Deze samenvatting heb ik gemaakt door het beantwoorden van de leerdoelen uit de toetsmatrijs voor de kennistoets aan de hand van de literatuur. Met deze uitwerking van de leerdoelen is het gemakkelijk om de vragen tijdens de toets te kunnen beantwoorden aangezien alle vragen meerkeuze zijn én volg...
Literatuur, leerdoelen en planning Kennistoets Anatomie en Fysiologie K2 CNA
College Neuroanatomie in hoofdlijnen; Leerdoelen en literatuur:
De student is in staat om:
1. De in hoofdstuk 6 beschreven indelingen (anatomische en functionele termen) en modellen van
het zenuwstelsel beschrijven (inclusief witte stof & grijze stof).
Indelingen:
- Zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: centraal (hersenen en ruggenmerg) en perifeer (hersenzenuwen en
ruggenmerg- of spinale zenuwen).
- De buitenste laag van de hersenen heet de hersenschors (cortex cerebri). Daarin liggen vooral
cellichamen en neuronen. Die geven de schors in een dood lichaam een grijze kleur (= grijze stof). In
een levend lichaam is de schors overigens roze door een intensieve doorbloeding.
De binnenzijde van de hersenen bevat grotendeels de uitlopers van neuronen. Door de myeline om de
axonen zien die vezels wit: witte stof.
- Bundels van zenuwvezels die tussen ruggenmerg en periferie lopen heten een (perifere) zenuw.
Uit de hersenen komen hersenzenuwen, 12 aan elke kant. Deze bedienen vooral het hoofd- en
halsgebied, maar nummer 10, de nervus vagus, bedient een groot aantal inwendige organen.
Uit het ruggenmerg komen ruggenmerg- of spinale zenuwen: 31 aan elke kant. Alle structuren die
samen door één spinale zenuw worden bediend vormen samen een segment.
- Animaal/willekeurig zenuwstelsel:
Animaal = alle functies en structuren die betrokken zijn bij het waarnemen van de buitenwereld en bij
(sensoriek en motoriek van) houding en beweging. Niet alles is willekeurig hierbij, zo treden ook in het
animale zenuwstelsel reflexen op. Die kun je niet of amper met je wil beïnvloeden.
- Vegetatief/onwillekeurig/autonoom zenuwstelsel:
Vegetatief = alle functies en structuren die zijn betrokken bij de instandhouding van het lichaam
(homeostase), groei en voortplanting. Ook dit is niet allemaal hetzelfde als wat de naam zegt,
ademhaling is namelijk door het willekeurige zenuwstelsel tot op zekere hoogte te beïnvloeden.
De vegetatieve functies worden uitgevoerd door specifieke neuronengroepen in het centrale en
perifere zenuwstelsel.
Modellen:
- Het reflexmodel of stimulus-responsmodel.
- Het kabels- en banenmodel.
- Het hiërarchische of fylogenetische model.
Reflexmodel: oudste manieren om werking zenuwstelsel te beschrijven.
Dit model gaat ervan uit dat een prikkel of stimulus een stereotiepe reactie of respons oproept.
Daarom heet het ook wel stimulus-respons model. Onderzoek van de reflexen geeft informatie over de
plaats, aard en ernst van een neurologische aandoening.
Kabels- en banenmodel:
Dit model gaat ervan uit dat er vaste verbindingen bestaan tussen delen van het zenuwstelsel.
Sensorische banen lopen van de periferie via het ruggenmerg omhoog naar de hersenen; motorische
zenuwvezels lopen vanuit het ruggenmerg naar de spieren. Daarnaast zijn er banen die onderdelen in
het centrale zenuwstelsel verbinden (associatiebanen). Het model is bruikbaar om bijvoorbeeld de
plaats en ernst van een beschadiging vast te stellen. Echter is dit model te statisch om het
zenuwstelsel goed te kunnen weergeven.
Hiërarchische of fylogenetische model:
Kan op twee manieren worden bekeken:
- Vanuit de ontwikkeling van de soort = fylogenese.
- Vanuit de embryonale ontwikkeling van het individu = ontogenese.
Ernst Haeckel (1834-1919) heeft deze twee benaderingswijzen met elkaar in verband gebracht. Hij zag
in de embryonale ontwikkeling een herhaling van de ontwikkeling die de soort heeft doorgemaakt,
maar dan versneld. Tijdens de embryonale ontwikkeling van het zenuwstelsel worden namelijk
steeds nieuwe structuren toegevoegd. De oudere structuren blijven bestaan en houden hun functie,
maar de functie wordt ondergeschikt aan de nieuwere (archi-, paleo- en neoniveau).
Tijdens de embryonale ontwikkeling worden steeds nieuwe structuren toegevoegd. De oudere
structuren blijven bestaan en houden hun functie, maar deze wordt ondergeschikt aan de nieuwere.
Werkt doormiddel van inhibitie
Neo (neocortex)
o Fylogenetisch het nieuwste niveau
o Bestaat onder andere uit het grootste deel van de hersenschors
o Hogere cognitieve functies
o Willekeurige bewegingen
o Mentale processen (planning, taal), ‘bewuste’ waarneming, willekeurige motoriek
Paleo (zoogdierenbrein)
o Bestaat uit neuronengebieden onder in de hersenen, zoals de hypothalamus en de basale
kernen o Uiting van emoties en gedrag
o Automatische bewegingspatronen (lopen, zwemmen)
Archi (reptielenbrein)
o Fylogenetisch oudste niveau
o Bestaat uit neuronen in het ruggenmerg (grijze stof) en neuronengroepen (kernen) in de
hersenstam
2. De structuur en functies van de onderdelen van het centrale zenuwstelsel beschrijven en de
verbindingen (projectie, associatie en commissuurvezels) tussen deze onderdelen beschrijven zoals
in hoofdstuk 6.
Banen:
In de banen van de witte stof in het ruggenmerg en de hersenen is dezelfde opbouw te zien. De oudste
banen (archi) liggen het meest centraal/mediaan, vlak naast de grijze stof van het ruggenmerg. De
banen van het paleosysteem zijn hier omheen gaan liggen, daar omheen ligt aan de buitenkant de
neobanen.
Alle niveau’s zijn tegelijk actief. Neoniveau bestuurt de lagere niveau’s, voornamelijk de inhibitie (=
afremmen van de activiteit). Dit gebeurt om reflexen te kunnen onderdrukken.
Hersenstam:
Is de voortzetting van het ruggenmerg in de richting van de grote hersenen.
Het caudale deel van de hersenstam
o Medulla oblongata: lijkt sterk op het ruggenmerg en heet ook wel het verlengde
merg.
Het craniale deel van de hersenstam:
o Pons = brug.
o Mesencefalon = middenhersenen.
Heeft grotendeels dezelfde functie als het ruggenmerg:
o Op laag niveau: sensomotorische integratie (in de grijze stof van de hersenstam).
o Verbinding tussen hersenen en periferie, via de banen in de witte stof.
o Regelcentra (kernen) voor een aantal somatische en vegetatieve processen:
Vb. formatio reticularis (FR), netwerk van neuronen over de hele
hersenstam.
Functie bij regelen van bewustzijnsniveau, circulatie en
ademhaling.
Basale kernen, waaronder de substantia nigra:
Spelen een rol bij het starten en coördineren van bewegingen.
, Cerebellum = de kleine hersenen:
Ziet eruit als verkleinde uitgave van de grote hersenen.
Ligt dorsaal van de hersenstam, aan de achterzijde, onder de grote hersenen.
Functie:
o Coördinatie
o Afstemming van motoriek die vanuit andere hersendelen worden aangezet.
o Bijsturen van bewegingen.
Hiërarchische structuur:
o Archi:
Belangrijk voor het integreren van visuele informatie uit het
evenwichtsorgaan voor houdingsregulatie en oogvolgbewegingen.
o Paleo:
Axiale en proximale spieren worden gecontroleerd met behulp van
proprioceptieve informatie uit het lichaam via de achterstrengbanen.
o Neo: Coördinatie van de fijne motoriek.
Diëncephalon = tussenhersenen:
Ligt verder craniaal van de hersenstam, tussen de twee hemisferen van de grote hersenen in:
Thalamus:
o Belangrijk schakelstation voor sensorische informatie.
o Eindpunt sensorische baansystemen, bewustzijn.
o Geleid de sensorische informatie door naar de hersenschors.
o Heeft een rol bij het onderhouden van het bewustzijn.
Epithalamus epifyse (pijnappelklier):
o Bioritme, ontwikkeling geslachtsorganen.
Subthalamus:
o Bestaat uit twee kernen:
Nucleus subthalamicus
Globus pallidus
o Motorisch regelcircuit (onderdeel basale kernen).
Hypothalamus:
o Hoogste regelcentrum vegetatieve functies.
o Regelt de activiteit van het vegetatieve zenuwstelsel en de activiteit van een groot
deel van het hormoonstelsel.
Ook de hypofyse en de derde ventrikel worden tot het diencephalon gerekend.
Telencephalon = de grote hersenen 85% van de hersenmassa:
De grote hersenen bestaan uit twee hemisferen. Deze zijn drie vezelbundels met elkaar verbonden,
corpus callosum is de belangrijkste. Beide hemisferen hebben een ventrikel met liquor.
Hersenschors = cortex cerebri voornamelijk grijze stof. Behoort tot het neoniveau.
o Wordt per hemisfeer verdeeld in vier kwabben of lobben:
Lobus frontalis = frontaalkwab.
Betrokken bij de willekeurige motoriek.
Lobus parietalis = pariëtaalkwab.
Lobus temporalis = temporaalkwab.
Lobus occipitalis = occipitaalkwab.
Deze drie lobussen zijn betrokken bij respectievelijk de somatosensoriek, het horen en het zien.
Centrale kernen = basale kernen.
Limbisch systeem:
o Bestaat uit de diepere gelegen schorsdelen, kerngebieden telencefalon, en
diëncefalon en de hippocampus.
o Hippocampus speelt een rol bij de opslag van informatie uit het
langetermijngeheugen.
o Speelt een rol in het ervaren en uiten van emoties.
o Rol bij leren via conditionering.
o Rol bij initiëren van gedrag.
Capsula interna met onder andere piramidebanen.
De neuronen in de schors staan in contact met veel vezels uit en naar andere schorsgebieden
(associatievezels), de andere hemisfeer (commissuurvezels), en lagere hersengebieden of het
ruggenmerg (projectievezels).
3. De hogere hersenfuncties beschrijven en op de hersenschors lokaliseren.
Kernpunten:
De functies die met het waarnemen van doen hebben zijn gelokaliseerd in het achterste deel
van de grote hersenen, de functies waarbij gehandeld wordt in het voorste deel.
, De taaldominante hemisfeer zit bij 95% van de mensen links (ook bij de helft van de
linkshandigen) en herbergt vooral analytische functies.
De niet-taaldominante hemisfeer is niet minder belangrijk en herbergt vooral emotie,
strategisch inzicht en ruimtelijk inzicht.
Afasie is globaal te verdelen in receptieve en expressieve afasie, maar meestal is elk van
beide elementen wel wat verstoord bij een patiënt met afasie. Daarnaast zijn er enkele
specifieke vormen van afasie.
Apraxie is niet weten te handelen en wordt in verschillende context – soms ten onrechte –
gebruikt. Het uitvoeren van handelingen op commando of volgens intern plan komt voor het
grootste deel uit de taaldominante hemisfeer, ook als het om de niet-dominante hand gaat.
Agnosie kan vrij complexe vormen aannemen. Men herkent iets niet, terwijl men het wel
waarneemt. Dit is vrijwel altijd het gevolg van een stoornis in een verbinding tussen twee
cortexgebieden (disconnectie).
Ook bij problemen in de niet-taaldominante hemisfeer is de spraak veranderd: minder
muzikaal, meer monotoon (aprosodie). De patiënt in kwestie begrijpt zakelijke dingen goed,
maar mist de emotionele ondertoon en dat kan tot vervelende misstanden leiden.
Ruimtelijke stoornissen ontstaan door problemen in de achterste gedeelten van de niet-
taaldominante hemisfeer. Een bijzondere vorm is problemen met aankleden, waarbij men niet
geheel terecht over kledingapraxie spreekt.
Vitamine-B1 tekort leidt tot ernstige vormen van stoornissen in het kortetermijngeheugen, het
Korsakovsyndroom. Dit is vaak, maar niet altijd, het gevolg van alcoholproblematiek.
Transient global amnesia is – zover bekend – een onschuldig syndroom, waarbij geen
aanvullende diagnostiek nodig is.
Een frontaal syndroom kent twee kanten: te weinig activiteit (orbitofrontaal) aan de ene kant,
aan de andere kant ontremming in doen en laten (dorsolateraal). De patiënt is het overzicht
kwijt en gedraagt zich chaotisch.
Doordat de a. cerebri posterior een deel van de hippocampus verzorgt, kunnen infarcten in de
achterste cortex ook tot psychische verschijnselen leiden.
Verschillende neurologische (m.n. degeneratieve) aandoeningen gaan met veranderd
bewustzijn (wanen, hallucinaties) gepaard.
Voor het testen van de hogere functies zijn de MMSE en de Frontal Assessment Battery
beschikbaar. Deze testen vullen elkaar aan. De MOCA-test staat daar tussenin en is in feite
een combinatie van beide.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BrianvV. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.