1.1 Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Er bestaan twee soorten goederen; zaken en
vermogensrechten. Zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Iets is voor
menselijke beheersing vatbaar wanneer we het kunnen vastpakken en er macht of controle kunnen
uitoefenen. Een stoffelijk object wil zeggen: een voorwerp dat bestaat uit een bepaald materiaal,
een bepaalde stof. Een vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde. Er zijn drie
verschillende categorieën vermogensrechten. In de eerste plaats kan het gaan om rechten die
overgedragen kunnen worden; het recht mag worden overgegeven aan iemand anders. Ten tweede
zijn vermogensrechten rechten die erop gericht zijn de rechthebbende stoffelijk voordeel te geven;
het recht op smartengeld. Ten derde zijn vermogensrechten rechten die zijn verkregen in ruil voor
stoffelijk voordeel of in ruil voor toegezegd stoffelijk voordeel; er is recht op het doen van
boodschappen, dit recht is ontstaan in ruil voor stoffelijk voordeel: de wekelijkse vergoeding.
1.2 Onroerende zaken zijn zaken die niet verplaatsbaar zijn. Roerende zaken zijn alle zaken die niet
onroerend zijn. Het zijn zaken die verplaatsbaar zijn.
1.3 Een bestanddeel is alles wat volgens het maatschappelijk verkeer deel uitmaakt van een zaak.
Die andere zaak, waar het bestanddeel deel van uitmaakt, is de hoofdzaak. Een hoofdzaak en een
bestanddeel vormen in juridisch opzicht één geheel.
1.4 Registergoederen zijn in eerste plaats goederen. Een vereiste is dat bij de overdracht van deze
categorie goederen inschrijving in de openbare registers noodzakelijk is. Overdracht wil zeggen dat
het goed van de ene persoon naar de andere persoon gaat. Onroerende zaken zijn altijd
registergoederen. Behalve onroerende zaken zijn vliegtuigen en bepaalde categorieën schepen ook
registergoederen.
1.5 Natuurlijke vruchten worden omschreven als zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten
van andere zaken worden aangemerkt. Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het
moment dat deze wordt afgescheiden; appel valt van boom, appel is een zelfstandige zaak
geworden. Ook zijn er burgerlijke vruchten; rechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten
van goederen worden aangemerkt. Met rechten wordt in dit geval vermogen bedoeld. Een
burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze opeisbaar wordt; wanneer
de rente opeisbaar is, is het een zelfstandig recht.
1.6 Goede trouw ontbreekt in de gevallen genoemd in art. 3:11 BW; wanneer iemand de feiten of
het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft kende -> iemand weet dat iets niet in orde is,
maar doet hier niets mee, of wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw
betrekking heeft behoorde te kennen -> iemand had moeten weten dat er iets niet klopte, maar
diegene heeft niets ondernomen om het uit te zoeken. Als koper heb je onderzoeksplicht, als je aan
deze onderzoeksplicht hebt voldaan, kan je aanspraak maken op goede trouw.
H2 – Absolute en relatieve rechten
2.1 Absolute rechten zijn rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan dus een recht
op een zaak zijn als een recht op een vermogensrecht. Een absoluut recht geldt ten opzichte van
iedereen. Het geeft de rechthebbende de bevoegdheid om een bepaalde heerschappij over het
betreffende goed uit te oefenen. Relatieve rechten worden ook wel persoonlijke rechten genoemd.
Het zijn rechten die tegenover een bepaald persoon werken. Relatieve rechten gelden dus niet ten
opzichte van iedereen.
, 2.2 Absolute rechten zijn in de wet opgenomen. Er zijn enkele rechten: vruchtgebruik, pand,
hypotheek, eigendom, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartement. Absolute rechten
hebben zaaksgevolg. Het absolute recht blijft op een goed bestaan, ook al bevindt het zich niet meer
in de macht van de rechthebbende. Het absolute recht volgt dus het goed waar het op rust. Op
absolute rechten is ook het prioriteitsbeginsel (droit de priorité) van toepassing. Ingeval er meer dan
één absoluut recht op een goed rust, dan gaat het eerder gevestigde recht vóór een later gevestigd
recht. Tot slot heeft de rechthebbende van een absoluut recht een bevoorrechte positie bij een
faillissement.
2.3/2.4 Er wordt onderscheid gemaakt tussen het absoluut en relatief recht, maar ook tussen
volledige en beperkte rechten. Het eigendomsrecht is het enige absolute recht dat kan worden
aangemerkt als een volledig recht. De andere absolute rechten zijn alle beperkte rechten. Het
eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben; de
eigenaar mag alles doen met de zaak, zolang dit binnen de grenzen van de wet en opvattingen van
het maatschappelijk verkeer blijft. Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer
omvattend recht.
2.5 Beperkte rechten:
Het recht van vruchtgebruik (art.3:202 BW): het recht om goederen die aan een ander toebehoren,
te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten – de vruchtgebruiker heeft het recht om een goed
van een ander te gebruiken of de vruchten van een goed in eigendom te verkrijgen. De
vruchtgebruiker gebruikt het goed zoals de eigenaar het zou gebruiken. Er zijn natuurlijke vruchten;
appels uit een appelboom, en burgerlijke vruchten; vrijkomende rente. Vruchtgebruik wordt
gevestigd of ontstaat door verjaring.
Pandrecht (art. 3:227 lid 1 BW): een beperkt recht, strekkende om op de daaraan onderworpen
goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te
verhalen. Het recht is op een niet-registergoed gevestigd– degene die het geld uitleent is de
schuldeiser, degene die het geld moet terugbetalen is de schuldenaar. Komt de schuldenaar zijn
betalingsplicht niet na, dan kan de schuldeiser het verpande goed verkopen.
Hypotheek (art. 3:227 lid 1 BW): een beperkt recht, strekkende om o de daaraan onderworpen
goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te
verhalen. Is het recht op een registergoed gevestigd, dan is het een recht van hypotheek. Het
verschil tussen pand en hypotheek is dat een pandrecht op een niet-registergoed wordt gevestigd,
terwijl een hypotheekrecht op een registergoed wordt gevestigd. Dor een recht van hypotheek te
vestigen kan de schuldeiser er zeker van zijn dat hij het geld dat hij heeft uitgeleend terugontvangt.
De schuldeiser heet hypotheekhouder. De eigenaar van het goed waarop het hypotheekrecht rust
noemen we de hypotheekgever. Wanneer de schuldenaar het geld niet terugbetaalt, kan de
hypotheekhouder het goed waarop het hypotheekrecht rust verkopen.
Erfdienstbaarheid (art. 5:72 BW): het is een last waarmee een onroerende zaak – het dienend erf –
is bezwaard ten behoeve van een andere onroerende zaak – het heersende erf. Deze last kan eruit
bestaan iets te doen of juist niet. Een recht van erfdienstbaarheid werkt tegenover eenieder en is
verbonden aan twee onroerende zaken. Erfdienstbaarheid ontstaat door vestiging of verjaring.
Erfdienstbaarheid kan wel eindigen, art. 5:78 BW.
Erfpacht (art. 5:85 lid 1 BW): een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft de
onroerende zaak van een ander te houden en te gebruiken. Bij erfpacht verkrijgt de rechthebbende
de bevoegdheid om een onroerende zaak van een ander te gebruiken. De erfpachter krijgt niet het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophievanderlaan1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.07. You're not tied to anything after your purchase.