Natuurrecht gaat ervan uit dat er
basisrechten zijn die van alle tijden en plaatsen zijn.

1.1.6 De Vrede van Westfalen en het machtsevenwicht
 Deze vrede maakte een eind aan de 30-jarige Oorlog in Duitsland en de 80-jarige oorlog tussen
Spanje en Nederland.
 De staat was nu de hoogste macht  soevereiniteit.
 Persoonlijke verhoudingen tussen heersers raakten op de achtergrond.
 De godsdienst van een land werd bepaald door het geloof van de heerser.
 Frans is de voertaal.

1.2 Van Westfalen naar Wenen
1.2.1 De Republiek
 De invloed van het feodale stelsel nam af in NL in 15e en 16e eeuw steden werden politiek en
economisch steeds belangrijker.
 De bestuurders van de steden waren rijke mensen  geen invloed van vorsten en de kerk, zelf
invloed hebben op het bestuur.
 De invloed van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1581) was groot  opeisen soevereiniteit
door burgers.

,  Begin democratie: de afgevaardigden vanuit zeven provincies die de Staten-Generaal vormden.
 De Republiek vormde in de 16e en 17e eeuw een wereldmacht  handelen, militaire
ontwikkelingen, wetenschap en kunst.
 Ontwikkeling internationale handel.
 Internationale positie van de gulden.
 Nederlaag van de tocht naar Chatham o.l.v. Michiel de Ruyter  opbouw voor een nieuwe, sterkere
Britse vloot.
 Rijk door handel op de Oostzee (moedernegotie)

1.2.2 De revoluties van de achttiende eeuw
 Amerikaanse Revolutie
o Bewoners van de dertien provincies rond New York keerden zicht tegen de hoge Britse
belastingen  Amsterdamse bankiers hielpen de jonge Amerikaanse republiek aan leningen
om hun strijd voor onafhankelijkheid te financieren.
o 4 juli: Independence Day
o De idealen die ten grondslag lagen aan deze revolutie waren:
 Politieke vrijheid
 Democratie
 Republicanisme
 Religieuze vrijheid

 Franse Revolutie
o Een opstand van het volk, dat zich onderdrukt en uitgebuit voelde, tegen het gezag van de
Franse koning.
o Doorn in het oog van de burgers (de Derde Stand) was het feit dat in de Staten-Generaal de
drie standen in de Franse samenleving (geestelijkheid, adel en burgers) per stand stemden
en niet per hoofd  geestelijken en adel trokken aan het langste eind
o Eed op de Kaatsbaan: nieuwe grondwet van de Derde Stand  begin Franse Revolutie.
o Ontevreden burgers bestormen de Bastille (gevangenis voor politieke gevangenen).
o 1792-1794: Terreur  op het platteland rebelleerden koningsgezinden, in de steden gingen
revolutionairen de straat op en eisten constitutionele en ideologische veranderingen.
o Verschillende groepen streden met elkaar.
o 1799: Napoleon bracht de rust terug in Frankrijk.

 Boerenopstanden, staking en verzet
o Op platteland en op zee onvrede (begin 18e eeuw)  lage betalingen of oneerlijke
omstandigheden.
o Saboteren: ontevreden fabrieksarbeiders staken hun klomp tussen de raderen van de
machines.
o Het politieke systeem hoefde niet te verdwijnen en belastingen hoefden niet te worden
uitgebannen, maar beperkt en eerlijk verdeeld.
o Kozakken komen in 1773 in opstand tegen de staat en sleurden mijnwerkers, dissidenten,
boeren en arbeiders mee in hun politieke strijd.

 Agrarische revolutie
o Toepassing van wetenschappelijke kennis.
o Gewassen voor eigen gebruik en graan voor export
o Nieuwe landbouwwerktuigen  productie stijgt
o Ingebruikname grote bouwarealen.
o Commerciële landbouw.
o Stoommachines

,  Industriële Revolutie
o Revolutionaire veranderingen
o Industriële revolutie in enge zin: de toepassing van technische uitvindingen.
o Brede zin: de ingrijpende maatschappelijke gevolgen van het grootschalige gebruik van de
uitvindingen.
o Revolutie begon in Groot-Brittannië met het gebruik van stoommachines en mechanisering
van bedrijfstakken (wolindustrie).
o Grootschalige productie  economische groei.
o Gebruik van nieuwe mogelijkheden uit de natuur.

Gevolgen van de revoluties in Europa
 10 jaar Franse revolutie  terreurbewind en bracht veel strijd in Europa.
o Einde gemaakt aan absolutisme van de Franse Koning (de opvatting dat de koning, met zijn
direct van God ontvangen soevereiniteit, de onbetwiste machtshebber is).
o Burgers hebben recht om deel te nemen aan het landsbestuur.
o Door de grondwet ingeperkte monarchie.
 Grondwetten vormden de basis voor het staatsbestel en de politiek.
 Ontstaan constitutionele monarchie (constitutie = grondwet)  niet de koning maar de ministers
zijn verantwoordelijk tegenover het parlement.
o 1917: mannenkiesrecht
o 1919: algemeen kiesrecht

1.2.3 Economisch denken in de internationale betrekkingen
 Verlichting: de opvatting dat rationeel denken en handelen, en wetenschappelijke analyse grote
vooruitgang zouden brengen.
o Veranderde de opvattingen over schepen en welvaart.
 Mercantilisme: nam aan dat vooral de handel grote welvaart zou brengen en
handelsstaten daardoor sterk zouden worden.
 Fysiocraten: namen aan dat de landbouw de enige bron van welvaart en dus de
kracht van een land was
o De liberalen bepleitten vooral economische vrijheid.
o Smith: als iedereen in vreedzame economische concurrentie zijn welbegrepen eigenbelang
najaagt, zorgt de markt ervoor dat welvaart toeneemt.

1.2.4 De opkomst van de natie en het nationalisme
 Natie: een grote groep mensen die bijeen hoort op basis van hun grondgebied, taal en cultuur en
die ook een gemeenschappelijk verleden en toekmost hebben.
 Franse bezetting  feodale systemen afgeschaft.
 Staten krijgen een uniforme burgerlijke stand.
 Recht en hervormingen bleven van kracht.
 De macht van de koning werd in 1848 ingeperkt door een constitutionele monarchie.
 Congres van Wenen (1815)  machtsevenwicht instellen om oorlogen te verminderen.

1.2.5 De vermaatschappelijking in de 19e eeuw
 Vanaf 1815: een groeiende vermaatschappelijking en organisatie van het internationale verkeer.
 Ontstaan verdragen en samenwerkingsvormen die gericht waren op een vreedzaam verkeer tussen
burgers en verschillende landen.
 1e non-gouvernementele organisatie opgericht.
 Het Rode Kruis werd opgericht.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sarahvonk. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.16. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79202 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.16  1x  sold
  • (0)
  Add to cart