In deze samenvatting worden de hoofdstukken 1 t/m 9 uit het boek 'Praktisch Goederenrecht' (druk 4) behandeld. Deze samenvatting is geschreven in het studiejaar . Echter komen dezelfde onderwerpen in het huidige studiejaar aan bod.
Hoorcollege (week 1)
Goederen: alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).
Zaken: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW).
Roerende zaken: zaken die verplaatsbaar zijn (art. 3:3 lid 2 BW).
Roerende zaken zijn bijvoorbeeld o.a. schepen en vliegtuigen.
Onroerende zaken: zaken die niet verplaatsbaar zijn: de grond, nog niet gewonnen
delfstoffen, beplanting die met de grond is verenigd, gebouwen en werken die
duurzaam met de grond zijn verenigd, gebouwen en werken die door vereniging met
andere gebouwen of werken duurzaam met de grond zijn verenigd (art. 3:3 lid 1
BW). (Portacabin-arrest)
Onroerende zaken zijn altijd registergoederen.
Vermogensrechten: rechtsgebied dat de op geld waardeerbare verhoudingen tussen burgers
onderling regelt. Het goederenrecht en het verbintenissenrecht vormen samen het
vermogensrecht (art. 3:6 BW).
Hoofdzaak: de roerende zaak die de andere zaak aanzienlijk in waarde overtreft, of als zodanig wordt
beschouwd naar verkeersopvattingen.
Bestanddeel: een zaak die volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een andere zaak, of een zaak
die zodanig met een andere zaak is verbonden, dat deze niet zonder meer van die andere zaak is los
te maken (art. 3:4 BW).
Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden
afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken,
wordt bestanddeel van de hoofdzaak (art. 3:4 lid 2 BW).
Een hoofdzaak en een bestanddeel zijn juridisch één geheel.
Registergoederen: goederen waarvan de overdracht of de vestiging in de daartoe bestemde
openbare registers moet worden ingeschreven (art. 3:10 BW).
Er worden openbare registers gehouden, waarin feiten die voor de rechtstoestand van
registergoederen van belang zijn, worden ingeschreven (art. 3:16 lid 1 BW). Welke van deze
openbare registers zijn, waar en op welke wijze een inschrijving in de registers kan worden
verkregen, welke stukken daartoe aan de bewaarder moeten worden aangeboden, wat deze
stukken moeten inhouden, hoe de registers worden ingericht, hoe de inschrijvingen daarin
geschieden, en hoe de registers kunnen worden geraadpleegd, wordt geregeld bij de wet
(art. 3:16 lid 2 BW).
Niet-registergoederen: alle goederen die geen registergoederen zijn.
Natuurlijke vruchten: zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden
aangemerkt (art. 3:9 lid 1 BW).
Het gaat om zaken die voor menselijke beheersing vatbaar zijn.
Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak door haar afscheiding, een burgerlijke
vrucht een zelfstandig recht door haar opeisbaar worden (art. 3:9 lid 4 BW).
Burgerlijke vruchten: rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden
aangemerkt (art. 3:9 lid 2 BW).
Goede trouw: men wist niet en kon redelijkerwijs niet weten dat feiten of het recht waarop de goede
trouw betrekking heeft niet juist waren (art. 3:11 BW).
Hoorcollege (week 2)
Absolute rechten: rechten die een persoon op een goed kan hebben. Een absoluut recht geldt ten
opzichte van iedereen. De rechthebbende kan bepalen wat hij met het goed doet.
, Volledig recht: meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Het eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben (art. 5:1 BW). Een eigenaar (rechthebbende van een volledig recht) mag in
beginsel alles doen met zijn eigendom (zaak waarop het volledige recht rust). Het
eigendomsrecht wordt ook wel het moederrecht genoemd, waarvan de beperkte
rechten zijn afgesplitst. Een eigenaar mag met zijn eigendom geen hinder veroorzaken of
de wet op andere wijze overtreden.
Beperkte rechten: recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, dat met het beperkte
recht is bezwaard (art. 3:8 BW).
Genotsrechten: rechten die de rechthebbende gebruiksgenot verschaffen van de zaak of
het recht waarop ze rusten. Erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartement zijn
genotsrechten die uitsluitend op zaken kunnen worden gevestigd. Deze beperkte rechten
worden daarom ook wel zakelijke genotsrechten genoemd. Vruchtgebruik is het enige
genotsrecht dat zowel op een zaak als op een vermogensrecht kan worden gevestigd.
Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te
gebruiken en daarvan de vruchten te genieten (art. 3:201 BW). Vruchtgebruik
ontstaat door vestiging (doen rusten op) of door verjaring (art. 3:202 BW).
Verjaring houdt in dat een bezitter te goeder trouw een recht op roerende
zaken, niet-registergoederen, kan verkrijgen door een onafgebroken bezit van
drie jaar. Betreft het andere goederen, dan geldt een termijn van tien jaar
onafgebroken bezit (art. 3:99 e.v. BW). De duur van het vruchtgebruik wordt
door partijen zelf bepaald. Vruchtgebruik kan niet worden gevestigd voor langer
dan het leven van de vruchtgebruiker (art. 3:203 lid 2 BW). Is de vruchtgebruiker
een rechtspersoon, dan eindigt het vruchtgebruik door ontbinding van de
rechtspersoon, en in ieder geval na verloop van dertig jaren na de dag van
vestiging (art. 3:203 lid 3 BW).
Stel dat vruchtgebruiker een recht heeft op een appelboomgaard, dan
wordt hij eigenaar van alle vruchten die van de bomen worden
afgescheiden. Dit betreft natuurlijke vruchten.
Een vruchtgebruiker met een recht op een spaarrekening, wordt
eigenaar van de vrijkomende rente. Hier gaat het om burgerlijke
vruchten.
Een erfdienstbaarheid is een last, waarmede een onroerende zaak – het
dienende erf – ten behoeve van een andere onroerende zaak – het heersende erf
– is bezwaard (art. 5:70 lid 1 BW). Deze last kan eruit bestaan iets te dulden of
juist om iets niet te doen. (art. 5:71 lid 1 BW). Een recht van erfdienstbaarheid
werkt tegenover eenieder en is verbonden aan twee onroerende zaken.
Wanneer één of beide zaken een nieuwe eigenaar krijgen, dan blijft de
erfdienstbaarheid dus bestaan. Erfdienstbaarheden kunnen ontstaan door
vestiging en door verjaring (art. 5:72 BW). De vestiging van een erfdienstbaarheid
vindt plaats door middel van een notariële akte. Dit is een schriftelijk en
ondertekend stuk, opgesteld door een notaris, dat tot bewijs kan dienen. Hierin
moeten de afspraken tussen het heersende en het dienende erf nauwkeurig
worden omschreven. Verder kan er in de akte iets worden opgenomen over een
financiële vergoeding die de eigenaar van het heersende erf aan de eigenaar van
het dienende erf moet betalen. Een veelvoorkomende wijze van ontstaan van
erfdienstbaarheid is verjaring. Het recht van erfdienstbaarheid dient voor een
periode van tien jaar onafgebroken in het bezit te zijn van de rechthebbende.
Daarnaast moet de rechthebbende te goeder trouw zijn. De rechter kan op
vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid wijzigen
of opheffen. Dit kan op grond van onvoorziene omstandigheden waardoor het
jegens de eigenaar van het dienende erf in strijd met de redelijkheid en
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annahoogland. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.