In deze samenvatting staat alles wat je moet weten voor je tentamen! Ik zal het bestand nog updaten als dat nodig is, zodat je niks mist!
Alvast heel veel succes!! :)
Diagnostiek Samenvatting – Tak, De Bruyn, Hoorcolleges en Artikelen
Hoofdstuk 1 – De plaats van diagnostiek binnen het hulpverleningsproces
1. Inleiding.
Als er een hulpvraag komt voor de professional, beginnen er drie processen: het diagnostisch
onderzoek, de hulp zelf en de opbouw van een professionele relatie. Door diagnostisch onderzoek
kan de hulpverlener zich steeds meer inleven in de hulpvrager; dit bevordert de opbouw van een
hulpverleningsrelatie.
2. Plaatsbepaling van psychodiagnostisch onderzoek
2.1 Inleiding
Klinische diagnostiek = het ‘door-en-door leren kennen’ van een situatie met als doel een beslissing
te kunnen nemen. Psychodiagnostiek = onderzoek op gebied van psychosociaal functioneren, met als
doel om een betrouwbare en valide beschrijving van deze psychosociale werkelijkheid te verkrijgen,
mogelijke verklaringen te zoeken voor het ontstaan en voortbestaan van de problemen, en deze
verklaringen te toetsen. Psychodiagnostiek is handelingsgericht in de zin van het bepalen welke
interventies passend zijn en wat voor effect deze hebben. Bij psychodiagnostiek aan kinderen en
adolescenten moet er rekening gehouden worden met de ontwikkeling en context van de cliënt
systeem- en ontwikkelingsgericht.
Bruyn: Vroeger werd er bij diagnostiek vooral gekeken naar het afnemen van tests en het
interpreteren van de resultaten, dus gebaseerd op de intuïtie van de diagnosticus; het
klinische/ongewapende* oordeel van de diagnosticus. Dit leidde in veel gevallen tot vertekeningen.
Daarom zijn er in de besliskunde procedures ontwikkelt die op een rationeel verantwoordelijke
manier beslissingen maken. De visie wat er wel en wat er niet voldoet aan de eisen die een
verantwoordelijke diagnostiek stelt, worden concreet gemaakt in het opstellen van een prescriptief
kader. Dit geeft in de praktijk sturing aan het diagnosticeerproces.
Gedisciplineerde vakbeoefening = het handelen van de diagnosticus verloopt volgens regels die door
hem zelf uitgelegd kunnen worden empirisch-analytische aanpak.
HC1: Orthopedagogische diagnostiek het kind als opvoedeling in relatie tot zijn opvoeders. Het
gaat om een (cliënt)systeem, een gezin, met een pedagogische relatie, dus ook een werk- of
schoolsetting kan een rol spelen.
2.2 Diagnostiek: het betrouwbaar en valide in beeld brengen van de werkelijkheid
- Betrouwbaarheid = hypothesen en toetsingen zijn zo onafhankelijk mogelijk van het moment van
onderzoek, de onderzoeker of andere toevallige factoren.
- Validiteit = hypothesen en toetsingen hebben daadwerkelijk betrekking op datgene wat bedoeld
werd te beschrijven of te toetsen.
Deze eisen horen bij wetenschappelijk denken, en daarom verloopt diagnostiek onderzoek volgens
dezelfde stappen als wetenschappelijk empirisch onderzoek:
1. Observatie = het verzamelen en groeperen van gegevens.
2. Inductie = het formuleren van hypothesen op basis van de waarnemingen.
3. Deductie = het afleiden van toetsbare voorspellingen uit die hypothesen.
Operationalisering = bij iedere voorspelling worden nu adequate onderzoeksmiddelen gezocht
om de voorspellingen toetsbaar te maken.
4. Toetsing = nagaan of de voorspellingen uitkomen door nieuwe gegevens te verzamelen.
5. Evaluatie = het terugkoppelen van de uitkomsten van het onderzoek naar de hypothesen: kunnen
zij de toetsing doorstaan of worden ze verworpen?
Doordat de stappen zo duidelijk en transparant doorlopen worden, wordt het onderzoek
controleerbaar en herhaalbaar.
,Bruyn: Verschillende foutenbronnen
Diagnostici moeten oordelen en beslissen in onzekerheid aan de hand van informatie van de cliënt
die ze verzamelt, geïnterpreteerd en afgewogen hebben. Drie foutbronnen die hierbij kunnen
ontstaan:
- Fouten in het schatten, afwegen en herzien van kansen. Bijvoorbeeld bij een situatie waarbij een
cliënt kenmerken heeft van twee verschillende problemen. De diagnosticus moet dan informatie
gaan verzamelen die meer bij het ene dan bij het andere probleem voorkomt. Deze
informatieverzameling moet echter subjectief ingeschat worden: mensen hebben over het
algemeen meer vertrouwen in hun eigen schattingen dan logisch-statistisch te verantwoorden is.
- Vuistregels en heuristieken (zoekstrategieën die tot oplossingen kúnnen leiden) die bij
kansschattingen tot vertekening leiden. Beschikbaarheidsheuristiek: mensen zijn geneigd het
optreden van een verschijnsel hoger in te schatten als zij minder moeite hebben met het voor de
geest halen van voorbeelden. Als mensen voorbeelden weten van een bepaalde stoornis, zullen
ze bij twijfel eerder deze stoornis diagnosticeren dan een andere. Mensen hebben bovendien de
neiging om informatie op te zoeken die hun eigen opvatting ondersteunt.
- Problemen bij de kwaliteit van het professionele oordeel doordat professionals niet leren van de
fouten die ze maken/hun fouten negeren en hun strategieën dus niet verbeteren.
Besliskunde = een verzameling van modellen en procedures die aangeven hoe de beslisser in de
verschillende stappen van het beslissingsproces het best kan handelen met het oog op het te
bereiken doel.
- Descriptieve beslissingstheorie = het verklaren van beslissingsgedrag.
- Normatieve beslissingstheorie = beschrijven,
verklaren en voorschrijven hoe de beslisser te
werk moet gaan op basis van een aantal
rationele axioma’s (stellingen).
2.3 Het verband tussen de diagnostische
vraagstelling en het hulpverleningsproces
Bruyn: In Nederland heeft de empirische cyclus
hierin een belangrijke rol hypothesetoetsende
diagnostische modellen. Deze modellen geven in
algemene zin aan welke stappen in welke
volgorde en op welke wijze doorlopen moeten
worden. Deze modellen zijn conceptueel en niet
concreet; het is geen kant-en-klaar
beslissingsmodel.
De diagnostische cyclus is gebaseerd op:
De empirische cyclus: wetenschappelijk
onderzoek. Hierin worden hypotheses getoetst
met behulp van empirische gegevensverzameling.
Het doel is het toetsen van de juistheid van beschrijvingen van de werkelijkheid.
2.4 Hulpverlening: een probleemoplossingsproces.
De regulatieve cyclus is ook onderdeel van de diagnostische cyclus. In bijna elke fase van de
regulatieve cyclus wordt de empirische cyclus doorlopen. De fasen:
1. Probleemherkenning.
2. Probleemdefiniëring.
3. Handelingsmogelijkheden.
4. Planning voor de interventie.
5. Uitvoering van de interventie.
6. Evaluatie van de effecten.
,Vier perspectieven om de integratie van empirische en regulatieve cyclus toe te lichten:
1. Beperkte horizon van voorspellingen die gemaakt worden. Wat we kunnen meten is hoe
problemen er zijn voor de behandeling en daarna. We weten echter nooit 100% zeker dat de
problemen zijn afgenomen door de behandeling of door andere factoren. De regulatieve cyclus
besteed aandacht aan of de gewenste verandering is opgetreden, het besteed geen aandacht aan
tussenliggende aannames. De empirische cyclus toetst de aannames die wel getoetst kunnen
worden.
2. Procesmatig karakter van de diagnostiek. Niet alleen de ingreep, maar ook het diagnostische
onderzoek/proces hebben invloed op de hulpvrager. Daarom is het logisch om voor een model
voor veranderingsprocessen te kiezen: de regulatieve cyclus.
3. Complexiteit van het hulpverleningsproces. Er zijn heel veel bronnen van onzekerheid in
diagnostisch onderzoek. De praktijk is geen omgeving die onder controle is; je kan niet alles
meten. De context van de regulatieve cyclus is verschillend van die van de empirische cyclus. De
regulatieve cyclus maakt het mogelijk om terug te gaan naar eerdere beslissingen.
4. Normen en waarden in het hulpverleningsproces. De mogelijkheid in de regulatieve cyclus om
handelingsmogelijkheden te bedenken en af te wegen overstijgt de normen van de empirische
methode. In de regulatieve cyclus komen wél pragmatische, normatieve, financiële,
beleidsmatige en ideologische afwegingen aan bod.
Bruyn: Van hulpvraag tot cyclus
Hulpvraag, vraagstelling, onderzoeksvraag en type diagnostisch onderzoek
Het diagnostisch proces start als de cliënt zich heeft aangemeld met een of meerdere hulpvragen.
Niet elke hulpvraag is een diagnostische hulpvraag. Als het wel een diagnostische hulpvraag is, wordt
deze geformuleerd tot vraagstelling:
Er zijn vier typen vraagstelling:
1. Verheldering (VHD): Hoe moet ik verwoorden wat ik ervaar t.o.v. dit kind/mijzelf?
2. Onderkenning (ODR): Wat is er aan de hand?
3. Verklaring (VKR): Waarom is dit aan de hand?
4. Indicatie (IDC): Hoe kan er het best geholpen worden?
Hierbij passen de typen onderzoek: verhelderend, onderkennend, verklarend en indicerend.
Diagnostische hulpvraag en diagnostisch scenario
De diagnostische hulpvraag is vaak complex en bevat in veel gevallen meerdere vragen. Het doel van
elk diagnostisch onderzoek is een optimaal antwoord geven op de vraag van de cliënt. Als er sprake is
van een combinatie van hulpvragen is er nooit sprake van een willekeurige of neutrale volgorde van
het diagnostische onderzoek; bijv. om te weten hoe iemand het best geholpen kan worden
(indicerend onderzoek) moet er eerst gekeken worden naar wat er aan de hand is (onderkennend
onderzoek). Deze ordening heet het diagnostisch scenario.
Omdat wij ervan uitgaan dat de diagnostische hulpvraag van de cliënt het onderzoek stuurt, moet de
diagnosticus steeds starten met de verheldering van de hulpvraag. Om die reden is het verhelderend
onderzoek de gepaste aanvangststap van elk diagnostisch scenario.
Verschillende soorten scenario’s
Soms is verhelderend onderzoek alleen voldoende om te concluderen dat er verder geen diagnostisch
onderzoek nodig is; dit heet een 0-scenario. Als er naast verhelderend onderzoek meerdere
onderzoeken nodig zijn, benoem je het scenario aan de hand van het aantal overgangen. Het meest
volledige geval is het 3-scenario: verheldering, onderkenning, verklaring en indicatie.
Verschillende typen diagnose en typen diagnostische hypothese
, In de praktijk worden er onderkennende en verklarende betekenissen gebruikt voor de term
diagnose; in dit boek wordt er uitgegaan van de verschillende soorten diagnostisch onderzoek om
een diagnose te definiëren. Daarom kan er gesproken worden van een verhelderende,
onderkennende, verklarende en indicerende diagnose.
Bij diagnostische besluitvorming hebben hypothesen de status om voorlopige uitspraken te toetsen.
Er zijn verhelderende, onderkennende, verklarende en indicerende hypothesen te onderscheiden.
De diagnostische cyclus
Uit het diagnostisch scenario lijkt dat het diagnostische proces het doorlopen van de vier stappen is.
In de diagnostiek is dit echter zelden het geval en is er sprake van een herhaald doorlopen van het
scenario: een cyclisch verloop. Het doorgaan, herhalen of teruggaan in de diagnostische cyclus hangt
af van de mate van zekerheid die informatie uit de stap oplevert. Voldoende zekerheid doorgaan.
Te weinig zekerheid herhaling.
Het onderzoek start met de aanmelding (Anm.) en eindigt met het advies (Adv). Tussenliggend zijn de
volgende stappen:
- Klachtanalyse (KA) = verzameling van de klachten van de cliënt en nagaan over wat daadwerkelijk
bedoeld wordt wat de cliënt uitspreekt. Uitkomst: vorming van de diagnostische hulpvraag en
ordening van de klachten de verhelderende diagnose.
o Klacht = ervaringen en belevingen van de cliënt die als negatief beleefd worden.
- Probleemanalyse (PA) = verband leggen tussen klachten en problemen en taxatie van de ernst
van die problemen. Uitkomst: benoeming van het probleem de onderkennende diagnose.
o Probleem = situaties of gedragingen van de cliënt die door de diagnosticus als ongunstig
beschreven worden; verstoring van de ontwikkeling of psychologische aanpassing.
- Verklaringsanalyse (VA) = genereren van de hypothesen, deze toetsen en hieruit een integratief
beeld opstellen. Uitkomst: samenhangend beeld waarin verklaringen zijn opgenomen de
verklarende diagnose.
o Verklaring = getoetste uitspraak over een conditie die problemen hebben doen ontstaan
of in stand houden.
- Indicatieanalyse (IA) = formulering van een globaal interventiedoel, analyse van een bijpassende
interventies en uiteindelijke aanbeveling. Uitkomst: lijst van mogelijke interventies de
indicerende diagnose.
o Indicatie = onderbouwde aanbevelingen voor één of meerdere interventies.
De diagnostische cyclus als onderdeel van de klinische cyclus
De laatste stap uit de diagnostische cyclus leidt tot
het kiezen van een type interventie. Vervolgens
wordt er een nieuwe cyclus doorlopen: de
therapiecyclus (TC). Hierin wordt er een planning
(PL) gemaakt, interventie uitgevoerd (UV) en het
effect beoordeeld (BE). Samen met de diagnostische
cyclus vormt de therapiecyclus de klinische cyclus (KC). Tot slot wordt er een evaluatie gedaan over de
volledige cyclus (EV).
Deze twee cycli zijn dus apart: één voor diagnose en één voor behandeling. Dit is zo omdat er bij
sommige problemen geen interventie bekend, beschikbaar of nodig is. Daarnaast vormt de tweede
cyclus een controle op de diagnostische cyclus.
Vuistregels (heuristieken) die een rol spelen bij de toepassing van klinische oordeelsvorming:
1. Causale (actor-observator) attributie = de persoon die handelt (actor) verklaart zijn gedrag vanuit
externe omstandigheden. De persoon die observeert verklaart het handelen van de actor vanuit
interne disposities.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller doriendeboer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.