Week 1
Buruma—Geen blad voor de mond. De geleerde en de rechter: over het leveren van
wetenschappelijk bewijs in strafzaken.
Procedurele juistheid betekent dus nog niet dat er substantiële betrouwbaarheid bestaat. En dan heb
ik het nog niet eens over het probleem van het verlies aan zeggenschap. De procedures met
betrekking tot de kennisneming en verbetering van de inhoud van politie- en justitiebestanden en het
schonen ervan lijken wel mooi, maar de individuele burger beschikt in de praktijk niet over
daadwerkelijke en effectieve waarborgen tegen misbruik en fouten. Hij weet niet wat dankzij een
uitbreidend stelsel van anonieme tipgevers en klikspanen over hem is opgeslagen, en kan daar ook
weinig tegen beginnen.
Nog één keer wilde ik zonder blad voor de mond spreken. Ik schetste het recht als collectief geweten.
En dat geweten is aan ontwikkeling onderhevig. Een ordenend principe van dat collectieve geweten is
het denken over de rechtsstaat. In een rechtsstaat moet je kunnen voorzien hoe je kunt voorkomen
dat je wordt gestraft door de overheid. In een rechtsstaat moet de overheid zich aan de regels
houden. En in een rechtsstaat moet de eerlijke rechter jouw individuele zaak op zijn eigen merites
beoordelen. Dat is allemaal bekend, maar het gaat om de invulling van die noties. En die invulling is
veranderd. Ik schetste hoe de wetgever ervoor zorgt dat de rechter wordt geconfronteerd met steeds
meer bepalingen waar iedereen aan lijkt te voldoen en hoe de wetgever bovendien - zowel binnen als
buiten het strafrecht - een steeds grotere rol toekent aan de inschattingen van bestuurders. Ik
schetste hoe het belang van de toetsing van de rechtmatigheid van het opsporingsoptreden is
afgenomen. Het lijkt er echter op dat allerlei bureaucratische regelgeving de plaats van de rechterlijke
controle heeft overgenomen, maar meer regulering garandeert geen betere uitkomst. Overigens is de
afgenomen aandacht voor de rechtmatigheid wel enigszins gecompenseerd door de toegenomen
controle ten aanzien van de vraag of de verdachte wel de werkelijke dader is. En ik schetste hoe bij de
vervolgingsbeslissing en bij de bestraffing de bijzonderheden van het geval en de persoon van de
dader minder aandacht krijgen, terwijl steeds meer wordt gedacht aan algemene regels. De rechter
wordt niet gestimuleerd om verschillende gevallen verschillend te behandelen. De schetsen leveren
bij elkaar genomen een beeld op van een veranderende positie van de rechter. Ik zou wat dat betreft
ook nog hebben kunnen ingaan op de zaak waarin de rechter zich genoopt achtte de ten uitvoer
leggende functionarissen uitdrukkelijk te verbieden de door hem opgelegde vrijheidsstraf om te
zetten in elektronisch toezicht, en op het Saban B.-wetje, dat erop neerkomt dat niet de rechter maar
de gevangenisdirecteur het laatste woord heeft over een kortdurende schorsing van de voorlopige
hechtenis. De strafrechter lijkt minder ruimte te krijgen om in concrete gevallen zijn professionele
geweten te laten spreken. Hij heeft nauwelijks ruimte om een strafbepaling niet van toepassing te
doen zijn; hij ziet steeds vaker de toepassing van dwangmiddelen die ‘Straatsburgproof’ zijn, dat wil
zeggen wettelijk afgedekt, zonder dat de toepassing ervan zo nodig lijkt; en hij wordt steeds meer
gedrongen in de richting van een punitief optreden dat meer te maken heeft m et ‘wat er nu eenmaal
altijd gebeurt’ dan m et de vraag of het optreden alles bij elkaar een sociaal wenselijk resultaat
oplevert. Het gaat dezer dagen dikwijls over het vertrouwen in de rechtspraak. Ik heb al eerder
geprobeerd aan te geven welke invloeden op dat al dan niet tanende vertrouwen worden
uitgeoefend. Vertrouwen in rechtspraak is onderhevig aan dezelfde ongemakkelijke ontwikkeling als
het vertrouwen in andere gezagsdragers. De kritiek van het op zich vaak goedgeïnformeerde publiek
is dikwijls niet mis, m aar de verwachtingen zijn tegelijkertijd huizenhoog. Ik wil op deze plaats verder
niet ingaan op de vraag of het terecht is dat de rechter minder ruimte heeft gekregen om in
individuele gevallen te bezien wat de juiste uitspraak is. Het is al bijzonder genoeg om te concluderen
dat die ruim te is afgenomen. De integere zittingsrechter weet dat elke individuele strafzaak zich
verhoudt tot het recht als een spelletje schaak tot de spelregels. Hij weet dat hij de zaak conform het
recht moet beslechten, m aar het is de zaak zelf waar het om draait. Het is de zaak zelf die in het licht
van het recht als maatschappelijk geweten moet worden beoordeeld - niet alleen in het rum oer van
de ontzetting van de samenleving, de noden van het justitiële systeem, de kennis van de deskundige,
de ervaring van het slachtoffer of de intentie van de dader. Het is de zaak zelf waarover we kunnen
,zeggen dat er al dan niet rechtvaardig en billijk is besloten. Het is de zaak zelf waarin de rechter kan
laten zien dat zijn beslissing aansluit bij wat vroeger ook al belangrijk werd gevonden. Ik denk dat de
rechter aan die aansluiting m et het collectieve geweten meer aandacht moet schenken. Daarover
moet hij minder vaak een blad voor de mond nemen.
C.P.M. Cleiren, ‘Functie en waarde van criteria voor strafbaarstelling in het huidig tijdsgewricht’, in:
Cleiren, C.P.M., Kunst, M.J.J., Leun, J.P., van der, Schoep, G.K., Voorde, J.M., ten (Eds.) Criteria voor
strafbaarstelling in een nieuwe dynamiek. Symbolische legitimiteit versus maatschappelijke en
sociaalwetenschappelijke 6 realiteit, 2012,
Criteria voor de strafbaarstelling
1. Het moreel verwerpelijk karakter van het gedrag
Dit criterium bevordert dat reeds bestaande normen van religieuze of levensbeschouwelijke
aard strafrechtelijk worden gesanctioneerd. De wetgever creëert geen norm maar bevestigt
de in de samenleving geldende norm.
2. Het tolerantiecriterium
3. Het principe van ultimum remedium/subsidiariteitsbeginsel
Dit principe impliceert dat de wetgever zich van strafbaarstelling moet onthouden als andere,
juridische en/of buitenjuridische middelen die minder vergaand zijn, voorhanden zijn. Dat
kan bijvoorbeeld het geval zijn als een preventiebeleid tot oplossingen zou kunnen leiden of
een aanpak via het bestuursrecht mogelijk is.
4. Het schade-principe
Het gedrag veroorzaakt schade of zou schade kunnen veroorzaken.
5. De handhaafbaarheidsnorm
6. Effectiviteitseis
7. De frequentie van het gedrag
Dit criterium impliceert dat in geval het onwenselijke gedrag heel frequent voorkomt de
wetgever zich moet beramen over de vraag of de strafbaarstelling past in het sociale beeld
van strafwaardigheid én of bestrijding via het strafrecht dan een wenselijk en haalbaar
instrument is.
Naast de hierboven genoemde criteria wordt ook onderscheid gemaakt tussen positieve en negatieve
criteria voor strafbaarstelling.
- Positieve criteria richten zich op argumenten die de overheid dwingen tot strafbaarstelling.
- Negatieve criteria richten zich op argumenten die noodzaken tot het afzien van het inzetten
van het strafrechte en dus tegen strafbaarstelling.
K. Pitcher & M. Samadi, ‘De opsporing en vervolging van seksueel geweld door de jaren heen
vanuit een genderperspectief’, Boom Strafblad 2021, nr. 5, doi:
10.5553/BSb/266669012021002005005
Romkens benoemt 3 inzichten die richtinggevend zijn geweest voor het ontstaan van meer
bewustzijn over seksueel geweld tegen vrouwen;
1. Het besef dat seksueel geweld een omvangrijk en onacceptabel verschijnsel is, en
2. Dat het wereldwijd voorkomt, en
3. Dat het een uitvloeisel is van de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen
Slachtoffers van seksueel geweld werden vaak met scepsis benaderd bij de politie. Hierdoor was de
aangiftebereidheid erg laag. De scepsis heeft een basis in het feit dat in veel zaken het slachtoffer de
enige getuige is. Daarnaast heerst er een vooroordeel over de fatsoenlijkheid van de vrouw en de
mate waarin zij zichzelf in een risico dragende situatie had begeven.
, Werkgroep De Beaufort werkgroep aangifte seksuele geweldsmisdrijven
- De nota van deze groep leidden tot meer aandacht voor de belangen van slachtoffers en een
verlaging van de drempel om aangifte te doen.
Slachtoffers hebben inmiddels recht op informatie, correcte bejegening, juridische bijstand en inzage
in het strafdossier. Opsporingsonderzoek wordt gedaan door een gespecialiseerd team van
zedenrechercheurs.
Pijnpunten:
- Een groot deel van de slachtoffers ervaart het contact met politie en Justitie als negatief.
- Ook voelen ze zich nogsteeds aangestuurd om geen aangifte te doen naar aanleiding van het
informatieve gesprek. door uitspraken van politie over de slagingskans.
De aandacht voor de positieve verplichtingen om te voorkomen dat er mensenrechtelijke
schendingen plaatsvinden heeft een rol gespeeld in de bestrijding van seksueel geweld.
Bij het gebruik van de positieve verplichtingen tot de inzet van het strafrecht zijn terughoudendheid
en zorgvuldigheid geboden, om te voorkomen dat het mensenrechtenrecht wordt gebruikt als
instrument om de rechtspolitieke keuzes die voorrang geven aan het instrumentele doel van
criminaliteitsbestrijding boven de rechtsbescherming van de verdachte, te verhullen en te
legitimeren.
Een andere uitdaging is dat de rechtspraak van het EHRM lastig te operationaliseren is in de praktijk.
- Ten eerste is dat omdat het EHRM staatsaansprakelijkheid vaststelt, waarbij vaak meerdere
staatsorganen hebben bijgedragen aan de schending van de procedurele verplichting tot
inzet van strafrecht.
- Ten tweede is dat vanwege de aard van de normering. Duidelijk is wat staten niet moeten
doen – illustratief in dit verband is de culpable failures-standaard – maar hieruit destilleren
wat staten wel moeten doen om aan hun mensenrechtelijke verplichtingen te voldoen is geen
gemakkelijke opgave.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lois00. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.