Burgerlijk recht 3 Samenvatting 2017/2018. Behaald cijfer: 10. Inclusief verwijzing naar de verplichte arresten. Zie de bundel hieronder voor de samenvatting op volgorde van de literatuur (zonder extra kosten). A.J. Verheij, Onrechtmatige daad (monografieën privaatrecht, deel 4), Deventer: Kluwer ...
Bronnen:
A.J. Verheij, Onrechtmatige daad (monografieën privaatrecht, deel 4),
Deventer: Kluwer 2015, zevende druk;
J.J. Smeehuijzen, ‘Hoe oordeelt de feitenrechter over strijd met de
maatschappelijke betamelijkheid in de zin van art. 6:162 lid 2 BW?’, VR
2017/125;
Asser/Heerma Van Voss 7-V 2015, par. 7.3 (nrs. 249-274);
M. Th. Beumers, ‘Schadevergoeding voor genotsderving en teleurstelling’,
NTBR 2016/25;
Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV, 2015, hoofdstuk 11-13.
Rijksuniversiteit Groningen 1
,Burgerlijk recht 3 Samenvatting 2017/2018
Inhoudsopgave
College 1: Aansprakelijkheid (I)..............................................................................................3
Verheij, nrs. 1-16, 23.2 en 24 (inleiding; persoonlijke aansprakelijkheid)..........................................3
Hoofdstuk I, Inleiding......................................................................................................................3
Hoofdstuk II, Persoonlijke aansprakelijkheid..................................................................................6
VR 2017/125: de maatschappelijke betamelijkheid van art. 6:162 lid 2 BW......................................8
College 2: Aansprakelijkheid (II)..........................................................................................11
Verheij, nrs. 23.1, 23.3 en 25-30 (Deelnormen (vervolg)).................................................................11
College 3: Aansprakelijkheid (III).........................................................................................14
Verheij, nrs. 14 en 17 (toerekenbaarheid en relatviteit)..................................................................14
College 4: Aansprakelijkheid (IV).........................................................................................16
Verheij, nrs. 31-34 (kwalitateve aansprakelijkheid I).......................................................................16
Hoofdstuk III, Kwalitateve aansprakelijkheden............................................................................16
Asser/Heerma Van Voss 7-V 2015, par. 7.3 (Arbeidsongevallen).....................................................18
College 5: Aansprakelijkheid (V)..........................................................................................21
Verheij, nrs. 35-38 (kwalitateve aansprakelijkheid II)......................................................................21
College 6: Schadevergoeding I...............................................................................................23
Verheij, nrs. 44-46 en 48 (Overzicht en vermogensschade).............................................................23
Hoofdstuk V, Schadevergoeding...................................................................................................23
NTBR 2016/25: schadevergoeding voor genotsderving en teleurstelling.........................................24
College 7: Schadevergoeding II.............................................................................................27
Verheij, nrs. 47 en 51 (Immateriële schade en letselschade)...........................................................27
College 8: Schadevergoeding III............................................................................................29
Verheij, nrs. 18-22 (Causaliteit en groepsaansprakelijkheid)............................................................29
College 9: Schadevergoeding IV............................................................................................33
Verheij, nrs. 40, 49-50 (Motorrijtuigen, voordeeltoerekening en eigen schuld)...............................33
College 10: De invloed van Europa op het aansprakelijkheids- en
schadevergoedingsrecht..........................................................................................................36
Verheij, nrs. 10.3, 39-40 (Productaansprakelijkheid en OHP-regeling).............................................36
Hoofdstuk III, Kwalitateve aansprakelijkheden............................................................................36
Hoofdstuk IV, Overige aansprakelijkheden...................................................................................37
College 11: Overige verbintenissen uit de wet......................................................................39
Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV, 2015, hoofdstuk 11-13................................................................39
Rijksuniversiteit Groningen 2
,Burgerlijk recht 3 Samenvatting 2017/2018
College 1: Aansprakelijkheid (I)
Verheij, nrs. 1-16, 23.2 en 24 (inleiding; persoonlijke
aansprakelijkheid)
Hoofdstuk I, Inleiding
Men onderscheidt doorgaans vier manieren waarop benadeelden (gelaedeerden) hun schade vergoed
kunnen krijgen:
1. Sociale zekerheid. Dit is een publiekrechtelijk geregelde vorm van collectieve solidariteit.
Via het belastingsysteem draagt in beginsel iedereen bij aan de financiering van sociale
verzekeringen. Kenmerkend is dat sociale zekerheid niet zozeer schade probeert te vergoeden,
maar een bepaald bestaansminimum beoogt te garanderen. Gevolg daarvan is dat het
slachtoffer ook recht op een uitkering heeft wanneer hij zelf schuld heeft aan het ongeval.
Sociale zekerheid kent geen recht op schadevergoeding wegens emotionele schade;
2. Particuliere verzekering. Hier gaat het om een privaatrechtelijke overeenkomst waarbij de
verzekeraar instaat voor een bepaald risico. De voorwaarden voor en de omvang van de
uitkering staan in de polis. Men onderscheidt schadeverzekeringen van sommenverzekeringen.
Bij eerstgenoemde bestaat er een verband tussen de omvang van de geleden schade en de
uitkering, bij laatstgenoemde niet;
3. Fondsen. Als de andere compensatiemethoden geen uitkomst bieden, bijvoorbeeld omdat er
geen aansprakelijkheid is of de aansprakelijke persoon onvindbaar of insolvent is, kunnen
fondsen uitkomst bieden. Deze worden opgericht om het leed van bepaalde (categorieën van)
slachtoffers te compenseren. Een bekend voorbeeld is het Schadefonds Geweldsmisdrijven;
4. Aansprakelijkheidsrecht. Hierbij wordt het slachtoffer in staat gesteld om de geleden schade
af te wentelen op de veroorzaker van die schade. De schade wordt dus niet omgeslagen over
de rest van de maatschappij (zoals bij sociale zekerheid) of op een verzekeraar (zoals bij
particulieren verzekeringen), maar op degene die de schade heeft veroorzaakt. Vaak ziet men
dat die veroorzaker ook weer is verzekerd voor mogelijke aansprakelijkheidsclaims, zodat ook
hij zijn schade weer kan afwentelen op zijn verzekeraar (en daarmee indirect ook op de andere
verzekerden). Een belangrijke doelstelling van het aansprakelijkheidsrecht is de volledige
compensatie van de benadeelde. Anderzijds moet worden voorkomen dat de benadeelde
wordt verrijkt door de samenloop van bovenstaande compensatiemethoden (vgl. art. 6:100
Burgerlijk Wetboek (BW) inzake voordeelstoerekening).
Het aansprakelijkheidsrecht zal hier centraal staan, en wel de aansprakelijkheid uit onrechtmatige
daad. Bedacht moet echter worden dat onrechtmatige daad niet op zichzelf staat. Er kan namelijk
samenloop bestaan met zaakwaarneming, onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking en
wanprestatie. Bij samenloop van rechtsgronden is de hoofdregel dat de schuldeiser (als benadeelde)
kan kiezen waar hij zijn vordering op baseert (behoudens het geval van een contractuele boete ex art.
6:92 lid 2 BW).
‘Onrechtmatige daad’ in enge zin heeft alleen betrekking op art. 6:162 BW. Men kan de term
‘onrechtmatige daad’ echter ook ruim nemen. In dat geval vallen ook de kwalitatieve
aansprakelijkheden eronder (zie art. 6:169 e.v. BW). Deze constatering werpt de vraag op naar het
onderscheid tussen persoonlijke en kwalitatieve aansprakelijkheid. Men spreekt van persoonlijke
aansprakelijkheid wanneer men zelf de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft doen ontstaan. Van
kwalitatieve aansprakelijkheid is sprake als men in een bepaalde hoedanigheid aansprakelijk is,
omdat men instaat voor (het gedrag van) andere personen tot wie men in een bepaalde betrekking
staat, of voor (de veilige toestand of werking van) zaken waarvan men eigenaar, bezitter, beheerder,
producent of gebruiker is. Tot de persoonlijke aansprakelijkheid worden art. 6:162 BW en art. 6:166
BW (groepsaansprakelijkheid) gerekend. Onder kwalitatieve aansprakelijkheid vallen onder meer de
aansprakelijkheid voor dieren en de aansprakelijkheid voor werknemers. Omdat men bij kwalitatieve
aansprakelijkheid ook aansprakelijk kan zijn zonder dat men schuld heeft aan de schade, koppelt men
dat begrip vaak aan risicoaansprakelijkheid. Persoonlijke aansprakelijkheid wordt daarentegen vaak
in verband gebracht met schuldaansprakelijkheid. Tot slot moet men onderscheid maken tussen het
vestigen van de aansprakelijkheid en de omvang van de schadevergoedingsplicht. In de zogenoemde
Rijksuniversiteit Groningen 3
,Burgerlijk recht 3 Samenvatting 2017/2018
vestigingsfase onderzoekt men of aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid is voldaan. Pas als de
aansprakelijkheid is gevestigd, onderzoekt men in de omvangsfase in hoeverre de veroorzaker tot
schadevergoeding gehouden is.
Aansprakelijkheid heeft een min of meer repressief karakter. Niet zelden zal men echter de
onrechtmatige daad, en daarmee de schade, willen voorkomen. Daartoe kan men een verbodsactie
instellen bij de rechter (art. 3:296 BW). Voor toewijzing van het verbod is vereist dat er sprake is van
een reële dreiging, dat de eiser belang heeft bij een verbod en dat het verbod voldoende is bepaald.
Een verbod is bovendien niet toewijsbaar als de schadeveroorzakende gedraging op grond van
‘zwaarwegende maatschappelijke belangen’ behoort te worden geduld (art. 6:168 BW). In dat geval
wordt het particuliere belang opgeofferd voor het algemene belang, maar behoudt de benadeelde zijn
recht op schadevergoeding (ex post) op grond van art. 6:162 BW.
De meeste veroorzakers van schade hebben een aansprakelijkheidsverzekering, die hen
bescherming biedt tegen aansprakelijkheidsclaims. Aanvankelijk was bescherming van de
aansprakelijke het primaire doel van aansprakelijkheidsverzekeringen. Dit doel is echter verschoven
naar bescherming van de benadeelde. Dit verklaart waarom de wetgever het sluiten van een
aansprakelijkheidsverzekering soms zelfs verplicht heeft gesteld (zie bijvoorbeeld art. 2 Wet
Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM)). Dat bescherming van het slachtoffer centraal
is komen te staan, blijkt ook uit de toekenning van een zelfstandig vorderingsrecht (action directe)
aan het slachtoffer. Dit houdt in dat het slachtoffer de vordering direct kan richten aan de verzekeraar
van de veroorzaker (bijvoorbeeld art. 6 WAM en art. 7:954 BW). Om de uitkeringsplichten van
verzekeraars in te dammen nemen zij vaak opzetclausules in hun polissen op. Voor opzet – in welk
geval verzekeraars niet tot uitkering verplicht zijn – is volgens de Hoge Raad echter niet voldoende dat
de verzekerde zijn onrechtmatige gedraging gewild had: hij moest het concrete gevolg van die
gedraging hebben gewild of zich daarvan bewust zijn geweest. Of een bepaald risico verzekerbaar is
hangt onder meer af van de vraag of de verzekeraar een indicatie heeft van de kans dat het risico zich
verwezenlijkt en de omvang van de schade die zich voordoet als het risico zich verwezenlijkt.
Factoren die de verzekerbaarheid negatief beïnvloeden zijn de toepassing door rechters van
hedendaagse zorgvuldigheidsnormen op gedragingen uit het verleden (retroactieve werking) en
uitkeringsplichten bij schade die niet door verzekerden zijn veroorzaakt.
Het aansprakelijkheidsrecht heeft zich ontwikkeld van een rechtsgebied waar persoonlijke
schuld centraal staat naar een rechtsgebied waar ook buiten de persoonlijke schuld aansprakelijkheid
kan bestaan. Dit is vooral zichtbaar in de objectivering van het schuldbegrip (art. 6:162 lid 3 BW)
en de opkomst van risicoaansprakelijkheden. Risicoaansprakelijkheid lijkt in sommige gevallen op
aansprakelijkheid voor rechtmatige daad. Een bezitter van een dier is bijvoorbeeld aansprakelijk voor
de door het dier toegebrachte schade, ook als de bezitter geen persoonlijk verwijt valt te maken. Er
zijn verschillende argumenten aan te voeren die risicoaansprakelijkheid kunnen rechtvaardigen:
Het gevaar dat een zaak of activiteit uitgaat. Dit argument speelt bijvoorbeeld een rol bij
aansprakelijkheid voor dieren (art. 6:179 BW) of (chemische) stoffen (art. 6:175 e.v. BW);
Het feit dat iemand profijt heeft van een bepaalde zaak of activiteit. Dit argument speelt
voornamelijk een rol bij de aansprakelijkheid voor werknemers (art. 6:170 BW), dieren (art.
6:179 BW) en opstallen (art. 6:174 BW);
Het vermogen om de schade te dragen. Dit argument speelt bijvoorbeeld een rol bij de
aansprakelijkheid voor gebrekkige producten (art. 6:185). De producent zal doorgaans beter in
staat zijn de schade te dragen dan de individuele benadeelde (bijv. via prijsverhogingen);
Verzekerbaarheid van de schade. Dit is vooral een nevenargument in gevallen waarin de
aansprakelijk te stellen persoon de meest geschikte persoon is om zich tegen de voorgevallen
schade te verzekeren (denk aan aansprakelijkheid voor opstallen ex art. 6:174 BW).
De functie van het aansprakelijkheidsrecht is tweeledig. Het aansprakelijkheidsrecht zorgt voor
zowel compensatie als preventie van schade. Het hoofddoel van het aansprakelijkheidsrecht is om te
bepalen in welke gevallen men wel of geen aanspraak heeft op compensatie. Preventie is een functie
die het aansprakelijkheidsrecht vooral in (rechts)economische context vervult. Met een
compensatieverplichting in het vooruitzicht zal men immers tot voorzichtig gedrag geneigd zijn, zodat
schade kan worden vermeden. Naast compensatie en preventie vervult het aansprakelijkheidsrecht
ook een defensieve of rechtshandhavende functie, doordat mensen in staat worden gesteld hun
rechten te bevestigen en te handhaven. Vanwege het open karakter van de
Rijksuniversiteit Groningen 4
, Burgerlijk recht 3 Samenvatting 2017/2018
onrechtmatigheidcategorieën (art. 6:162 lid 2 BW) spreekt men bovendien van een offensieve functie.
Rechters kunnen op basis van die open normen immers rechten creëren die daarvoor nog niet waren
erkend. Ten slotte heeft het aansprakelijkheidsrecht een ‘ventielfunctie’, doordat gevoelens van
onvrede die normaal gesproken in de politieke arena worden beslecht ook bij de rechter terecht kunnen
komen. Hierbij kan worden gedacht aan de procedure tegen de Nederlandse Staat om het gebruik van
kernwapens te verbieden en om meer milieubeschermende maatregelen te nemen.
Na verloop van tijd gaan rechtsvorderingen teniet door verjaring. Hoewel er dan een
natuurlijke verbintenis overblijft (art. 6:3 lid 2 sub a BW), is het vorderingsrecht niet meer bij de
rechter afdwingbaar. De rechter mag een verjaringstermijn echter niet ambtshalve toepassen (art.
3:322 BW). Ook als de verjaringstermijn nog niet is afgelopen, kunnen de redelijkheid en billijkheid
(art. 6:2 BW) zich tegen een rechtsvordering verzetten. Dit verschijnsel duidt men ook wel aan met de
term ‘rechtsverwerking’. Daarnaast bevat de wet een aantal ‘vervaltermijnen’. Verval moet van
verjaring worden onderscheiden, omdat bij verval niet (alleen) de rechtsvordering teniet gaat, maar
(ook) het vorderingsrecht (zie bijvoorbeeld art. 6:191 lid 2 BW). Voor wat betreft onrechtmatige daad
gaat de wet uit van een lange en een korte verjaringstermijn (art. 3:310 BW). De korte
verjaringstermijn (5 jaar) begint te lopen zodra de benadeelde met de aansprakelijke persoon en de
schade bekend is geworden. De Hoge Raad is van oordeel dat dit betekent dat de benadeelde ook
‘daadwerkelijk in staat’ moet zijn om de vordering in te stellen. Dit veronderstelt weer daadwerkelijke
bekendheid met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. De lange verjaringstermijn (20
jaar) begint te lopen op het moment dat de schade ontstaat (zij het dat de redelijkheid en billijkheid
zich kunnen verzetten tegen een beroep op verjaring). Art. 3:310 leden 2-5 bevatten een aantal
verjaringsvoorschriften bij specifieke schadeposten.
De invloed van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het recht
van de Europese Unie (EU) op het nationale recht neemt toe. De Europese Unie neemt steeds meer
richtlijnen en verordeningen aan die relevant zijn voor het aansprakelijkheidsrecht (denk aan de
Richtlijn oneerlijke handelspraktijken). Uit het EVRM vloeien bovendien niet alleen negatieve
verplichtingen voort, maar ook positieve verplichtingen. Dit houdt in dat de staat voldoende
maatregelen moet treffen om te voorkomen dat burgers grond- en mensenrechten jegens elkaar
schenden, hetgeen eisen stelt aan het aansprakelijkheidsrecht.
In gevallen waarin er veel slachtoffers of benadeelden zijn, is het niet efficiënt dat iedere
benadeelde zelfstandig gaat procederen. Daarom bevat art. 3:305a BW een regeling die een collectieve
actie mogelijk maakt. Daarbij kan een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die de
belangen van de benadeelden volgens haar statuten behartigt, een overeenkomst sluiten met één of
meer andere partijen die zich verplichten de schade te vergoeden. Nadeel is echter dat op collectief
niveau geen schadevergoeding kan worden gevorderd. Wel kan de vaststellingsovereenkomst op
verzoek worden voorgelegd aan het Hof Amsterdam, die de overeenkomst voor de gehele groep
slachtoffers algemeen verbindend kan verklaren (vgl. ook art. 1013 en 1018 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (Rv)). Omdat het om een vaststellingsovereenkomst gaat, is ook de regeling uit
boek 7 BW die daarop betrekking heeft van toepassing. Art. 7:908 lid 2 BW bepaalt bijvoorbeeld dat
slachtoffers kunnen verklaren dat zij niet gebonden willen zijn aan de overeenkomst (een ‘opt-out’).
Naast deze ‘Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade’ kan ook de ‘Wet deelgeschilprocedure voor
letsel- en overlijdensschade’ uitkomst bieden. Naar aanleiding van die wet is het mogelijk dat
partijen een verzoek tot de rechter richten om een beslissing te geven over een geschilpunt dat hen
verdeeld houdt (art. 1019w Rv). Verder kan de rechter ambtshalve of op verzoek van partijen een
prejudiciële vraag stellen aan de Hoge Raad (art. 392 lid 1 Rv). Dit is mogelijk naar aanleiding van de
‘Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad’ en veronderstelt dat de rechter de beantwoording van
de vraag nodig heeft om te beslissen en dat de beantwoording van belang is voor een grote
hoeveelheid soortgelijke beslissingen. Tot slot kan de zogenoemde ‘voorschotregeling’ voor
slachtoffers een gemakkelijke uitkomst bieden. Op grond van art. 51f Wetboek van Strafvordering
(Sv) kunnen slachtoffers zich voegen in het strafproces tegen de veroorzaker van de schade en daar
schadevergoeding vorderen. Als de rechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt, moet de verdachte
een geldbedrag aan de staat betalen ten behoeve van het slachtoffer. Betaalt de veroordeelde niet, dan
keert de staat het bedrag bij wijze van voorschot uit aan het slachtoffer (art. 36f lid 7 Wetboek van
Strafrecht (Sr)).
Rijksuniversiteit Groningen 5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller edwin7788. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.84. You're not tied to anything after your purchase.