Zinnen/woorden met deze kleur zijn geen onderdeel van de
definitie/begrippenlijst op zich, maar kunnen wel extra uitleg geven.
Algemene informatie & Prolegomena
Primaire historische bronnen: een bron die van de hand is van een persoon die op
het moment van de gebeurtenis waar hij over schrijft leefde, en/of er iets mee te
maken had.
Secundaire historische bronnen: een secundaire bron is een bron die geschreven is
door een auteur die niet in dezelfde periode heeft geleefd, op basis van eerdere
primaire bronnen.
terminus a quo: ook wel terminus post quem, is een tijdsaanduiding waarmee men
‘vanaf wanneer’ bedoelt.
terminus ad quem: ook wel terminus ante quem, is een tijdsaanduiding waarmee
men ‘tot wanneer’ bedoelt.
Justinianus (I):
Oost-Romeinse keizer (reg. 527-565) die belangrijke verzamelingen van Romeinse
rechtsteksten heeft uitgevaardigd.
Periodisering
Periodisering en geografische (tijdsgebonden) benamingen (voor de periodiseringen die met een * staan
aangeduid: het volstaat voor de definitie de data te kennen)
Oudheid: 3500v.c.-500n.c.
Klassieke Oudheid: De klassieke oudheid was een tijdsperiode van 750v.c. tot
ongeveer 500n.c., waarbij men sterk de nadruk legt op de cultuur van de oude
Grieken en het Romeinse rijk.
Bijbelse Oudheid :
De periode en cultuur die overeenkomen met de verhalen en gebeurtenissen
opgeslagen in het de Bijbel (vanaf de Schepping tot de eerste ontwikkelingen van het
Christendom beschreven in het Nieuwe Testament).
Middeleeuwen: 500-1500n.c.
De term ‘middeleeuwen’ is een derogatieve term, die de humanisten aan deze
periode hebben gegeven.
Vroege Middeleeuwen*:
= 1e middeleeuwen
De vroege middeleeuwen is de periode van 500-1000n.c.
Tweede Middeleeuwen*: Periode van ca. 1000 tot 1500 (11de/15de eeuw).
Renaissance*
Lett.: Wedergeboorte. In deze periode is er een hernieuwing van levenspovattingen,
1
, cultuur en kunst door een herontdekking van de literatuur, filosofie en
wetenschappen van de Oudheid. De periode wordt gekenmerkt door absolutisme
(exclusieve soevereniteit), antropocentrisme en individualisme en vormt zo een
breuk met de Middeleeuwse traditie.
Nieuwe Tijd (= Moderne Tijd)* De nieuwe, of moderne tijd is de periode die liep van
circa 1500 tot en met 1800. In het Frans noemt deze periode ‘temps modernes’,de
Engelsen hebben het dan weer over de ‘early-modern times’.
Nieuwste Tijd* De nieuwste tijd is de periode van 1800-1945, waarbij er een aantal
grote politieke shiftingen waren zoals het verdwijnen van het ancien régime, de
Franse revolutie, en de opkomst van de verlichting.
Modern Times* Modern times is de Engelstalige naam voor de nieuwste tijd.
Hedendaagse Tijd*: 1945 - Heden
Histoire du Temps Présent* (1945 - Heden)
De term ‘Histoire du Temps Présent’ verscheen in het laatste kwart van de 20 e eeuw
in Frankrijk. De term duidt op de tijd vanaan het Vichy regime, tot vandaag. Deze
periode wordt gekenmerkt door een aantal belangrijke overgangen: op economisch
vlak een serie crisissen, ten gevolge van de oliecrisis van 1973, op sociaal vlak de
opkomst van de arbeider, middenklasse en de secularisatie van de maatschappij, en
op politiek vlak het verdwijnen van het communisme en gaullisme.
Zeitgeschichte* (1917/1918 – Heden)
De term ‘Zeitgeschichte’ werd voor het eerst geïntroduceerd door Hans Rothfels in
1953.
De term doelt op de tijd vanaan de Oktoberrevolutie, of vanaf het einde van de
eerste wereldoorlog, tot op de dag van vandaag.
De belangrijke elementen van deze periode zijn: de overgang (in Europese landen)
van macht van vorsten naar het volk, de dictatuur van het nazi-regime en de periode
na WOII, met name de koude oorlog en de DDR
Franse Revolutie (als periode)*: Periode van 1789-1799 met verstrekkende en
blijvende veranderingen waarbij het Franse volk de koning van de troon stootte (en
zo de periode van het ancien régime ten einde bracht). De periode startte met de
bestorming van de Bastille, en eindigde door de machtsgreep van Napoleon
Bonaparte.
Ancien Régime: (1589-1789) (a) In de ruimste zin: periode van ongeveer het begin
van de Tweede Middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie (1789) (b) In engere zin:
de laatste (twee of drie) eeuwen vόόr de Franse Revolutie (1789).
Industriële Revolutie: (1800-1840) De industriële revolutie is een periode waarin de
overgang gemaakt werd van handmatig, naar machinaal vervaardigde goederen; wat
zorgde voor grootschalige sociale en economische veranderingen.
De volgende termen impliceren meestal ook een zekere periodisering*:
Lage Landen: Vanaf de 16eE werd ‘de Lage Landen’ een gangbare benaming voor de
Nederlands gewesten. Geografisch gezien is dit de laagvlakte in Noordwest-Europa
die het stroomgebied vormt van de beneden-Rijn, de beneden-Maas en de Schelde.
Vandaag is het een verzamelnaam voor het geheel van Nederland, België, het
Groothertogdom Luxemburg en Nord-Pas-de-Calais.
2
, Belgium (in het Latijn): Naam om het gebied van de Benelux en Noord-Frankrijk
(maar zonder het prinsbisdom Luik) aan te duiden.
Leo Belgicus (=Nederlandse leeuw) De ‘Leo Belgicus’ werd gebruikt om de lage
landen aan te duiden. Je ziet deze nog terug op de rijkswapens van België, Nederland
en Luxemburg.
Zuidelijke Nederlanden: De Zuidelijke Nederlanden, ook wel de ‘Katholieke
Nederlanden’ genoemd, is de verzamelnaam voor de gebieden die onder het gezag
bleven van de Habsburgers, nadat 7 opstandige, noordelijke provinciën zich in 1581
hadden afgescheurd.
Bourgondische Nederlanden * De Nederlandse gebieden (ongeveer de Benelux) die
vanaf 1384 onder het gezag van de Bourgondische Hertogen een personele unie
vormden.
Dit eindigde toen Maria van Bourgondie in 1477 met de Habsburgse Maximiliaan I
trouwde en het Bourgondische rijk onder het Habsburgs bewind viel.
Habsburgse Nederlanden*Periode van 1482-1581 waarin de Habsburgers over de
Nederlanden heersten.
Spaanse Nederlanden* (1556-1713)
De Nederlanden (vanaf 1581 : Zuidelijke Nederlanden) die onder soevereiniteit van
de Spaanse tak van de Habsburgers geregeerd werden (1556 tot 1713, maar 1506 of
1516 zijn als begindatum ook goed)
Katholieke Nederlanden* (1581 – 1713): De Zuidelijke Nederlanden, ook wel de
‘Katholieke Nederlanden’ genoemd, is de verzamelnaam voor de gebieden die onder
het gezag bleven van de Habsburgers, nadat 7 opstandige, noordelijke provinciën
zich in 1581 hadden afgescheurd.
Republiek der Verenigde Provinciën* Unie van soevereine (Noord-)Nederlandse
gewesten van 1581 tot 1795. Die gewesten hadden in 1581 de soevereiniteit van de
Spaanse koning verworpen en werkten samen op het gebied van defensie,
buitenlandse politiek en handel.
Noordelijke Nederlanden: Hiermee bedoelt men de opstandige zeven provinciën die
zich in 1581 hadden afgescheiden van de Habsburgse Nederlanden. Het gebied komt
overeen met het huidige Nederland.
Protestantse Nederlanden* = Noorderlijke Nederlanden.
Déclaration des droits de l’homme et du citoyen: Verklaring, opgesteld in 1793, die 17
artikelen telt, en die fundamentele rechten voor iedereen moeten garanderen.
Olympe de Gouges (1748-1793) was een Franse feministe die het déclaration des
droits de la femme et de la citoyenne heeft geschreven. In 1793 werd ze
terechtgesteld voor het suggereren van een terugkeer naar een monarchie als het
volk dat zou willen.
Toussaint Louverture (1743-1803) was de generaal en leider van de Haïtiaanse
revolutie (1791-1804).
3
, Thema 1 (Recht en openbaar bestuur)
gutes Regiment: Oud-Duits voor ‘behoorlijk bestuur’, een term die voor het eerst
gebruikt werd in de nieuwe tijd in het Heilig Roomse Rijk.
buon governo: Italiaans voor ‘behoorlijk bestuur’, een term die ontstond in de
tweede middeleeuwen, en vooral gebruikt werd voor de Italiaanse stadsstaten.
politie en justitie: Eigenschap nodig voor een goed bestuur. Hierbij betekent ‘politie’
openbaar bestuur en ‘justitie’ rechtvaardig beleid & rechtspraak.
sociale wetenschappen: Wetenschappen die de mens en zijn omgeving gaan
bestuderen.
geleerde recht (Tweede Middeleeuwen) De op basis van de teksten van Romeins
recht en canoniek (kerkelijk) recht door het universitair onderwijs en rechtsleer
uitgewerkte rechtstraditie. (= definitie van Wijffels)
ius civile (Tweede Middeleeuwen) Civiel recht, grotendeels gebaseerd op de Codex
Iuris Civilis van Justinianus.
legist (Tweede Middeleeuwen): Een jurist die de leges, dwz Romeins recht heeft
gestudeerd.
canonist (Tweede Middeleeuwen): Jurist die de opleiding kerkelijk recht (= iuris
canonici) heeft doorlopen.
Artes (Tweede Middeleeuwen): 7 (kunst)Vakken die deel uitmaakten van het
curriculum in middeleeuwse universiteiten. Deze vakken waren grammatica, retorica,
logica, aritmetica, geometrica, astronomia en musica.
consilia (Tweede Middeleeuwen): Raadgeving van juristen aan het openbaar bestuur
in de Italiaanse stadsstaten.
(Rechts)gutachten Duitse term voor raadgeving van juristen aan het openbaar
bestuur.
Polis: Polis (meervoud= poleis) Historisch: Griekse stadstaat in de Oudheid.
Politieke theorie: De term is later en nog vandaag gebruikt om in het algemeen de
politieke organisatie van een samenleving aan te duiden.
distributieve justitie
Distributieve justitie betreft de sociaal rechtvaardige verdeling (allocatie) van
middelen en lasten over de leden van een bepaalde (politieke) gemeenschap.
Hierbij dient volgens Aristoteles sprake te zijn van onpartijdigheid en dient het gelijke
gelijk en het ongelijke ongelijk behandeld te worden.
commutatieve justitie
Commutatieve justitie heeft betrekking op de situaties waarbij het ene individu tegen
het andere handelt. We maken een onderscheid tussen vrijwillige en onvrijwillige
ruil. Vrijwillige: Beide partijen geven iets van gelijke waarde aan elkaar (Bv: Als je iets
ruilt of koopt) Onvrijwillige: De wederkerigheid (gelijke waarde) ontbreekt, het vraagt
dus om een vergelding of bestraffing.
(Duitse) Hanse (Hanse = Hanze??)
Een hanze was een samenwerkingsverband van handelaren en steden tijdens de 2 e
middeleeuwen. Door middel van samenwerkung probeerden ze hun handel te
beschermen en uit te breiden.
privilegie (oude recht)
Een privilege of voorrecht is een recht dat aan een persoon, een goep personen of
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lucafancello. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.56. You're not tied to anything after your purchase.