Samenvatting Begrippenlijst inleiding in de Algemene en Sociale Psychologie
5 views 0 purchase
Course
Psychologie
Institution
Universiteit Antwerpen (UA)
Begrippenlijst van het vak inleiding in de Algemene en Sociale Psychologie, gedoceerd door Ann DeSmet. De begrippenlijst werd opgesteld op basis van de powerpointpresentaties en notities genomen tijdens de lessen.
Begrip Definitie/uitleg
Psychologie De wetenschappelijke studie van menselijk gedrag en de interne processen
(bv. mentale of emotionele) die hieraan ten grondslag liggen
WEIRD samples Samples getrokken uit White, Educated, Industrialised, Rich en Democratic
populaties
Sociale psychologie De studie naar hoe gedachten, gevoelens, motivaties en gedrag van
mensen worden beïnvloed door (vermoede) aanwezigheid van anderen en
hoe we zelf een invloed hebben op anderen. Gaat vaak over onderwerpen
uit het dagelijkse leven
DEEL 1: INTRODUCTIE EN ONDERZOEKSMETHODEN
De vier stappen van het cyclisch Ideeën ontwikkelen, ideeën verfijnen, ideeën testen, ethiek en waarden
onderzoeksproces
Hypothese Je specifieke voorspelling
Conceptuele variabelen Variabelen die abstract en voor interpretatie vatbaar zijn, maken deel uit
van de hypothese → bv. klasgrootte, agressie,…
Onafhankelijke variabele (OV) De stimulus die voor een effect kan zorgen, is manipuleerbaar → bv. “de
grootte van een klas kan agressie veroorzaken”, OV = klasgrootte
Afhankelijke variabele (AV) Het effect, de respons, de gedragingen van de respondent(en) → bv. “de
grootte van een klas kan agressie veroorzaken”, AV = agressie
Operationaliseren van variabelen Het meetbaar maken van variabelen, van begrippen die je in je onderzoek
gebruikt en onderzoekt → bv. klasgrootte = m²
Type variabelen Nominaal/categoriale (man, vrouw)
Ordinaal (klein-medium-groot, top 10 bestsellers boeken)
Interval (1-2-3-4-5) → de afstand tussen elk punt is hetzelfde
Ratio (inkomen, lengte, leeftijd) → er is een absoluut nulpunt
Begripsvaliditeit Meet de variabele wat het zegt te meten?
Sociale wenselijkheidsvertekening Respondent wil een positief beeld van zichzelf schetsen en tegemoet
komen aan de maatschappelijke norm, hierdoor antwoordt hij anders
Inwilligingstendens De neiging om akkoord te gaan met stellingen, oplossing is het afwisselen
van positieve en negatieve vraagstellingen → bv. ‘ik ben vaak gelukkig’
gevolgd door ‘ik ben vaak ongelukkig’
Volgorde-effect De eerste respondent wordt meestal kritischer beoordeeld dan de laatste
Beschrijvend onderzoek Vragen naar tendensen en trends → onderverdeeld in observationeel
onderzoek, archiefonderzoek en opiniepeilingen
- Observationeel onderzoek Systematisch observeren van personen, meestal in natuurlijke situaties →
, bv. hoeveel mensen geven geld aan een bedelaar in een drukke
winkelstraat
- Archiefonderzoek Bestaande verslagen of documenten bestuderen, zoals krantenartikelen,
dagboeken, ziekenhuisgegevens,… Vaak gebruikt bij het bestuderen van de
impact van beleidsmaatregelen
- Opiniepeiling Enquêtes met vragen over attitudes, meningen en gedragingen met als
doel de resultaten uit de steekproef te kunnen veralgemenen naar de
populatie/algemene bevolking
Correlationeel onderzoek Zoeken naar verbanden, de mate van overeenkomst tussen variabelen. Kan
enkel met ordinale variabelen zoals score, lengte, ervaren mate van stress…
en niet met nominale/categorische variabelen zoals geslacht, woonplaats,…
Interactie-effecten Is het verband anders tussen verschillende variabelen? → bv. ‘hoe warmer
het is, hoe minder kleren men draagt’ bij mannen vs. vrouwen
Correlatiecoëfficiënt Getal dat zich tussen -1 en +1 bevindt.
Correlatiecoëfficiënt nadert 1: positieve correlatie = als het ene stijgt, stijgt
het andere ook
Correlatiecoëfficiënt nadert -1: negatieve correlatie = als het ene stijgt,
daalt het andere
Correlatiecoëfficiënt is 0: geen correlatie = het stijgen of dalen van het ene
heeft geen invloed op het stijgen of dalen van het andere
Longitudinaal correlationeel onderzoek Metingen vinden plaats op twee of meer tijdsmomenten
Experimenteel onderzoek Onderzoeken van oorzaak-gevolg relaties met gebruik van een testgroep en
een controlegroep
At random toewijzing of volledig Elke deelnemer heeft evenveel kans om toegewezen te worden aan elk van
toevallige toewijzing (vvt) de condities → bv. de rijen in een aula afgaan en zeggen “jij behoort tot
groep A, jij B, jij A, jij B, etc.”
Interne validiteit in experimenteel De redelijke zekerheid waarmee we kunnen stellen dat een effect op de AV
onderzoek enkel door de OV werd veroorzaakt
Proefleider-effect De onderzoeker kan de deelnemers in bepaalde condities (onbewust)
anders behandelen door zijn eigen verwachtingen → oplossing:
randomisatie blinderen voor de onderzoeker of contact tussen
onderzoeker en deelnemer beperken
Externe validiteit (in experimenteel De mate waarin dezelfde resultaten zouden behaald worden met andere
onderzoek) personen en op een ander moment, replicaties van een onderzoek zouden
dus tot dezelfde resultaten moeten komen → externe validiteit vertelt ons
meer over het kunnen veralgemenen van de resultaten naar de algemene
bevolking
Werelds realisme De mate waarin de onderzoekssituatie overeenkomt met de werkelijkheid
,Experimenteel realisme De mate waarin de experimentele situatie als echt wordt ervaren, ook al
strookt die niet met de werkelijkheid, kan verhoogd worden door deceptie
Deceptie Deelnemers van een onderzoek actief misleiden, het echte doel van een
onderzoek achterhouden
Meta-analyse Resultaten van verschillende studies/onderzoeken combineren via
statistische analyses om zo tegenstrijdigheden overheen studies uit te
klaren en tot één enkele conclusie te komen
Debriefing Na het onderzoek duidelijkheid verschaffen over het doel van het
onderzoek, feedback geven over de resultaten om eventuele negatieve
gevoelens tegen te gaan, belang van deelname aan het onderzoek
beklemtonen. Zeker belangrijk bij deceptie
NOG STEEDS DEEL 1: conditionering en leren
Leren Elke relatief permanente verandering in gedrag of mentale processen die
het gevolg is van een ervaring
Klassieke conditionering (Pavlov) Stimulus-respons, de samenhang tussen gebeurtenissen zonder eigen
controle
Voor conditionering: ongeconditioneerde stimulus (OS) leidt tot een
ongeconditioneerde respons (OR) en neutrale stimulus leidt niet tot OR
Tijdens conditionering: OS + neutrale stimulus leiden samen tot OR
Na conditionering: de neutrale stimulus is nu een geconditioneerde
stimulus (CS) en leidt tot een geconditioneerde respons (CR)
Verwervingsfase Fase tijdens klassieke conditionering waarin de neutrale stimulus en OS
herhaaldelijk worden gecombineerd om uiteindelijk een CS te hebben die
tot een CR leidt
Extinctiefase Fase tijdens klassieke conditionering waarin de conditionering meer en
meer uitdooft maar niet volledig verdwijnt. De CR daalt omdat de CS
herhaaldelijk zonder de OS wordt aangeboden
Spontaan herstel Na de extinctiefase kan de CS opnieuw een CR oproepen als de testpersoon
terug in die context wordt geplaatst
Cognitieve psychologie Dit veronderstelt dat de neutrale/geconditioneerde stimulus (CS) geen
associatie maakt met CS, maar wel met de OS → de CS (bv. belletje) zorgt
voor de verwachting van de OS (bv. eten)
Operante of instrumentele conditionering Respons-consequentie, gedragingen zullen veranderen op basis van de
(Thorndike & Skinner) gevolgen die ze hebben, er vindt een leereffect plaats
, Puzzelkooi van Thorndike & Skinner
Thorndike’s wet van effect Responsen die leiden tot gevolgen die voldoening geven, zullen vaker,
sneller en efficiënter uitgevoerd worden dan responsen die tot
onbevredigende gevolgen leiden
Bekrachtiging Iets dat het voorafgaande gedrag doet toenemen
Stimulus (situatie) - respons - stimulus/gevolg (bekrachtiger)
Positieve bekrachtiging Een aangenaam gevolg wordt toegediend, we gaan het voorafgaande
gedrag meer vertonen omdat we denken dat er een positief gevolg gaat
zijn → bv. je krijgt een snoepje als je een halfuur studeert
Negatieve bekrachtiging Een onaangename stimulus wordt weggenomen, we gaan het
voorafgaande gedrag meer vertonen omdat we verwachten dat er iets
negatiefs wordt weggenomen → bv. je studeert voor je examen want dan
heb je geen herexamen, je ruimt je kamer op want dan wordt er niet
gezaagd
Primaire bekrachtiging Iets komt tegemoet aan een basisbehoefte en is hierdoor inherent
bekrachtigend
Secundaire bekrachtiging Iets ontleent zijn effect aan een associatie met een primaire bekrachtiger,
bv. geld, prestige,…
Straffen Iets dat het voorafgaande gedrag doet afnemen, dreigen met een straf is
vaak even effectief als de straf uitvoeren
Positieve straf Het toedienen van een onaangename stimulus → bv. roepen, slaan,
schelden,…
Negatieve straf Het wegnemen van een aangename stimulus → bv. afpakken van
PlayStation, ontzeggen van liefde en aandacht,…
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lennyderyckere. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.10. You're not tied to anything after your purchase.