2024 Uitgebreide, volledige hoorcollegeaantekeningen Goederenrecht C.S. incl. voorbeelden en schema's
37 views 0 purchase
Course
Goederenrecht C.S. (RGMPR00306)
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Pitlo 3 Goederenrecht
2024Dit document bevat uitgebreide, volledige hoorcollegeaantekeningen van het vak Goederenrecht C.S.. Ik heb alle hoorcolleges in persoon bijgewoond en hier uitgebreide aantekeningen van gemaakt. Vaak letterlijk meegetypt met de docent en waar nodig extra informatie uit het boek of van internet bi...
Week 1 (colleges 1 & 2)
Hoorcollege 1 Week 1: Verhaal en voorrang algemeen 13-11-2023
Inleiding
Verschillende onderwerpen, maar wel een rode draad = eerste 10 hoorcolleges gaan over verhaal en voorrang bij
de goederenrechtelijke zekerheidsrechten.
Goederenrecht verschilt van verbintenissenrecht omdat een van de partijen een relatie/rechtsverhouding heeft
t.o.v. een goed en daarmee ook tegenover alle anderen die geen recht hebben op dat goed. De derdenwerking.
Wie heeft het sterkste recht?
Een veelgemaakte fout bij vorig jaar tentamen was levering onder voorbehoud en bij voorbaat leveren. Die
werden vaak door elkaar gehaald. Ook het arrest CoFace werd niet goed toegepast, dit was een arrest van
Burgerlijk Recht 2 waar we wel verwachten dat je die nog kent. Dus veel kan ook zijn weggezakt.
Glencore I-arrest (HR 14 augustus 2015, NJ 2016, 263) → pandrecht bij voorbaat gevestigd op aluminiumvoorraad.
Op moment dat het aluminium geproduceerd is, komt er pandrecht op te rusten. Maar er kwam een faillissement,
en als er een faillissement ontstaat – dan is de failliet niet meer beschikkingsbevoegd, dus kon er geen pandrecht
meer ontstaan op het aluminium vanaf toen. Na het faillissement werd er nog meer aluminium gemaakt, waar
geen pandrecht op rustte dus deze vermengde. Zie art. 5:15 BW; overeenkomstige toepassing art. 5:14 BW. Als er
een hoofdzaak kan worden aangewezen, dan is de eigenaar daarvan eigenaar van alle bijzaken. Maar als er geen
hoofdzaak is, dan ontstaat er een nieuwe zaak. Volgens de Hoge Raad ontstaat er dan ook een nieuw pandrecht
op een aandeel in die nieuwe zaak. Dus ten behoeve van de pandhouder.
‘’Gevolgen vermenging voor pandrecht bij ontstaan nieuwe zaak; van rechtswege pandrecht op aandeel in nieuwe
zaak (art. 5:14 lid 2 en 5:15 BW) ook ingeval faillissement van eigenaar.’’
De ovens werden stopgezet, en de aluminium stolde in de ovens. Enige optie was nog slopen. Wie is dan eigenaar
op het aluminium? Is dat Glencore (pandhouder), Curator Zalco (met erfpacht of opstal), Zeeland Seaports
(eigenaar van de grond), Zeeland Seaports/Nationale borg maatschappij (hypotheekrecht op opstal), UTB
(voorrecht ex 3:285 BW) of de fiscus (voorrecht art. 21 IW)? Meerdere partijen die er aanspraak op kunnen maken.
Hoe kom je er dan achter wie waar recht op heeft? Dit is kort gezegd waarom Goederenrecht ingewikkeld is.
Meerdere mensen die aanspraak hebben op hetzelfde goed.
Verhaal en voorrang
In principe bestaan er twee uitgangspunten:
- verhaal is mogelijk op het gehele vermogen van de schuldenaar (art. 3:276 BW)
- iedere schuldeiser heeft een gelijk recht om verhaal te nemen (art. 3:277 BW); paritas creditorem, evenredigheid)
Maar, deze uitgangspunten staan niet vast.
Zie de wettekst art. 3:276 BW: ‘’Tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn
vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen.’’
Dus, verhaal op alle goederen van de schuldenaar mogelijk, tenzij:
- goederen zijn uitgesloten in een overeenkomst
- goederen zijn uitgesloten op grond van de wet (bijv. art. 447 of de beslagvrije voet ex art. 475a e.v. Rv)
Dus, verhaal op alle goederen van de schuldenaar mogelijk, tenzij:
- retentierecht (art. 3:292 BW)
- fiscaal bodemrecht (art. 22 lid 3 IW)
- derdenpand/derdenhypotheek
Ook de zogenoemde ‘paritas creditorem’ is niet vaststaand. In de wet bestaan er regels van voorrang: de
voorrechten (art. 3:279 e.v. BW). Zoals pand en hypotheek. En daarnaast kan in een overeenkomst bepaald zijn
dat een bepaalde schuldeiser een lagere rang heeft.
Een voorbeeld van verdeling naar evenredigheid bij meerdere schuldenaars:
A en B zijn schuldeisers van X. A heeft een vordering van €20.000, B een vordering van €10.000.
A en B leggen executoriaal beslag op de auto van X. Bij verkoop van de auto levert deze een bedrag op: €15.000.
Dit is niet genoeg om beide schuldeisers geheel te voldoen. Hoe nu verder?
→ art. 3:277 BW: als er meerdere schuldeisers zijn, dan hebben zij gelijke rechten.
Dus de opbrengst moet worden verdeeld naar evenredigheid van ieders vordering.
→ Dit betekent dat A recht heeft op 2/3, B op 1/3.
→ Dus A krijgt €10.000 (2/3 van de auto) en B krijgt €5.000 (1/3 van de auto).
Arrest Unitco (HR 17 januari 2014, NJ 2014/61) → Unitco is een schuldeiser van H. H is failliet en gaat in cassatie
tegen zijn faillietverklaring. Eén van zijn verweren is dat zijn steunvorderingen zijn betaald door een derde. Om
iemand failliet te verklaren moet je meerdere schulden hebben (een grote schuld + meerdere steunvorderingen is
ook oké). H beweert dat faillietverklaring niet kan, omdat derden zijn steunvorderingen hebben betaald en hij niet.
Die steunvorderingen zijn ook na de faillietverklaring nog betaald.
Volgens de Hoge Raad (r.o. 3.3.2.): het staat derden in beginsel vrij steunvorderingen te voldoen hangende een
faillietverklaring en dat levert geen doorbreking paritas creditorem op. De paritas creditorem ziet immers slechts
op de gelijke behandeling van de schuldeisers uit opbrengst van de schuldenaar. De steunvorderingen werden hier
niet betaald uit het vermogen van de failliet maar door derden. Het gaat niet zo ver dat je in dit soort situaties de
paritas creditorem moet toepassen.
Het nemen van verhaal
Er moet een bevoegdheid zijn tot het halen van verhaal, dus er moet sprake zijn van een crediteur → er moet een
executoriale titel zijn (art. 430 Rv) → daarmee kan executoriaal beslag gelegd worden (bijv. art. 439 Rv) → daarop
volgt een openbare verkoop (art. 463 Rv) → en daarvan wordt de opbrengst verdeeld (bijv. art. 480 Rv).
Het faillissement
De failliet is in een ‘toestand van te hebben opgehouden te betalen’ (art. 1 Fw) en verliest beheer en beschikking
over zijn vermogen (art. 23 en 24 Fw). Daarnaast vervallen individuele beslagen (art. 33 Fw) en kan het gehele
vermogen van de schuldenaar worden uitgewonnen (art. 20 Fw).
Het oorspronkelijke doel van het faillissement is het uitwinnen van het vermogen om de schulden te kunnen
voldoen.
Voorrang
Het recht op voorrang bestaat op grond van een gesloten stelsel in de wet (art. 3:278 lid 1 BW), voorrang kan
volgens de wet voortvloeien uit:
- een voorrecht (art. 3:278 lid 2 BW; bijv. 3:284 BW of fiscaal voorrecht van de fiscus)
- pand en hypotheek
Een voorbeeld van verdeling met een voorrecht (variatie op voorbeeld hiervoor)
A en B zijn schuldeisers van X. A heeft een vordering van €20.000, B een vordering van €10.000 en heeft de auto
gerepareerd in de tussentijd, omdat hij anders kapot zou gaan. A en B leggen executoriaal beslag op de auto van
X. Bij verkoop van de auto levert deze een bedrag op: €15.000. Dit is niet genoeg om beide schuldeisers geheel te
voldoen. Hoe nu verder?
→ In beginsel, paritas creditorem (naar evenredigheid). Maar B heeft voorrecht ex 3:285 BW en krijgt
hiermee voorrang op de andere schuldeiser.
→ B krijgt zijn vordering dus als eerste geheel uitbetaald (€10.000)
→ Alles wat overblijft, gaat naar de andere schuldeiser.
→ Dus A krijgt de overige €5.000
Pand en hypotheek
Pandhouders en hypotheekhouders:
- hebben een hoge voorrang op de andere schuldeisers (art. 3:277 lid 1 BW)
- hebben het recht van parate executie, wat inhoudt dat zij kunnen executeren zonder een executoriale titel (art.
3:248 jo. art. 3:268 BW).
- daarnaast oefenen zij in het geval van faillissement hun recht uit alsof er geen faillissement was (art. 557 lid 1
Fw).
- hebben zaaksgevolg (‘droit de suite’), als de schuldenaar een voorwerp verkoopt dan verliest de
pandhouder/hypotheekhouder niet het recht om verhaal op het voorwerp te halen.
Voor onderlinge voorrang tussen pand- en hypotheekhouders is het van belang welke wanneer is gelegd. Een
recht eerder in tijd, is sterker in het recht. Dus hoe ouder, hoe sterker.
Afsluiting
Het begrip paritas creditorem wordt in de praktijk gerelativeerd en steeds minder van belang geacht. Ter illustratie:
arrest Dix/ING: moet een verzamelpandakte constructie mogelijk zijn of moeten we vasthouden aan het idee dat
verpanding van absoluut toekomstige vorderingen niet mogelijk is? HR: deze constructie is niet te verenigen met
2:239 BW (r.o. 4.8.3.)
Hoorcollege 2 Week 1: Pandrecht, in het bijzonder op roerende zaken 15/11/23
Inleiding
Ter illustratie: het arrest De Jong/KBC. In die casus is er een pandrecht gevestigd op verschillende schepen en een
hypotheekrecht. Bij het Hof blijkt dat de teboekstelling van de schepen niet rechtsgeldig is gebeurd, dus er nooit
een hypotheekrecht gevestigd had kunnen worden (zie art. 8:784 lid 6 BW). Er is geen rechtsgeldig
hypotheekrecht, maar wel een rechtsgeldig pandrecht. Bij executie van de schepen is er geen melding gemaakt
van het pandrecht (r.o. 2.3.1). De executiekoper wist dus niet van het pandrecht en was te goeder trouw. Wat
gebeurt er nu met het pandrecht? Kan deze blijven gelden? Misschien wel de consequentie dat het pandrecht
komt te vervallen ingevolgde art. 3:86 lid 2 BW. Wat is dan de positie van de pandhouder? Dat is wat voor dit
college relevant is. De uitkomst hiervan zal hij aan het eind van het college duidelijk maken.
Docent noemt arrest Mondia/Curatoren V&D: verhuurder die niet wilde meewerken aan een akkoord waarbij de
rechten van schuldeisers en aandeelhouders worden gewijzigd (art. 2:381 lid 3 BW). Voorgeschreven voor deze
week.
Ingewikkelde wet (Wet Homologatie Onderhands Akkoord, ingetreden per 1 januari 2021) zegt hij, probeert het in
grote lijnen te schetsen. De wet bied een herstructureringsmiddel door het aanbieden van een onderhands
akkoord aan schuldeisers waarbij wordt beoogde de onderneming te redden en een insolventieprocedure te
voorkomen. Bij akkoord wijzigen de rechten van schuldeisers. Kern is dat er een trend zichtbaar is waarbij de
kracht van een pandrecht wordt heroverwogen – ter illustratie.
Het vestigen van een pandrecht
Vuistpand:
Art. 3:84 lid 1 BW (titel, beschikkingsbevoegdheid en vestiging in enge zin)
+ art. 3:98 BW (schakelbepaling naar vuistpand)
+ art. 3:236 lid 1 BW (zaak in macht van de pandhouder/derde brengen) = specifieke vestigingshandeling
Stilpand (dus niet in handen van pandhouder):
Art. 3:84 lid 1 BW (titel, beschikkingsbevoegdheid en vestiging in enge zin)
+ art. 3:98 BW (schakelbepaling naar stilpand)
+ art. 3:237 lid 1 BW (authentieke of geregistreerde onderhandse akte) = specifieke vestigingshandeling
De vestigingshandeling is pas compleet, en het pand is pas voltooid, als de akte geregistreerd is, hierdoor ontstaat
er een periode waarin de pandgever nog beschikkingsbevoegd is over de zaak zonder pandrecht.
Maar wat maakt een akte tot een pandakte? En waarom is registratie nodig of in authentieke vorm?
Uitleg a.d.h.v. het arrest Meijs q.q./Bank of Tokyo (gaat eigenlijk over vorderingen maar dingen die gezegd worden
zijn ook relevant voor pandrechten op zaken). In deze casus waren de faxbrieven, met daarin de een overzicht van
de openstaande facturen, tussen partijen geregistreerd, maar de pandakte zelf niet. Zijn deze geregistreerde
faxbrieven dan geldig als een ‘geregistreerde pandakte’?
De curator vond van niet en stelde het volgende:
1. de akte moet ten minste een verklaring van de pandgever inhouden dat hij een pandrecht vestigt;
2. registratie van de originele akte is vereist
Tegen stelling 1:
De Hoge Raad (r.o. 3.4.2.) overweegt dat ‘’voor vestiging voor pandrecht enkel wil sovereenstemming is vereist die
strekt tot vestiging van het pandrecht. Voorts is vereist, een akte waaruit blijkt dat zij bedoeld is tot verpanding
van de daarin benoemde vorderingen. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat, eventueel in onderling
verband en samenhang met andere akten of andere feiten, kan worden vastgesteld dat de akte is bestemd tot
verpanding van de erin bedoelde vorderingen. Hieruit hoeft geen aanvaarding van de pandgever te blijken, deze
kan vormvrij geschieden’’ Uit de faxbrieven die ter registratie zijn doorgestuurd kun je afleiden dat partijen een
pandrecht wilden vestigen. Het hoeft dus niet tweezijdig of expliciet genoemd te worden dat er verpand wordt.
Tegen stelling 2:
De Hoge Raad (r.o. 3.3.2. en 3.3.4.) overweegt dat een akte in de zin van art. 3:239 BW een ondertekend geschrift
is (art. 150 Rv). Zowel aktes, maar ook andere bescheiden (zoals faxkopieën; art. 2 Registratiewet). De Hoge Raad
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RechtenstudentjeGROMAAS. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.73. You're not tied to anything after your purchase.