Dit is een samenvatting van alle stof die in de cursus Goederenrecht is behandeld. Het bevat stof uit de hoorcolleges, werkgroepen, literatuur en samenvattingen van de jurisprudentie. Kortom, het is alles wat je nodig hebt om het tentamen voor Goederenrecht goed te maken en het vak te halen!
Samenvatting Goederenrecht B2B2
Lees de samenvatting van Inleiding Privaatrecht II; Goederenrecht B1B3 ook als voorbereiding op
het tentamen.
Week 1
Opfrisser van vorig jaar:
Goederen (art. 3:1 BW):
Zaak (art. 3:2 BW):
Onroerende zaak (art. 3:3 lid 1 BW); vast met de grond (bv. huis)
Roerende zaak (art. 3:3 lid 2 BW)
Vermogensrechten (art. 3:6 BW):
Relatieve vermogensrechten; jegens specifieke personen toepasbaar -> vaak
verbintenissenrecht (bv. schadevergoeding door onrechtmatige daad)
Absolute vermogensrechten; jegens iedereen toepasbaar
Ander -> bv. patent, octrooi
Goederenrechtelijke recht op goederen;
Op een zaak:
Volledig
Eigendom (art. 5:1 BW)
Beperkt
Pand (art. 3:227 BW)
Hypotheek (art. 3:227 BW)
Vruchtgebruik (art. 3:201 BW)
Erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW) (zakelijk recht)
Erfpacht (art. 5:85 BW) (zakelijke recht)
Opstalrecht (art. 5:101 BW) (zakelijk recht)
Op een vermogensrecht (kan dus ook op een relatief vermogensrecht):
Volledig (= rechthebbende)
Toebehoren (= eigendom op een vermogensrecht)
Beperkt (art. 3:8 BW)
Vruchtgebruik (art. 3:201 BW)
Pandrecht (art. 3:227 BW)
Hypotheek (art. 3: 227 BW)
De vestiging van vruchtgebruik (art. 3:201 BW), erfpacht (art. 5:85 BW), opstal (art. 5:101 BW) en
erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW) gaat via art. 3:98 BW jo. art. 3:84 BW.
Kortom op dezelfde manier als de overdracht van eigendom, behalve dat er dan geen sprake is van levering,
maar van een vestiging van het beperkte recht.
Pand en hypotheek zijn de enige beperkte rechten waarbij aparte vestigingsvereiste zijn.
Vereisten van art. 3:84 BW:
Geldige titel: rechtsgrond die overdracht rechtvaardigt, bv. koop (art. 7:1 BW), schenking (art. 7:175
BW) of bruikleen
Beschikkingsbevoegdheid: “mogen” -> bevoegd zijn om het goed te vervreemden, meestal is dit de
eigenaar (art. 5:1 BW)
Levering (of vestiging van een beperkt recht): de vereisten hiervoor verschillen per soort goed
Art. 3:89 BW onroerende zaken (lid 1) en registergoederen (lid 4)
Art. 3:90 BW roerende zaken (hoe -> art. 3:114 BW of art. 3:115 BW)
Art. 3:94 BW vordering op naam (cessie van vorderingen)
, Art. 3:95 BW restbepaling
Als er eigendom wordt overgedragen, maar hier wordt onder voorbehoud een beperkt recht op gevestigd
(door de persoon die het eigendom afstaat), gaat dit volgens art. 3:81 lid 1 BW tegelijkertijd wanneer wordt
voldaan aan de eisen van de normale overdracht en aan de eisen van de vestiging van het beperkte recht.
Kortom, je moet hierna art. 3:84 lid 1 BW uitwerken voor zowel het eigendomsrecht als het gewenste
beperkte recht.
Vruchtgebruik: vanaf art. 3:201 BW
Op alle goederen van toepassing
Duurt tot het leven van de vruchtgebruiker
Wordt veel gebruikt in het erfrecht
Erfdienstbaarheid: vanaf art. 5:70 BW
Er zijn 2 erven en deze zijn altijd buren van elkaar
Alleen op onroerende zaken
Er is een heersend erf en een dienend erf
Heersend erf heeft volledig eigendom van zijn erf + beperkte recht op dienend erf
Dienend erf heeft bloot eigendom, volledig eigendom is bezwaard met beperkt recht
Erfpacht: vanaf art. 5:85 BW
Alleen op onroerende zaken
Bevoegdheid voor gebruik en genot -> lijkt erg op eigendom
Natrekking kan op 2 manieren gebeuren.
1. Natrekking door bestanddeelvorming
2. Natrekking via de grond (dit laatste heeft geen officiële naam)
Natrekking door bestanddeelvorming: art. 3:4 BW jo. art. 5:3 BW & arrest Depex/Curatoren
Art. 3:4 lid 2 BW: uiterlijke beoordeling, beschadiging van betekenis (gaat het letterlijk kapot? Of het
nog werkt is niet van belang)
Art. 3:4 lid 1 BW: verkeersopvatting, in het arrest Depex/Curatoren staan hierover aanwijzingen:
o Zijn de zaken in constructie op elkaar afgestemd
o Is de hoofdzaak incompleet te beschouwen zonder het ‘bestanddeel’, het productieproces is
hierbij niet relevant (bv. fabriekshal i.p.v. medicijnfabriek)
Natrekking via de grond: art. 3:3 lid 1 BW jo. art. 5:20 lid 1 sub e BW
Gebouwen of werken (een werk is iets van enige substantie dat met menselijke interventie tot stand
is gebracht)
Duurzaam met de grond verenigd:
o Indirect met de grond verenigd: arrest Warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK) &
Havenkranen -> uit deze arresten blijkt dat de norm uit het arrest Portacabin ook getoetst
mag worden op indirect met de grond verenigde zaken. (Je hoeft het arrest Portacabin niet
expliciet te noemen).
o Direct met de grond verenigd: Arrest Portacabin ro. 3.3
Sub a: kennelijk, naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven
Sub b: gelet op de bedoeling van de bouwer
Sub c: naar buiten kenbaar zijn
Sub d: verkeersopvattingen
Sub b t/m d zijn de aanwijzingen waarmee bepaald kan worden of sub a slaagt.
,Er zijn dus 2 verschillende manieren om verticale natrekking vast te stellen. Het kan zijn dat je tot
verschillende conclusies komt door de verschillende wegen. Dit leidt dan niet tot 1 duidelijke conclusie.
De auteur T. van der Linden is van mening dat dit bovenstaande niet gewenst is. Zijn oplossing is dat
wanneer een zaak direct met de grond verbonden is, arrest Portacabin wordt getoetst en als het via een
andere zaak met de grond verenigd is (dus indirect), er wordt getoetst of het een bestanddeel is.
Arrest Portacabin
De belastingdienst had beslag gelegd op de portacabin van Buys. Buys had een hypotheek op de Rabobank
en de rabobank had dus een lening en rente recht op Buys. Is de portacabin onderdeel van het onderpand
van de hypotheek van Buys en moet dus de opbrengst van de portacabin naar de Rabobank gaan (ipv de
belastingdienst)?
Rabobank heeft hypotheek op de grond. Als de portacabin onroerend wordt gekwalificeerd, wordt deze
gezien als eigendom van de persoon van wie ook de grond is. In dit geval dus de rabobank. Wanneer de
portacabin als roerend wordt gekwalificeerd, is dit niet onderdeel van de hypotheek en heeft de
belastingdienst recht op de opbrengst van de portacabin.
!Ro. 3.3 -> criteria voor 'duurzaam met de grond verenigd' uit art 5:20 lid 1 sub e BW.
Arrest Depex/Curatoren
Dit arrest gaat over de invulling van de verkeersopvattingen in art. 5:1 lid 2 BW.
Als de water-destillatie unit als een bestanddeel wordt aangemerkt van het gebouw, verliest Depex zijn
onder eigendomsvoorbehoud. Geen bestanddeel, wel eigendomsrecht van Depex, vordering op unit. Is de
unit een bestanddeel van een medicijnfabriek? Het hof zegt van wel, de Hoge Raad oordeelt dat de unit niet
noodzakelijk is voor het functioneren als fabriekshal.
Aanwijzingen:
1. in constructief op elkaar afgestemd
2. incompleet zonder (in bestemming van de hoofdzaak, fabriekshal ipv medicijnfabriek), het
productieproces is niet relevant
Arrest Havenkraan
In casu exploiteerde de belanghebbende X een expeditie-, opslag-, cargadoors- en stuwadoorsbedrijf. Op 9
december 1996 heeft belanghebbende een huurovereenkomst gesloten met de gemeente Rotterdam uit
hoofde waarvan zij een terrein in de a-haven te Rotterdam heeft gehuurd van 2 januari 1996 tot 1 juni 2046.
In 2000 heeft X een recht van opstal verkregen op een terrein in de haven. In 2002 heeft X twee
containerkranen gehuurd voor het laden en lossen van zeeschepen. De kranen zijn geplaatst op rails en
konden alleen over rails over de havenkade bewegen. In 2004 heeft X de kranen van de verhuurder gekocht.
X maakte bezwaar tegen de voldane overdrachtsbelasting omdat hij meende dat de kranen roerend van aard
waren en dat dit daarom niet binnen de heffingssfeer van de overdrachtsbelasting zou vallen.
Het bezwaar werd door de inspecteur afgewezen en de rechtbank bevestigde dit. In hoger beroep gaf het
Hof aan dat gezien de kenmerken van de kranen, hun afmetingen en gewicht en de foto’s, de kranen naar
aard en inrichting waren bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven.
In cassatie gaat het dan om de vraag of de kranen kunnen worden aangemerkt als onroerende zaken,
waardoor overdrachtsbelasting verschuldigd is.
HR: oordeelt dat de kranen gelet op de criteria van het Portacabin-arrest van 1997, als onroerende zaken
moeten worden aangemerkt. De havenkranen zijn namelijk naar aard en inrichting bestemd om duurzaam
ter plaatste te blijven (art. 3:3 BW). De Hoge Raad was van oordeel dat het hof juist had geoordeeld en geen
blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
, Arrest Warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK)
Een warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK) is een installatie voor het tegelijkertijd opwekken van warmte
en elektriciteit. De WKK in kwestie staat in een aparte ruimte in een kassencomplex en is met grote bouten
aan de vloer bevestigd. Er omheen bevindt zich een stalen ombouw, mede om geluidsoverlast van de WKK te
beperken. De WKK is door leidingen verbonden met een warmwateropslagtank, die weer verbonden is met
een verwarmingsketel. De door de WKK gegenereerde elektriciteit wordt geleverd aan het elektriciteitsnet.
Daartoe is de WKK via kabels en buizen aangesloten op dat net en is een transformator in een
transformatorhuisje geplaatst.
In het kader van sale-and-lease-backtransacties met betrekking tot een WKK met toebehoren hebben in
2009 leveringen plaatsgevonden. In dat kader hebben de belanghebbende i.c. overdrachtsbelasting voldaan.
Zij hebben vervolgens beiden bezwaar gemaakt tegen die voldoening omdat zij van mening zijn dat de WKK
niet een onroerende zaak is. Het bezwaar en verzoek om teruggaaf, zijn door de Inspecteur afgewezen. De
Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft het hof die uitspraak vernietigd.
Belanghebbenden hebben hierna beroep in cassatie ingesteld.
Het Hof heeft overwogen dat de WKK deel uitmaakt van een complex waarin belanghebbende haar
onderneming exploiteert en dat de WKK visueel en functioneel een geheel vormt met de overige onderdelen
van het complex. Het Hof heeft daarom geoordeeld dat de WKK naar aard en inrichting bestemd is om
duurzaam ter plaatse te blijven en dat die bestemming naar buiten kenbaar is. Er zijn geen bijzonderheden
waaruit de bedoeling van belanghebbende naar voren komt dat de WKK slechts tijdelijk met de grond is
verenigd. Het Hof oordeelt dat de WKK moet worden aangemerkt als hetzij een zelfstandige onroerende
zaak dan wel een bestanddeel van het gebouw waarin de WKK is geplaatst (art. 3:3 BW). De vraag of de WKK
ook is aan te merken als een onroerende zaak (art. 3:4 BW) heeft het Hof buiten behandeling gelaten.
HR:
De vraag of een object een onroerende zaak is in de zin van art. 2 lid 1 van de Wet op belastingen van
rechtsverkeer moet worden beantwoord naar civielrechtelijke maatstaven. Gelet op het Portacabin arrest, is
daarbij in een geval als deze van belang of de WKK naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter
plaatse te blijven, waarbij moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten
kenbaar is. Die bedoeling moet blijken uit bijzonderheden van aard en inrichting van de WKK. Niet van
belang is dat technisch de mogelijkheid bestaat om de WKK te verplaatsen.
Het Hof heeft overwogen dat de WKK blijkens de vaststaande feiten en waarnemingen zowel visueel als
functioneel een geheel vormt met de overige onderdelen van het complex waarvan zij deel uitmaakt en
waarin belanghebbende haar onderneming exploiteert. Op grond van deze feitelijke vaststelling heeft het
Hof geoordeeld dat de WKK naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en dat die
bestemming naar buiten kenbaar is. Dat oordeel is aldus niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. De
daartegen gerichte klachten falen dus.
Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de WKK een onroerende zaak is als hetzij een zelfstandige
onroerende zaak dan wel een bestanddeel van het gebouw waarin de WKK is geplaatst (art. 3:3 BW). Gelet
op de verwijzing naar artikel 3:3 BW en de omstandigheid dat het Hof artikel 3:4 BW vervolgens buiten
behandeling heeft gelaten, ligt in dit oordeel besloten dat de WKK duurzaam met de grond is verenigd, hetzij
rechtstreeks, hetzij door vereniging met het gebouw waarin de WKK is geplaatst. Dat oordeel geeft in het
licht van de in het Portacabinarrest neergelegde maatstaven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het
kan overigens, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden
getoetst. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
Arrest Woonark
Een drijvend woonobject kan doorgaans niet als onroerende zaak worden gekwalificeerd.
Volgens de Hoge Raad is geen sprake van een ‘vereniging’ van dat woonobject met die bodem in de zin van
art. 3:3 lid 1 BW als sprake is van een verbinding tussen een drijvend woonobject en de daaronder gelegen
bodem die toelaat dat het woonobject meebeweegt met de waterstand. Een dergelijke verbinding kan dus
niet de basis vormen voor de kwalificatie als een onroerende zaak.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SPlaisier3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.