Deze samenvatting omvat alle slides van de hoorcolleges, aangevuld met mijn notities en hier en daar informatie uit het boek. Formules uit het formularium staan er niet in.
Samenvatting OMT I
Les 1: psychometrische testen
Elke psychologische test heef een bepaalde foutencomponent. Een goede test is dan een test met
een lage foutencomponent. Psychologische testen kunnen vergaande gevolgen hebben:
MoCa test gebruikt om mentale gezondheid van Trump te meten deze test is eigenlijk
bedoeld om te screenen op Alzheimer (validiteit is hier dus slecht!)
In de VS worden IQ-testen afgenomen voor de doodstraf (laagbegaafden worden niet
geëxecuteerd deelnemers gaan zich expres dom voordoen)
Het is dus belangrijk dat psychologen de psychometrie van een test kunnen inschaten. Psychometrie
is de wetenschappelijke studie van de kwaliteit van psychologische metngen.
Een psychologische test is een systematsche procedure om bepaald gedrag van 2 of meer personen
te vergelijken (interindividuele verschillen) of om het gedrag van een persoon op verschillende
momenten te vergelijken (intra-individuele verschillen). Een psychologische test heef kenmerken:
1. Ze leveren een staal van gedrag op: een test bestaat uit een eindig aantal items, de selecte
van deze items is dus cruciaal. Ze moeten een representatef staal van gedrag meten. De
items moeten niet noodzakelijk een afspiegeling zijn van het gemeten gedrag
2. Ze gebruiken systematsche procedurres: standaardisering. Er kan gebruik gemaakt worden
van:
Objecteve scoring: alle antwoorden zijn op voorhand gedefnieerd, er zijn geen
andere alternateven
Surbjecteve scoring: alle antwoorden zijn mogelijk, proberen opdelen in categorieën
. Ze maken gebruik van een testscore: een testscore is een schatng van de ‘hoeveelheid’
waarin dit kenmerk aanwezig is. Elke testscore bevat echter een meetout! X = T + e
X = testscore; T = true score, werkelijke score; e = error, meetout
Geschiedenis van psychologische testen:
Experimentele psychologie = afzeten tegen de subjecteve (introspecteve) methodes. De
nadruk kwam te liggen op objecteve, reproduceerbare methoden in labo’s. Probleem:
aandacht voor eenvoudige, sensorische processen en lichamelijke kenmerken (vb: elk gebied
op de schedel representeert een bepaald kenmerk verdikking schedel wil iets zeggen)
Bronzen-instrurmententjdperk van testng
Belangrijke fguren:
Wurndt: stchte eerste psychologisch lab in eieipzig in 17L9. Hij trachte mentale
processen te meten (vb: gedachtenmeter). Zijn verdiensten waren het erkennen van
individurele verschillen en de empirische benadering
Galton: was geobsedeerd door meten en had vooral interesse in erfelijkheid van
intelligente eurgenetca (‘goed kweken’, rasverbetering). Hij ontwikkelde in het
eiondon Museum een labo waarin de deelnemers antropometrische
(lichaamskenmerken) en psychometrische testen konden afeggen en teste zo meer
dan 1L.000 personen! Hij is de vader van de differentële psychologie: de interesse
in het verschil tussen mensen. Hij was een van de eersten die aan statstsche analyse
deed
1
, Cattell: student bij Wundt en Galton. Hij introduceerde hun ideeën in de VS en
introduceert de term mentale test in zijn eigen lab met 10 mentale tests. Hij was
ervan overtuigd dat mentale en fysieke energie niet van elkaar te scheiden was. Hij
gebruikte deze mentale testen om ze te linken aan intelligente
Wissler: doctoraatstudent van Catell die de mentale testen toepaste op 00
studenten, hij vond echter zwakke correlates. Mentale tests waren niet geschikt om
intelligente te meten men verloor interesse in experimentele psychologie
Wissler’s mistake: Wissler maakte een methodologische fout. In werkelijkheid liggen de
correlates hoger. Hij teste namelijk op een homogene groep de variate in waargenomen
meetwaarden van intelligente en studieresultaten was hierdoor erg beperkt. De culturele
context van een intelligentetest is dus belangrijk!
Binet-Simon test: Binet en Simon ontwikkelden de eerste moderne intelligentetest, waarbij
de focus op hogere mentale processen lag i.p.v. op sensorische proeven. Ze maakten gebruik
van leefijdsgebonden vragen:
De eerste versie was een korte en praktsche test met 0 items, geordend volgens
moeilijkheid. Ze maakten een ruwe normering, gebaseerd op 50 kinderen tussen
en 11 jaar wie volgens de normering 2 jaar onder zijn chronologische leefijd
scoorde = problematsch
Bij de tweede versie werden de eenvoudigste items verwijderd en enkele moeilijkere
items toegevoegd. De term ‘mentaal niveau’ werd ingevoerd, de normering
gebeurde ditmaal op 00 kinderen
Derde versie: voor elke leefijdscategorie waren er exact 5 items. De scores waren
tot op 1/5 jaar nauwkeurig. Stern voegde de term IQ eraan toe (mentale
leefijd/chronologische leefijd). De reden hiervoor was dat ‘2 jaar achterstand’ een
andere betekenis krijgt naargelang je leefijd: iemand van 4 die mentaal 2 is, heef
grotere problemen dan iemand die 1L en mentaal 15 is
Therman past de Binet-Simon test aan voor de VS, voegt nieuwe items toe en zorgt voor een
uitgebreide normering. Standaardisate van de testafname. IQ = mentale/chronologische
leefijd x 100
De intelligentetesten werden ook misbruikt: zwakzinnige immigranten mochten de VS niet
binnen Franse normen gebruikt en test ter plekke vertaald door ‘tolk’
Testen in de wereldoorlogen:
WOI: groepstest om rekruten te testen: army alpha (sterk verbaal) en army beta
(niet-verbaal, voor mensen die niet goed Engels spraken). De resultaten waren
weinig betrouwbaar: sommigen scoorden 0 omdat ze de uitleg gewoon niet gehoord
hadden
In het interbellum worden deze 2 testen immens populair. De factoranalyse wordt
ontwikkeld, die toelaat om deelaspecten van bv intelligente te meten
WOII: gespecialiseerde tests om te kijken wie over bepaalde kwaliteiten beschikt, zo
kon men de ideale kandidaat selecteren voor elke functe (vb: piloten)
Na WOII werden psychologische testen nog populairder
Verschillende soorten psychologische testen:
Intelligentetests:
WAIS-IV (Wechsler Adult Intelligence Scale): 15 subtesten; full scale, verbaal en
performaal IQ
2
, Progressieve matrices van Raven: niet-verbale test die cultuurfair is, ‘kies het
volgende symbooltje in de rij’
Stanford-Binet (versie 5) intelligente test: oorsprong in Binet-Simon test.
Intelligente omvat 5 factoren (fuuïde redeneren, kennis, kwanttatef redeneren,
visueel-ruimtelijk inzicht en werkgeheugen)
Neurropsychologische tests: meten factoren die niet tot intelligente worden gerekend
Aandachtstesten: Symbol Digit Modalites test (symbolen gelinkt aan cijfers)
Concentratetesten
Geheurgentesten: complexe fguur van Rey (moeilijke fguur natekenen)
Sensorische testen: PIP meet kleurenblindheid door stppen in een andere kleur
Algemene motorische testen: handvastheidstest (pen vasthouden)
Persoonlijkheidstesten: testen die peilen naar persoonlijkheid vaak subjectef (fake good
en fake bad). Voorbeeld: Rorschachtest (inktvlekkentest) ook scoring is subjectef veel
kritek
Individurele versurs groepstest:
Individueel: men kan observeren en heel veel informate verzamelen; kost veel geld
en tjd; testleider is integraal onderdeel van de test
Groep: efciënt; lage kost; grotere standaardisate; beperktere rol testleider
Les 2: schalen en meetwaarden
Een onderzoek wil antwoorden op onderzoeksvragen. Wat je dan gaat meten zijn construrcten. Hoe
kan je dat construct in de praktjk gaan meten? Constructen moeten vertaald/geoperatonaliseerd
worden naar een te meten variabele. Er zijn verschillende soorten variabelen:
Onafhankelijke variabele: deze wordt gemanipuleerd (door de onderzoeker of door de
natuur)
Afhankelijke variabele: deze varieert in functe van de onafankelijke variabele
Bijkomende variabelen: hebben invloed op de afankelijke variabele, maar worden niet
gemanipuleerd/gemeten
Meten = getallen toekennen, bv: 0 = fout, 1 = juist; IQ… getallen hebben verschillende
eigenschappen:
Identteit: geef weer of metngen tot 1 categorie behoren of niet. Hier komen vereisten bij
kijken:
Identteit: 1 categorie = minstens 1 identek kenmerk
Murtureel exclursief: een metng kan slechts tot 1 categorie behoren
Exhaurstef: alle metngen moeten in een categorie passen
Orde: informate over de relateve hoeveelheid van een kenmerk. De orde geef de
verhoudingen weer, maar geef geen info over het grooteverschil (vb: An behaalde de eerste
plaats, Ben de tweede betekent niet dat An het 2 keer beter deed)
Kwantteit: geef informate over de groote van het verschil tussen metngen. Er is een
meeteenheid, en alle metngen zijn gestandaardiseerd iedereen gebruikt ze op dezelfde
manier (vb: graden Celsius).
Het getal 0: het getal 0 kan 2 betekenissen aannemen:
Absoluut nulpunt: 0 betekent dan de afwezigheid van het kenmerk
Relatef of arbitrair nulpunt: het kenmerk is niet afwezig. In psychologische testen
vaak op te vaten als: geen meetbare hoeveelheid van het kenmerk aanwezig
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SophieDC. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.46. You're not tied to anything after your purchase.