ECONOMIE SE 2
VRAGERS EN AANBIEDERS 4-5 & MARKT EN OVERHEID
VRAGERS EN AANBIEDERS
§4 De arbeidsmarkt
→ Arbeidsmarkt Het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.
→ Arbeidsmarktinstituties Organisaties of afspraken die de omgang tussen
mensen op de arbeidsmarkt vastleggen. (CAO)
→ Arbeidsproductiviteit De productie per persoon per tijdseenheid. (uur)
→ Asymmetrische informatie De ene partij beschikt over meer informatie dan de
andere partij.
→ Beroepsbevolking/ aanbod van arbeid Alle personen tussen de 15-75 jaar die
betaald werk kunnen en willen verrichten.
→ CAO Een overeenkomst over de arbeidsvoorwaarden die gelden voor iedereen
die in het bedrijf werkt.
→ Conjuncturele werkloosheid Werkloosheid die een gevolg is van het tekort
schieten van de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit.
→ Conjunctuur Schommelingen in het niveau van de bestedingen.
→ Evenwichtshoeveelheid Het aantal producten dat bij de evenwichtsprijs wordt
aangeboden en wordt gevraagd.
→ Evenwichtsloon Het loon waarbij vraag en aanbod op de arbeidsmarkt aan
elkaar gelijk zijn. Qv=Qa
→ Flexibele arbeidsmarkt Arbeidsmarkt waarin vraag en aanbod snel op elkaar
reageren.
→ Frictiewerkloosheid Werkloosheid die een gevolg is van het feit dat er tussen
het ontstaan van een vacature en het vervullen ervan tijd verloren gaat.
→ Loon Beloning voor geleverde arbeid.
→ Minimumloon Het loon wat iedereen van 21 jaar wettelijk moet krijgen.
→ Mismatch Op de arbeidsmarkt sluiten vraag en aanbod niet op elkaar aan.
→ Outsourcing Productietaken worden uitbesteedt aan bedrijf in een ander land.
→ Vacature Onbezette arbeidsplaats waarvoor personeel wordt gezocht.
→ Vakbonden Organisatie van werknemers.
→ Vast contract De afspraken over loon en aantal arbeidsuren liggen vast.
→ Vraag naar arbeid De totale vraag naar arbeidskrachten.
→ Werkgelegenheid Het aantal feitelijke bezette banen in een land.
→ Werknemer Iemand in loondienst voor een bedrijf.
→ Zelfstandigen De werkenden die niet in loondienst zijn
§5 Hoe reageren we op verandering van prijs en inkomen?
→ Extern effect Een gevolg van productie en of consumptie voor de welvaart van
anderen die niet in de prijs van het product is doorberekend.
→ Inferieure goederen Goederen waarvan je bij een inkomensstijging minder
koopt.
, → Luxe goederen Niet noodzakelijke goederen.
→ Maatschappelijke kosten Kosten van economisch handelen voor de
samenleving.
→ Maatschappelijke opbrengsten Opbrengsten van economisch handelen voor
de samenleving.
→ Negatieve externe effecten Gevolgen van de productie en of consumptie die
slecht zijn voor de welvaart van anderen en die niet verrekend zijn in de prijs van
het product.
→ Normale goederen Product waarvan de vraag toeneemt als het inkomen stijgt.
→ Positief extern effect Gevolgen van de productie en of consumptie die positief
zijn voor de welvaart van anderen en die niet verrekend zijn in de prijs van het
product.
→ Prijselasticiteit van de vraag Verandering van de vraag/ verandering van de
prijs.
→ Primaire goederen Goederen die noodzakelijk zijn om van te leven.
→ Profijtbeginsel Het principe dat de gebruiker betaalt voor een geleverde
(overheids)dienst.
MARKT EN OVERHEID
§1 De telefoniemarkt
→ Aandeel Verhandelbaar bewijs van mede-eigendom van een onderneming.
→ Break-evenafzet De afzet waarbij de totale opbrengst gelijk is aan de totale
kosten, er wordt geen winst gemaakt!
→ Constante (vaste) kosten Kosten die niet veranderen als de omvang van de
productie veranderd.
→ Degressief variabele kosten De variabele kosten nemen minder dan evenredig
toe met de productieomvang. De marginale kosten zijn lager dan de gemiddelde
variabele kosten.
→ Dividend Winstuitkering aan aandeelhouders van een nv of bv.
→ Transparante markt De vragers naar en aanbieders van een product zijn op de
hoogte van het totale aanbod.
→ Heterogeen product Goederen en diensten waarvan de exemplaren in de
ogen van de consument verschillen. Het maakt uit van welke aanbieder het
product afkomstig is.
→ Homogeen product Goederen en diensten waarvan alle exemplaren in de
ogen van de consument identiek zijn. Het maakt niet uit van welke aanbieder het
product afkomstig is.
→ Marginale kosten/ opbrengst De extra kosten/ opbrengst als de productie
met één product wordt uitgebreid.
→ Marktmechanisme De prijs en de verhandelde hoeveelheid van een product
komt tot stand door het vrije spel van vraag en aanbod. Er wordt precies evenveel
aangeboden als gevraagd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marielledewagt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.46. You're not tied to anything after your purchase.