Inhoud
Neurokine 2 ............................................................................................................................................. 1
Theorieles 1 ......................................................................................................................................... 1
Theorieles 2 ......................................................................................................................................... 6
Theorieles 3 ....................................................................................................................................... 10
Theorieles 4 ....................................................................................................................................... 18
Theorieles 5 ....................................................................................................................................... 32
Theorieles 6 ....................................................................................................................................... 49
Theorieles 7 ....................................................................................................................................... 69
Theorieles 8 ....................................................................................................................................... 69
Theorieles 9 ....................................................................................................................................... 69
Theorieles 10 ..................................................................................................................................... 69
Theorieles 11 ..................................................................................................................................... 69
Theorieles 12 ..................................................................................................................................... 69
Neurokine 2
Theorieles 1
NEUROLOGISCHE REVALIDATIE
1. Definitie: een probleem-oplossend en educatief proces gericht op het verminderen van een
ziekte of handicap ervaren door iemand
2. Doel is behouden van functie en gezondheid
3. Kine als adviseur en coach, patiënt moet zelf ook meedoen en willen, inzicht in klacht krijgen
• Een handicap is voor iedereen anders: het is wat je ervan maakt
• Probleem dat patiënt ervaart proberen op te lossen
4. Ook hulp bieden en advies geven aan familie
CONCEPTUEL FRAMEWORK
1. Referentiekaders: concepten: Hoe patiënten behandelen
2. Bobath is de bekendste
• Andere: Carr & Sheppard, PANAT, Perfetti
3. Eerder gewone technieken, niet echt als echte concepten meer (wetenschap evolueerd)
4. Niet iedereen eenzelfde therapie geven, maar individueel bekijken!
KLINISCH REDENEREN
1. Patiënten testen via onderzoek, anamnese
2. Resultaten interpreteren en daaraan doelstellingen koppelen
3. Behandeling
4. Vervolgens evalueren: terug aanpassen
1
, → Klinisch cyclisch proces
NEUROLOGISCHE STOORNISSEN
1. Posturale controle
2. Waar zit het probleem?
• Input: vb. gehoor, visus, …
• Verwerkingssysteem: vb. neglect
• Output
3. Mogelijk problemen:
UPPER EN LOWER MOTOR NEURON LESIES
1. Dorsaal: sensorische banen, Ventraal: motorische banen
2. Upper motor neuron lesie
• Lesie boven niveau van motorische voorhoorncel
• Negatieve klinische tekenen:
▪ Zwakte
▪ Vermoeidheid
▪ Verminderde vaardigheid/behendigheid bij het bewegen
• Positieve klinische tekenen:
▪ Spasticiteit (Hyperreflexieve reacties op spierrekking en cutane sensorische
stimulatie)
▪ Hyperreflexie
▪ Clonus
▪ Teken van babinski
3. Lower motor neuron lesie
• Lesie op of onder niveau van motorische voorhoorcel
2
, • Negatieve klinische tekenen:
▪ Zwakte
▪ Hyporeflexie
▪ Verminderde spiertonus
▪ Verminderde spierfasciculaties
HYPERTONUS/SPACTISCH PATROON
1. Spastisch patroon bij hemiplege patiënt
• Hoofd en CWZ
▪ Lateroflexie hemiplege zijde
▪ Rotatie naar niet-hemiplege zijde
• Bovenste extremiteit (flexiepatroon)
▪ Scapula in retractie en schoudergordel in depressie
▪ Adductie en endorotatie in glenohumeraal gewricht
▪ Elleboog in flexie met pronatie van onderarm (soms supinatie)
▪ Pols in palmairflexie, meestal met ulnaire deviatie
▪ Vingers in flexie en adductie
▪
• Romp (verkorting)
▪ Lateroflexie hemiplege zijde
▪ Romp meestal in totale flexie aan hemiplegische kant naar achteren gedraaid
• Onderste extremiteit (extensiepatroon)
▪ Bekken aan hemiplegische zijde naar achteren gedraaid (retractie) en
afhankelijk van uitgangshouding omhooggetrokken (elevatie)
▪ Heup in extensie, adductie en endorotatie (soms exorotatie)
▪ Knie in extensie
▪ Voet in plantairflexie en inversie
▪ Tenen in flexie en adductie (teken Babinski)
3
, ▪
STROKE/ CVA
1. Aantal cijfers:
• Elke 2 seconden krijgt iemand in de wereld een beroerte
• 12,5% is dodelijk binnen de eerste 30 dagen
• 66% van de overlevenden van een beroerte verlaat het ziekenhuis met een handicap
• 33 miljoen overlevenden van een beroerte na de eerste beroerte
• 21.000 nieuwe patiënten met een beroerte/jaar/België
• Of all patients with a first stroke:
▪ 22% jonger dan 65 jaar
▪ 33% tussen 65 en 75 jaar
▪ 45% ouder dan 75 jaar
→ Hoe ouder hoe meer kans op CVA, maar ook jonge patiënten kunnen een
CVA krijgen door vb. ongeval of spontaan.
2. Betekenis CVA
• Cerebro = hersenen
• Vasculair = bloedvaten
• Accident = lesie
3. Afhankelijk van lokalisatie CVA zullen problemen anders zijn!
• Verschillende hersengebieden en functies
→ Bloeding in hersenstam vaak fataal door fundamentele functies: ademen, hartslag en
interne temperatuur.
• Verschillen tussen hemisferen
4
Neurokine 2 ............................................................................................................................................. 1
Theorieles 1 ......................................................................................................................................... 1
Theorieles 2 ......................................................................................................................................... 6
Theorieles 3 ....................................................................................................................................... 10
Theorieles 4 ....................................................................................................................................... 18
Theorieles 5 ....................................................................................................................................... 32
Theorieles 6 ....................................................................................................................................... 49
Theorieles 7 ....................................................................................................................................... 69
Theorieles 8 ....................................................................................................................................... 69
Theorieles 9 ....................................................................................................................................... 69
Theorieles 10 ..................................................................................................................................... 69
Theorieles 11 ..................................................................................................................................... 69
Theorieles 12 ..................................................................................................................................... 69
Neurokine 2
Theorieles 1
NEUROLOGISCHE REVALIDATIE
1. Definitie: een probleem-oplossend en educatief proces gericht op het verminderen van een
ziekte of handicap ervaren door iemand
2. Doel is behouden van functie en gezondheid
3. Kine als adviseur en coach, patiënt moet zelf ook meedoen en willen, inzicht in klacht krijgen
• Een handicap is voor iedereen anders: het is wat je ervan maakt
• Probleem dat patiënt ervaart proberen op te lossen
4. Ook hulp bieden en advies geven aan familie
CONCEPTUEL FRAMEWORK
1. Referentiekaders: concepten: Hoe patiënten behandelen
2. Bobath is de bekendste
• Andere: Carr & Sheppard, PANAT, Perfetti
3. Eerder gewone technieken, niet echt als echte concepten meer (wetenschap evolueerd)
4. Niet iedereen eenzelfde therapie geven, maar individueel bekijken!
KLINISCH REDENEREN
1. Patiënten testen via onderzoek, anamnese
2. Resultaten interpreteren en daaraan doelstellingen koppelen
3. Behandeling
4. Vervolgens evalueren: terug aanpassen
1
, → Klinisch cyclisch proces
NEUROLOGISCHE STOORNISSEN
1. Posturale controle
2. Waar zit het probleem?
• Input: vb. gehoor, visus, …
• Verwerkingssysteem: vb. neglect
• Output
3. Mogelijk problemen:
UPPER EN LOWER MOTOR NEURON LESIES
1. Dorsaal: sensorische banen, Ventraal: motorische banen
2. Upper motor neuron lesie
• Lesie boven niveau van motorische voorhoorncel
• Negatieve klinische tekenen:
▪ Zwakte
▪ Vermoeidheid
▪ Verminderde vaardigheid/behendigheid bij het bewegen
• Positieve klinische tekenen:
▪ Spasticiteit (Hyperreflexieve reacties op spierrekking en cutane sensorische
stimulatie)
▪ Hyperreflexie
▪ Clonus
▪ Teken van babinski
3. Lower motor neuron lesie
• Lesie op of onder niveau van motorische voorhoorcel
2
, • Negatieve klinische tekenen:
▪ Zwakte
▪ Hyporeflexie
▪ Verminderde spiertonus
▪ Verminderde spierfasciculaties
HYPERTONUS/SPACTISCH PATROON
1. Spastisch patroon bij hemiplege patiënt
• Hoofd en CWZ
▪ Lateroflexie hemiplege zijde
▪ Rotatie naar niet-hemiplege zijde
• Bovenste extremiteit (flexiepatroon)
▪ Scapula in retractie en schoudergordel in depressie
▪ Adductie en endorotatie in glenohumeraal gewricht
▪ Elleboog in flexie met pronatie van onderarm (soms supinatie)
▪ Pols in palmairflexie, meestal met ulnaire deviatie
▪ Vingers in flexie en adductie
▪
• Romp (verkorting)
▪ Lateroflexie hemiplege zijde
▪ Romp meestal in totale flexie aan hemiplegische kant naar achteren gedraaid
• Onderste extremiteit (extensiepatroon)
▪ Bekken aan hemiplegische zijde naar achteren gedraaid (retractie) en
afhankelijk van uitgangshouding omhooggetrokken (elevatie)
▪ Heup in extensie, adductie en endorotatie (soms exorotatie)
▪ Knie in extensie
▪ Voet in plantairflexie en inversie
▪ Tenen in flexie en adductie (teken Babinski)
3
, ▪
STROKE/ CVA
1. Aantal cijfers:
• Elke 2 seconden krijgt iemand in de wereld een beroerte
• 12,5% is dodelijk binnen de eerste 30 dagen
• 66% van de overlevenden van een beroerte verlaat het ziekenhuis met een handicap
• 33 miljoen overlevenden van een beroerte na de eerste beroerte
• 21.000 nieuwe patiënten met een beroerte/jaar/België
• Of all patients with a first stroke:
▪ 22% jonger dan 65 jaar
▪ 33% tussen 65 en 75 jaar
▪ 45% ouder dan 75 jaar
→ Hoe ouder hoe meer kans op CVA, maar ook jonge patiënten kunnen een
CVA krijgen door vb. ongeval of spontaan.
2. Betekenis CVA
• Cerebro = hersenen
• Vasculair = bloedvaten
• Accident = lesie
3. Afhankelijk van lokalisatie CVA zullen problemen anders zijn!
• Verschillende hersengebieden en functies
→ Bloeding in hersenstam vaak fataal door fundamentele functies: ademen, hartslag en
interne temperatuur.
• Verschillen tussen hemisferen
4
