H1 Inleiding:
Omzetbelasting wil zeggen een belasting in verband met de overdracht van
materiële en immateriële goederen.
Een omzetbelasting belast kort gezegd de overdracht van producten op hun weg
van producent naar consument. Soms worden ook diensten in de heffing betrokken.
Globaal gezegd kan een omzetbelasting het rechtskarkater hebben van een
verkeersbelasting, van een productiebelasting en van een verbruiksbelasitng.
§1.4 Verkeersbelasting
Een verkeersbelasating betrekt bepaalde handelingen die in het rechtsverkeer
plaatsvinden in de heffing. De rechtshandeling is niet meer dan een
aanknopingspunt om een ander doel te bereiken en niet omdat men vindt dat die
handeling zich als zodanig leent als object voor de belastingheffing. Dat laatste is
wel het geval bij een belasting met het rechtskarkater van een verkeersbelasting.
Voorbeeld is: overdrachtsbelasting. Vroeger was de reden voor belastingheffing het
profijtbeginsel, tegenwoordig niet echt duidelijk.
Binnen een verkeersbelasting staat de handeling die in het rechtsverkeer plaatsvindt
op de voorgrond. Dat kan zelfs zover gaan dat de belastingschuldige geheel uit
beeld raakt. Bv het registratierecht op de akte. Het is een objectieve belasting in
optima forma. Dit brengt ook met zich mee dat vrijstellingen en tariefdifferentaties in
beginsel een strikt objectief karakter hebben.
§1.5 Productiebelasting
In productiebelasting vormt de productie het object van de heffing. Dit berust op de
gedachte dat door overheid gedane uitgaven die het bedrijfsleven duidelijk ten
goede komen van de ondernemers kunnen worden teruggevorderd, dus het
profijtbeginsel.
Zo probeert men de prijs die de consument betaald overeen te laten komen met de
daadwerkelijke kosten.
De belastingschuldige en de belastingdestinataris vallen bij deze belasting samen.
En productiebelasting heeft dan ook een subjectief karakter. Dit brengt met zich mee
dat vrijstellingen en tariefdifferentiaties in beginsel gebonden zijn aan het subject. Als
in een productiebelasting wordt aangehaakt bij een levering of een andere juridische
handeling is dat geen doel op zich, maar slecths een middel om dat doel te bereiken.
Een productiebelasting behoort te worden geheven en ten goede te komen aan het
land waar de goederen vandaan komen (oorsprongbeginsel). De ondernemer heeft
immers geprofiteerd van de overheidsuitgaven, ongeacht of de geproduceerde
goederen al dan niet worden uitgevoerd. Het kent anders dan verbruiksbelasting dan
ook geen teruggaaf bij uitvoer, evenmin als een heffing bij invoer.
, 2
§1.6 Verbruiksbelasting
Een verbruiksbelasting beoogt het verbruik van goederen en diensten in de heffing
te betrekken. Algemeen wordt aangenomen dat het belasten van productief verbruik
niet in een verbruiksbelasting thuishoort. Het beoogt derhalve het consumptieve
verbruik te belasten. Is nog niet eenduidig wat dan onder de consumptieve verbruik
valt. Het boek is van mening dat het beste te omschrijven valt als een belasting die
de consumptie beoogt te belasten en dat doet door de besteding als maatstaf van
die consumptie te hanteren. Aangezien het in een verbruiksbelasting draait om het
consumptieve verbruik, ligt het voor de hand aan te knopen bij wat de consument
uitgeeft: kennelijk is dat wat hij ervoor over heeft om te consumeren. In veel gevallen
zullen besteding en daadwerkelijk verbruik tegelijk plaatsvinden zodat feitelijke
consumptie en in geld uitgedrukte consumptie tegelijk plaatsvinden. De besteding
om tot verbruik te komen is derhalve het aanknopingspunt van een
verbruiksbelasting, en daarmee technisch het verbruik. Het achterwege blijven van
daadwerkelijke consumptie is geen reden voor belastingteruggaaf.
Theoretisch kan een verbruiksbelasting langs directe weg worden geheven, dat wil
zeggen van de consumnt die de besteding heeft gedaan en die de
belastingdestinataris is.
Heffing van een verbruiksbelasting vindt altijd op indirecte wijze plaats, namelijk bij
degene bij wie de consument de besteding doet. Dit geldt ook voor de Europese
omzetbelasting. Dus indirecte belasting in juridische zin.
Verbruiksbelastingen worden onderscheiden in algemene en bijzondere
verbruiksbelastingen.
Algemene bv europese omzetbelasting betrekt in beginsel alle bestedingen van de
consument in de heffing.
Bijzondere belasten alleen de bestedingen van bepaalde goederen bv tabak en
alcohol -> doorgaans accijnzen.
Algemene verbruiksbelastingen:
- algemene indirect (bv nl omzetbelasting)
- algemene directe (in praktijk niet geheven)
Bijzondere verbruiksbelastingen:
- bijzondere indirect (bv accijnzen)
- bijzondere directe ( in nl niet anders geheven, tenzij gemeentelijk onroerende
zaakbelasting als bijzonder ziet).
Indien een ondernemer ter zake van de levering van goederen reeds omzetbelasting
heeft voldaan, dient bij uitvoer van die goederen een teruggaaf te volgen. Het zal
bovendien bij de invoer moeten worden geheven. Deze heffing bij invoer moet
bereiken dat de druk op de in het buitenland vervaardigde producten gelijk is aan de
druk op binnenlands geproduceerde prducten. Het mag niet worden verward met
een invoerrecht. Het gaat bij de heffingen van omzetbelasting ter zake van invoer
, 3
niet om een protectionisctische maatregel (zoals douannerecht) die de binnenlandse
markt beogen te beschermen maar om een compenserende heffing. Deze sluiten,
dat wil zeggen de teruggaaaf bij uitvoer en de heffing bij invoer, duit men in de regel
aan met de term fiscale grenzen. Zo komt zij ten goede aan het land waar het
verbruik plaatsvindt.
Het kan zijn dat er dubbele heffing optreed bv op vakantie iets koopt en meeneemt
en verbruikt in NL, voor particulieren in de eu zijn daarom ruime vrijstellingen bij
invoer. Een indirecte verbruiksbelasting gaat er voorts vanuit dat de ondernemer de
belastingen in zijn prijzen doorberekent. Het eigen gebruik zal ook binnen een
verbruiksbelasting een belastbaar feit moeten vormen. Vrijstellingen en
tariefdifferentiaties dragen in een indirecte vebruiksbelasting in beginsel een
objectief karakter. Het mag niet uitmaken bij wie de consumten zijn goederen of
diensten betrekt. Ten slotten sluit een omzetbelasting als verbruiksbelasting wel aan
bij een juridische handeling, maar dat aansluiten is geen doel op zich. Het is een
middel om tot een bepaalde bealstingdruk op consumptie cq de consumptieve
bestedingen te komen. Anders dan bij een verkeersbelasting speelt het civiele recht
binnen een verbruiksbelasitng geen overheersende rol.
H2 Het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde
Er zijn grofweg twee stelsels volgens welke een algemene indirecte
verbruiksbelasting geheven kan worden.
- Eenmalige heffingen
- meermalige heffingen
Eenmalige is sprake indien de belasting in 1 schakel van productie en
distributieketen wordt opgebracht bv uitsluitend de fabrikant. Deze hebben als
voordeel dat er slechts een betrekkelijk klein aantal belastingplichtigen in de heffing
wordt betrokken, zodat de preceptiekosten relatief laag zijn. Daaregenover staat dat
hoe verder het heffingspunt van de consument verwijderd is, des te groter de kans
dat de geheven belasting geen redelijke relatie vertoont met de uitgave van de
consument. Bovendien geldt dat het tarief vrij hoog moet zijn om de gewenste
inkomsten te behalen, dit heeft als prikkel om de belasting te onlopen groter zal zijn.
Meermalige heeft verschillende heffingspunten. Voordeel hiervan is dat met een
relatief laag tarief een hoge opbrengst kan worden behaald. Wordt ook wel
cascadestelsel genoemd, ze kunnen weer onderverdeeld worden in:
- cummaltieve en
- niet-cummulatieve heffingen
§2.2 Eenmalige heffingen
Fabrieksbelasting:
Nadeel is dat als er meerdere fabrikanten achter elkaar zijn al deze fabrikanten in de
heffing worden betrokken en er een cummulatie van belasting ontstaat. De
meetbaarheid van de belasting ten opzichte van de prijs gaat verloren en bovendien
is de belastingdruk afhankelijk van het aantal fabrikanten dat in het prouctieproces
, 4
meedoet. Een tweede nadeel is dat lang niet alle goederen rechtstreeks door de
fabrikant aan de consument worden geleverd.Om te berieken dat op het product
altijd hetzelde belastingdruk rust, zal men in gevallen waarin de fafrikant aan de
consument levert, de winst van de groot en kleinhanndel moet kennen. Kortom van
de farikantenprijs moet een winstelement gelijk aan de winst van de groothandel
worden afgetroken. Maar niet bekend is hoe groot dat element is, dus moet schatten.
Ten slotte zal hier in een fabrikantenbelasting niet eenvoudig zijn om ook diensten in
de heffing te betrekken. In een algemene verbruiksbelasting zou dat wel moeten
gebeuren.
Groothandelsbelasting
Eignelijk gaat het hierbij niet zozeer om het in de heffing betrekken van de
groothandel, maar om het belasten van de schakel die aan de kleinhandel
voorafgaat. In vergelijking met de fabrikantenbelasting is het aantal
belastingplichtigen groter, maar daar staat tegenover dat ook de neutraliteit groter is:
hoe dichter het punt van de belastingheffing bij de consumetn ligt, hoe groter de
mogelijkheid wordt om de belasitng exact uit te drukken in een percentage van de
kleinhandelsprijs, die immers wordt geacht de consumptie uit te drukken.
Nadelen er wordt niet geheven over de kleinhedelsprijs, zodat de facto niet de
consumptieve uitgave in de heffing wordt betroken. Voorts moet men in gevallen
waarin de fabrikant of de groothandel rechtstreeks aan de cosnument levert de
kleinhandelsmarge schatten. Verder kan een omzetbelasting met een meer
algemeen karakter zich nauwelijks veroorloven diensten buiten de heffing te laten.
Kleinhandelsbelasting
Dit strekt zich uit tot alle ondernemers die rechtstreeks aan de consument presteren.
Het is dus ook denkbaar dat in een kleinhandelsbelasting ook fabrikanten in de
heffing worden betrokken als zij rechtstreeks aan de consument leveren. Het is
ideaal dat daarmee bereikt wordt dat daadwerkelijk de besteding van de consument
in de heffing wordt betrokken, aangezien over de kleinhandelsprijs geheven wordt.
Nadelen zijn dat ook in een kleinhandeslbelasting het probleem bestaat welke
prestaties in de heffing moeten worden betrokken en welke niet, perstaties aan
ondernemers vallen immers buiten de heffing, dit is fraudegevoelig en is daarom niet
ideaal.
§2.3 Cumalatieve cascadestelsels
Hier vindt belstingheffing plaats in alle schakels van productie en distributie. Daarbij
wordt in beginsel belasting geheven over de gehele in rekening gebrachte prijs: er
vindt dus cumulatie van belasting plaats: de belasting die in een voorgaande schakel
van het productie- en distributieproces in deheffing is betrokken, wordt doorberkend
in de prijs, waarna in de volgende schakel over het totaal incl de al geheven
belasting weer belasting wordt berekend. Het heeft de charme van adminstatieve
eenvoud maar wel een hoge opbrengst kan opleveren. Bovendien makkelijk om ook
diensten in de heffing te betrekken. Keerzijde is dat de belasting hoger wordt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nuria109506. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $18.77. You're not tied to anything after your purchase.