Noch de verdeling van de collectieve uitgaven, noch totale omvang ervan is een gegeven:
De verdeling is afhankelijk van de politieke prioriteiten
De omvang is afhankelijk van de inkomsten van de overheid en van de vraag:
o Hoeveel de overheid, wil, mag en kan lenen en tegen welke rente.
o Welke lastenverlichting (lenen i.p.v. belasting heffen) of lastenverzwaring
de overheid haar burgers en bedrijven wil opleggen.
Bronnen van overheidsinkomen:
Ø Belastingen:
o Materiële definitie: Verplichte afdracht in geld aan de staat in ruil voor niet-
rechtstreekse tegenprestatie
o Formele definitie: Belasting is elke heffing die door de wet zo wordt genoemd
Art. 104 Gw: (rijks)belastingen worden uit kracht van een (formele)
wet geheven.
Voor ander heffingen (dan belasting) of premies mag er delegatie
plaatsvinden.
Ø Staatsaandeel in olie- en aardgasbaten
Ø Retributies en bijdragen
Ø Privaatrechtelijke prijzen voor prestaties van de overheid.
De functies van belastingheffing:
Ø Budgettaire functie:
o Rechtstreekse financiering van haar taken.
Ø Instrumentele functie:
o Belastingheffing om beleid te voeren.
o Beleidsdoelen proberen te bereiken.
De belastingmix:
Ø De verhouding tussen de bijdragen die de verschillende belastingsoorten leveren aan
de totale belastingopbrengst binnen een nationale overheidsverhouding.
Ø Typen belasting:
o Directe belasting:
Op inkomen, winst en vermogen.
o Indirecte belasting:
Op verbruik.
Ø Ontwikkelingsladen hebben veelal hoge indirecte belastingen.
Uitgangspunten bij de verdeling van de belastingdruk:
Ø Economische efficiency
Ø Rechtvaardigheid
Ø Draagkracht
Ø Consumptie
Ø Profijt
Ø Compensatie van maatschappelijke hinder en maatschappelijke schade
, Ø Uitvoerbaarheid
Belastingrecht is recht en dit moet rechtvaardig zijn. Belastingheffing moet aan twee
hoofdvoorwaarden voldoen:
Zij beantwoordt aan algemeen levende opvattingen van rechtvaardigheid. (P. 41).
Zij past binnen en dienstbaar is aan het totale beleid dat de gekozen regering voert
om haar doeleinden te verwezenlijken.
Een belastingschuld is een uit de wet voortvloeiende publiekrechtelijke verbintenis:
Materieel en formeel belastingrecht:
Materieel:
o Hieronder vallen de wetten die bepalen wie voor wat en voor hoeveel belast
wordt.
o Het materiële belastingrecht ziet op de totstandkoming van materiële
belastingschulden ingevolge heffingswetten.
Wet IB 2001
Wet Vpb 1969
Belastingbepalingen in de Gemeentewet.
o Materiële belastingschulden moeten geformaliseerd worden om tot
belastingheffing te kunnen komen.
Formeel:
o Formeel belastingrecht heeft onder meer betrekking op de wijze van heffing,
informatie- en administratieverplichtingen van belastingplichtigen, controle,
navorderen en naheffen door de Belastingdienst, bezwaar etc. (p. 45).
o Hieronder vallen (algemene) wetten die voor alle belastingen algemene
heffingsregels, controleregels, sanctieregels, invorderingsregels en
rechtsbeschermingsregels geven.
Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Invorderingswet 1990
, Formeel belastingrecht
Belastingheffing en invordering:
Heffing: Het proces van het bepalen van het object en de maatstaf van de heffing
(grondslag), het tarief daarop toepassen en het aanwijzen van de belastingplichtige.
Ø Belastingplichtige: Wie wordt belast?
Ø Grondslag: Wat is belast en naar welke maatstaf?
Belasting = grondslag x tarief.
Het is belangrijk of het object van heffing (een belastbaar feit) of het subject van heffing (de
onderworpenheid in beginsel) centraal staat!
Ø Inkomstenbelasting is subjectief.
Ø OZB-belasting is een objectieve heffing.
Ook het onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke belasting is van belang!
Ø Zakelijk: De persoonlijke omstandigheden zijn niet relevant.
Ø Persoonlijk: Er wordt rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden en
draagkracht.
Zodra het op betalen aankomt heeft de wetgever het niet meer over heffen, maar over
invorderen.
Ø M.b.t. de heffing is een inspecteur betrokken.
o Belastingrecht
Ø M.b.t. de invordering is de ontvanger betrokken.
o Burgerlijk recht
Unificatie van heffing in de AWR – formalisatie van de materiële belastingschuld door:
1. Heffing bij wege van aanslag – art. 11 e.v. AWR
o De materiële belastingschuld wordt geformaliseerd door middel van een
aanslag door de inspecteur.
o Navordering is in sommige gevallen mogelijk. Zie art. 16 AWR:
Wat is een ‘nieuw feit’, zie p. 48 –
Er mag in ieder geval geen sprake zijn van een ambtelijk
verzuim (onderzoeksplicht).
Als de belastingplichtige te kwader trouw is, dan is een nieuw
feit niet vereist.
2. Heffing bij wege van voldoening of afdracht op aangifte – art. 19 e.v. AWR
o De materiële belastingschuld wordt geformaliseerd door ofwel de
belastingplichtige, ofwel de inhoudingsplichtige (denk aan de werkgever).
Aangifte en voldoening, of;
Aangifte en afgifte
o Naheffing is in sommige gevallen mogelijk. Zie art. 20 AWR:
Hiervoor geldt niet het vereiste van een nieuw feit.
, Invordering is geregeld in de Invorderingswet 1990:
Ø Wanneer belastingschulden niet worden betaald binnen de gestelde termijn, is
dwangvordering nodig.
o Hoofdstuk III van de INV 1990.
Ø Art. 22 Jo. 21 lid 2 INV 1990: De ontvanger kan executoriaal beslag leggen op alle
bedrijfsinventaris die zich bevindt op de bodem van de belastingschuldige, ongeacht
of de belastingschuldige zelf eigenaar is van die bedrijfsinventaris en ongeacht of de
inventaris is verpand aan crediteuren. (= Bodembeslag).
Ø De ontvanger verhaalt zich eerst op de belastingplichtige zelf.
o In hoofdstuk VI van de INV 1990 zijn een aantal andere personen aangewezen
die onder omstandigheden aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de
onbetaalde schulden van de belastingschuldige.
Zie art. 34, 35, 36
Legaliteit en ABBB:
Legaliteitsbeginsel:
Ø Art. 104 en 132 lid 6 GW: Belasting kan alleen worden geheven uit kracht van1 een
wet.
o Er is sprake van gebonden beschikkingen.
Van beleidsvrijheid is geen sprake.
Ø In de formele heffingswetten wordt er veelal gedelegeerd aan de minister
(ministeriële regeling).
o Het legaliteitsbeginsel impliceert wel dat de omschrijving van belastbare
feiten en de belastingtarieven hun grondslag moeten hebben in formele
wetgeving.
Ø De belastingrechter toetst of uitvoeringsregelingen conform de formele belastingwet
is.
Ø Ten laste van de belastingplichtige mag niet meer belasting worden geheven dan
volgt uit de belastingwetgeving.
o Onder omstandigheden mag er wel minder worden geheven.
Ø Let op! De algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB) zijn van toepassing in
het belastingrecht. (Contra legem rechtspraak):
o Vertrouwensbeginsel
o Gelijkheidsbeginsel
Dit beginsel is in de fiscale jurisprudentie ook tot ontwikkeling
gekomen in art. 26 IVBPR.
o Zorgvuldigheidsbeginsel
o Vertrouwensbeginsel
1
Als er stond ‘bij wet’, dan mocht er niet gedelegeerd worden. Enkel formele wetgeving is dan toegestaan
(democratische legitimatie).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller finnponten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.69. You're not tied to anything after your purchase.