De prenatale periode
De lichamelijke ontwikkeling:
De ontwikkeling van de specifieke individu, omgeving (de ontogenese) of de ontwikkeling van de soort, erfelijkheid
(de fylogenese).
De prenatale ontwikkeling van de mens is afhankelijk van een aantal factoren:
→ De groei = Toename van cellen, de lengte en gewicht è grotendeels erfelijk, klein gedeelte omgeving
→ Rijping = Het leren van nieuwe functies/dingen op het juiste moment è autonoom proces
→ Leren = Externe ervaringen uit de omgeving
Eerste trimester (eerste 3 maanden)
→ De eerste 2 weken è Innesteling bevruchte eicel in baarmoeder of uterus
→ 2 tot 6 weken è Germinale fase
→ 6 tot 12 weken è Embryonale fase
o Ontwikkeling centraal zenuwstelsel, ogen, hart, oren, het gehemelte, hersencellen en de externe
genitaliën
o Het brein speelt in op het geslacht wat jij hebt d.m.v. hormonen (de zaadcellen van de man bepalen
het geslacht van het kind)
Tweede trimester (maand 4 t/m maand 6)
→ In deze periode beweegt de foetus veel. De beweging neemt af in de 6 e maand
→ Maand 6 è ontwikkeling complexere functies zoals zintuigen, organen
→ Ontwikkeling van reflexen
→ Door de echoscoop kunnen doctoren in de baarmoeder kijken van de vrouw
Derde trimester (laatste 3 maanden)
→ Snelle toename lichaamsgewicht à foetus kan zich minder goed bewegen in de buik
→ Externe prikkels onderscheiden à de acties van de moeder hebben gevolgen voor het kind
Ontwikkeling van de reflexen (ongeboren mens):
1. Zoek- en hapreflex = opzoek naar de tepel van de moeder om te kunnen drinken
2. Loopreflex = optillen van de beentjes als deze recht opgehouden wordt (verdwijnt snel na de geboorte)
3. Mororeflex = schrikreflex, benen en armen gaan open en daarna naar voren om de moeder proberen te
grijpen daarna volgt vaak huilen
4. Babinskireflex = soort grijpreflex van de voeten, over de voetzolen wrijven en de tenen spreiden zich
5. Palmaire reflex/grijpreflex = vingers sluiten zich stevig bij lichte aanraking van de handpalm
6. Asymmetrische tonische nekreflex = het hoofd dat een kant op buigt en tegelijkertijd rekken en strekken de
arm en been aan de zelfde kant
7. Spinale galant reflex = nodig om door het geboorte kanaal te kunnen komen, buiging van 45 graden door het
ruggenmergkanaal
, 8. Zuigreflex = bij lichte aanraking bij de mond of op de wang draait het hoofdje bij en mondje gaat open
9. Tonische labyrint reflex voorwaarts = voor tijdens de bevalling dat het hoofdje goed door de uterus heen
komt
Visies prenatale bewustzijn:
1. Behavioristische /leertheoretische visie = ongeschreven blad, maar door conditionering wordt het blad
geschreven
2. Biologische visie = geen prenataal bewustzijn. Erfelijke/ interne factoren bepalen het bewustzijn
3. Omgevingspsychologische visie = beïnvloeding van sociale interactie en omgeving
4. Cognitivistische visie = geheugen wordt gekoppeld aan bewustzijn voor de bevalling is nog geen sprake van
bewustzijn
5. Psychoanalytische visie = een vorm van besef is aanwezig in de baarmoeder, maar wordt later opgeslagen in
het onbewuste
6. Humanistische visie = je zorgt zelf voor jouw bewustzijn d.m.v. zelfontplooiing, individuele beleving, etc
7. Bio-ecologische visie = na mate het kind meer in aanraking komt met de invloeden uit de omgeving hoe
meer het kind een eigen bewustzijn ontwikkelt
De baarmoeder wordt over het algemeen als een veilige plek gezien voor het ongeboren kind, maar er zijn een
aantal dreigende factoren die er voor zorgen dat de baarmoeder toch niet meer zo veilig is dit komt door: teratogene
factoren.
→ Alcohol en of drugsgebruik
→ Medicijn gebruik
→ Ondervoeding
→ Chemicaliën en stralingsgevaar
→ Ongelukken
→ Infecties
→ Psychische ziekten
→ Zware stress
→ Leeftijd van de aanstaande moeder
→ Leeftijd van de aanstaande vader
→ Te kleine moederkoek/placenta
, De geboorte en de eerste 6 maanden
De geboorte start wanneer de moeder niet meer genoeg voedingsstoffen kan afgeven aan het kindje(s), bij
meerlingen start de geboorte hierdoor vaak eerder.
Een foetus met neurologische stoornissen is vaak minder goed instaat om te helpen bij het ingang zetten van de
bevalling.
Complicaties tijdens (perinataal risico) en of voor (prenatale complicaties) de geboorte kunnen op latere leeftijden
voor problemen/stoornissen zorgen bij het kind
Een pasgeboren baby (neonaat) heeft bijna alle hersencellen al die hij/zij nodig gaat hebben in het leven. Deze
hersencellen hebben voor de geboorte nog maar een klein aantal verbindingen gemaakt.
→ Vanuit binnen uit ontwikkelen = ervaringsonafhankelijke plasticiteit
→ Vanuit buitenaf ontwikkelen = ervaringverwachte plasticiteit
De reflexen van een neonaat verdwijnen vaak binnen 2 tot 4 maanden na de geboorte, gebeurd dit niet kan dit
duiden op een hersenbeschadiging.
Ontwikkeling van de groei en motoriek:
→ De cefalocaudale groeirichting = groei start bij het hoofdje en gaat vanuit daar naar bededen (2 maanden tot
6 jaar)
→ De proximodistale groeirichting = vanuit het midden (buik) naar de rest (vanaf 6 jaar)
→ Ontwikkeling grove motoriek eerste 6 maand;
o 1e maand: embryonale houding
o 2e maand: hoofdje in balans houden, trappelen met benen, dingen vast grijpen
o 3e tot 6e maand: zitten met steun en als het op de buik ligt steunen met armpjes.
→ Ontwikkeling fijne motoriek
o Betere samenwerking tussen ogen en handen (oog-handcoördinatie)
Ontwikkeling van het leren d.m.v. zintuigen:
→ Horen è stem van de moeder onderscheiden, baby’s hebben vanaf de geboorte al een zuiver gehoor
→ Zien è een neonaat kan nog niet goed zien, dit ontwikkelt pas na 2 weken.
→ Ruiken è Geur van de moeder en zoete geuren zijn belangrijk voor het kind
→ Voelen (tastzin) è meisjes zijn vaak gevoeliger voor aanraking dan jongens, dit komt doordat de huid vaak
eerder is gerijpt. Daarom wordt er ook vaak meer geknuffeld met meisjes
→ Proeven è zoute en zoete smaken onderscheiden. Baby “kijkt” met de mond; het voelen van structuren
Het leren kennen van de wereld d.m.v. motoriek (sensomotorische ervaringen)
→ Oriëntatieregel = als er wat opvallends gebeurd gaat de aandacht van de baby daar naar toe
→ Onderzoeksregel = als een baby wat ziet of voelt gaat die op onderzoek uit
→ De regel van het scannen = als een baby een voorwerp volgt en deze verdwijnt gaat die scannen waar het
voorwerp gebleven kan zijn
→ De preferentie regel = keuze uit meerdere voorwerpen kiest de baby het voorwerp met de meeste
kwantitatieve kenmeren (grootte en helderheid)
→ De habituatieregel = voorwerp al heeft gezien betekend minder tijd en nieuw voorwerp meer tijd
→ De omkeringsregel = kenmerken van een voorwerp die de baby kan voelen en zo dus ook kan zien/ inbeelden
→ De circulaire reacties (funktionslust) = bij een positieve uitkomst van een handeling gaat de baby deze
handeling vaker doen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller postduifje1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.