Samenvatting inleiding in het recht; verbintenissen en goederenrecht; cijfer 8
34 views 1 purchase
Course
Goederen en verbintenissenrecht
Institution
Hogeschool Van Amsterdam (HvA)
Book
Inleiding in het Nederlandse recht
In deze samenvatting heb ik het verbintenissen en goederenrecht samengevat van het boek inleiding in het recht. Hier komen de hoofdstukken 6 t/m 9 aanbod met voorbeelden, arresten en goede uitleg.
Oefenvragen voor het goederen en verbintenissenrecht
Flashcards28 Flashcards
$5.921 sales
Flashcards28 Flashcards
$5.921 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat voor soort rechtsfeiten zijn er en werk deze uit
Answer: Bloten rechtsfeiten
en menselijke handelingen --> rechtshandelingen (eenzijdig of meerzijdig) en feitelijke handeling met rechtsgevolg
(onrechtmatige daad, rechtmatige daad en wandprestatie)
2.
Wat is het verschil tussen een absoluut en relatief recht en noem een voorbeeld bij beide
Answer: Absolute rechten werken tegenover iedereen terwijl relatieve rechten tegen één of enkele personen werken. Absoluut voorbeeld is het eigendomsrecht en relatief voorbeeld is een geldvordering
3.
Noem twee kenmerken van het eigendomsrecht
Answer: Het is het meest omvattende recht en het kans slechts bestaan ten aanzien van een zaak
4.
Wat is het verschil tussen roerende en onroerende zaken?
Answer: Onroerende zaken zijn de grond en alles wat daarmee duurzaam is verenigd, zoals gebouwen en beplatingen. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn, zoals een fiets.
5.
Wat is de meest fundamentele inbreuk die de overheid op het eigendomsrecht kan maken?
Answer: Onteigening
6.
Noem de drie kenmerken van de absolute rechten
Answer: Zaaksgevolg, droit de préférence en revindicatie
7.
Wat houdt een gesloten systeem in?
Answer: Dat betekent dat de opsomming van de volledige en de beperkte rechten die men kan gebruiken limitatief is.
8.
Welke rechten vallen onder genotsrechten?
Answer: Vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartementsrecht
9.
Welke rechten vallen onder de zekerheidsrechten?
Answer: Pand en hypotheek
10.
Waaruit bestaat het pandrecht?
Answer: Vuistpand, stil pandrecht en pandrecht op vorderingen op naam
Content preview
Hoofdstuk 6 Burgerlijk recht – kernbegrippen
Paragraaf 1 Het Burgerlijk Wetboek
Het burgerlijk recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld. De belangrijkste onderscheidt drie rechtsgebied: het personen- en familierecht,
het vermogensrecht en het rechtspersonenrecht. In het recht verstaan we onder een vermogen de optelsom van alle op geld waardeerbare rechten
en verplichtingen die iemand op een bepaald moment heeft. Geheel van zijn passiva en activa. Tot het objectieve recht behoort ook het
vermogensrecht. Het vermogensrecht omschrijft alle subjectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen zijn. Onder het
subjectieve recht verstaan we de bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van objectief recht ontleent. Het vermogensrecht valt
uiteen in het goederenrecht en het verbintenissenrecht. Het goederen recht heeft betrekking op de verhouding tussen een persoon en een goed. Het
verbintenissenrecht heeft tot onderwerp de verhouding tussen twee of meer personen.
Paragraaf 2 Het Rechtssubject
De drager van rechten en plichten wordt het rechtssubject genoemd. Er zijn hiervan twee types: natuurlijke personen en rechtspersonen. Gedurende
het menselijk leven is de mens een rechtssubject, Het verschijnsel noemen we rechtssubjectiviteit. Bij de dood eindigt deze rechtssubjectiviteit en
gaat het over op de nabestaanden. Naast natuurlijke personen worden ook bepaalde, nauwkeurig omschreven groepen en organisaties van mensen
door het objectieve recht aangewezen als rechtssubject: de rechtspersonen. Deze worden onderscheiden in privaatrechtelijke en publiekrechtelijke
rechtspersonen. Privaatrechtelijk stichting, vereniging, NV, BV. Publiekrechtelijk staat, provincies, gemeentes.
Een rechtssubject kan slecht naar buiten optreden door middel van natuurlijke mensen. Als er een natuurlijk persoon optreedt namens een
rechtspersoon is sprake van vertegenwoordiging. Elke rechtspersoon heeft een eigen vermogen. De vorderingen en schulden daarvan zijn volledig
gescheiden van die van zijn leden.
Paragraaf 3 Rechtsfeiten
Een rechtsfeit is een feit waaraan het recht een of meer rechtsgevolgen verbindt. Je hebt blote rechtsfeiten en menselijke handelingen. Blote
rechtsfeiten zijn feiten die niet met het menselijk gedrag te maken hebben. Zoals geboorte en de dood. Menselijke handelingen zijn handelingen
waaraan het recht een gevolg verbindt. Voorbeelden daarvan zijn koop en aanrijding.
De menselijke handelingen worden ook onderscheiden in rechtshandelingen en feitelijke handelingen met rechtsgevolg. Rechtshandelingen zijn
handelingen met een beoogd rechtsgevolg. Uit de definitie van het begrip rechtshandeling
volgt dat het doorslaggevende criterium voor een rechtshandeling het oogmerk van de
handelende persoon is. Daarmee is de wil een eerste vereiste voor het ontstaan van een
rechtshandeling. De wil moet daarentegen gepaard gaan met een uiting daarvan. Er moet
een wilsverklaring zijn. Rechtshandelingen zijn weer te verdelen in eenzijdige
rechtshandelingen (zoals opzegging van een arbeidsovereenkomst) en meerzijdige
rechtshandelingen (koopovereenkomst, arbeidsovereenkomst).
Feitelijke handelingen met rechtsgevolg zijn handelingen waaraan het recht gevolgen
verbindt zonder dat daarbij de bedoeling van het rechtssubject van belang is. De wil van
het rechtssubject doet niet ter zake. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de
onrechtmatige daad (ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en
zaakwaarneming). Dat is kortweg de feitelijke handeling waarbij iemand aan een ander op
onrechtmatige wijze schade toebrengt. Concluderend: het verschil tussen
rechtshandelingen en feitelijke handelingen is dat bij rechtshandelingen het intreden van
het rechtsgevolg wordt beoogd, terwijl dat oogmerk bij feitelijke handelingen er niet toe
doet.
Paragraaf 4 Absolute vermogensrechten
Het vermogensrecht wordt verdeeld in absolute en relatieve rechten. Een absoluut recht geldt tegenover iedereen. Het houdt voor de gerechtigde
een exclusieve bevoegdheid in, waarbij ieder een ander verplicht is zich van het maken van een breuk op dit recht te onthouden. Voorbeeld is het
eigendomsrecht. Een relatief vermogensrecht werkt slechts tegenover een of enkele personen. Het houdt voor de gerechtigde een bevoegdheid in
om te vorderen dat een of meer bepaalde personen iets doen of nalaten. Een relatief vermogensrecht geldt uitsluitend ten opzichte van degene van
wie krachtens dit recht iets kan worden gevorderd, en tegenover niemand anders. Ze worden ook wel vorderingsrechten genoemd. Het onderscheid
tussen deze twee betreft dus de reikwijdte van de bevoegdheid: de werking van absoluut is onbepaald en die van relatief niet.
Absolute vermogensrechten worden onderscheiden in volledige en beperkte rechten. Volledige rechten worden verdeeld in het eigendomsrecht en
de rechten op de voortbrengselen van de menselijke geest. Het eigendomsrecht is het meest
omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. De eigenaar beslist over alles. In
tegenstelling tot het eigendomsrecht zijn de aanspraken uit dit recht niet aan een zaak
verbonden. Zij hebben niet betrekken op stoffelijke objecten, maar op de in die objecten
belichaamde ideeën, ontwerpen en vondsten. Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid
uit een meer omvattend recht, dat met het beperkte recht is bezwaard. Er zijn drie beperkte
rechten die op goederen kunnen worden gevestigd: vruchtgebruik, pand en hypotheek.
Beperkte rechten die niet op een recht, maar alleen op een zaak kunnen rusten, noemen we
beperkte zakelijke rechten: erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en het appartementsrecht.
1
, Een vorderingsrecht is dus de aanspraak van de ene deelnemer aan het rechtsverkeer op een andere deelnemer. De inhoud van een vorderingsrecht
bestaat uit een doen of nalaten: een prestatie. Tegenover de bevoegdheid een prestatie te vorderen, staat de verplichting van de ander die moet
presteren. De gehele rechtsbetrekking noemen we verbintenis. De verbintenis wordt omschreven als de rechtsbetrekking tussen twee of meer
personen, krachtens welke de een tot iets gerechtigd is waartoe de ander verplicht is. Verbintenissen kunnen voortvloeien uit een rechtshandeling of
uit de wet. Ten slotte, verbintenissen gaan gewoonlijk teniet doordat de prestatie wordt nagekomen. Een bijzondere manier van tenietgaan van
verbintenissen is de verrekening of compensatie. Deze doet zich in de praktijk vooral voor bij geldschulden.
Een bijzonder soort verbintenis is de natuurlijke verbintenis. Dit is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. Het processuele recht ontbreekt bij de
natuurlijke verbintenis. Het heet dan ook wel een vorderingsrecht zonder rechtsvordering. Ons recht verbindt rechtsgevolgen aan natuurlijke
verbintenissen. Het belangrijkste rechtsgevolg is dat hetgeen ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis is voldaan, niet kan worden
teruggevorderd. Oftewel: voldoening aan een natuurlijke verbintenis is geen onverschuldigde betaling.
Een natuurlijke verbintenis bestaat als een van de in art. 6:3 lid 2 BW genoemde gevallen zich voordoet. Ten eerste kan sprake zijn van een natuurlijke
verbintenis wanneer de wet of een rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt. Ten tweede kunnen natuurlijke verbintenissen
ontstaan wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet
afdwingbaar, maar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt. Het
terugbetalen van steekpenningen is een voorbeeld van het voldoen aan een dringende morele verplichting, die een natuurlijke verbintenis oplevert.
Ten slotte kan een natuurlijke verbintenis door een overeenkomst worden omgezet in een gewone verbintenis.
Paragraaf 5 Handelingsbekwaamheid
De bevoegdheid om zelfstandig onaantastbare rechtshandelingen te verrichten heet de handelingsbekwaamheid. Maar er zijn uitzonderingen tot wie
er handelingsbekwaam is. Soms is een rechtshandeling nietig en soms vernietigbaar. Van een nietige rechtshandeling spreken we als het beoogde
rechtsgevolg in het geheel niet intreedt, omdat de wet dit verbiedt. Een vernietigbare rechtshandeling is op zichzelf geldig. Zij is echter aan tastbaar.
Dat kan degene die de rechtshandeling verrichtte of een door de wet aangewezen derde op twee manier bewerkstelligen. Dat kan door een
buitengerechtelijke verklaring (zelf zonder rechter vernietigd te verklaren) en door bij de rechter.
Ons recht wijst twee groepen personen aan die vernietigbare rechtshandelingen kunnen verrichten: minderjarigen en onder curatele gestelde. Hun
rechtshandeling zijn in beginsel rechtsgeldig, maar zij kunnen achteraf geen of een aan tastbaar rechtsgevolg hebben
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fadia19. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.