Thema, superdiversiteit 3: het beroep, de andere en ik
All documents for this subject (10)
Seller
Follow
danielledemunck
Content preview
2. Ontwikkelingstheorieën
Je kent de ontwikkelingstheorieën van Erikson, Piaget, Kohlberg, Vygotsky en Bandura. (20%, 8 vragen.)
Mensen doorlopen van conceptie tot de dood, ondanks individuele verschillen, een soort algemeen
ontwikkelingspad, dat voor iedereen min of meer hetzelfde is; dat is het vakgebied van de
ontwikkelingspsychologie. Ontwikkelingspsychologie is dus de studie naar patronen van groei, verandering en
stabiliteit gedurende het hele leven; van conceptie tot aan de dood.
Erik Erikson stelde dat de ontwikkeling niet eindigt bij de kindertijd, maar een proces is dat de gehele
levensloop beslaat. Volgens Erikson bestaat het leven uit acht opeenvolgende levensfasen. Deze fasen
manifesteren zich volgens een vast patroon en zijn min of meer gelijk voor alle mensen. Binnen ieder van deze
acht levensfasen dient er gewerkt te worden aan een verdere uitbouw van de psychosociale identiteit. Elk
begin van een nieuwe fase wordt namelijk gemarkeerd door een crisis, conflict of uitdaging die het hoofd
geboden moet worden opdat men zich optimaal verder kan ontwikkelen.
Zodra je een nieuwe fase in gaat, voel je je niet meer passen in de sociale rollen waar je je tot dan toe wél goed
bij voelde. Je bestaande identiteit wordt als het ware even door elkaar geschud en je belandt in een crisis. De
crisis, passend bij een bepaalde levensfase, die een persoon vervolgens doormaakt, kan een positieve of een
negatieve kant op slaan. Een positieve uitkomst van de crisis zorgt zodoende voor een aangepaste
psychosociale identiteit en een versterking van het zelf. Aan de andere kant vertaalt een negatieve uitkomst zich
naar een negatievere houding. Hoe mensen een crisis het hoofd bieden is tevens van invloed op hoe ze het
volgende conflict, in een latere levensfase aangaan. Iedere fase kent dus een soort gevoelige periode om een
specifieke crisis aan te gaan. Op een later moment zal het een stuk lastiger zijn om deze crisis alsnog het hoofd
te bieden; dat kan bijvoorbeeld alleen in het kader van therapie, waarin ontdekt wordt hoe men gemiste kansen
kan compenseren om de schade te herstellen.
Vaak wordt verondersteld dat een crisis te allen tijde opgelost moet worden omdat men anders niet door kan naar
de volgende fase. Dit is echter een misconceptie. Erikson veronderstelde namelijk dat we gestuurd worden door
biologische rijping én sociale verwachtingen op een bepaald moment in het leven. We komen dus allemaal in alle
fasen terecht, of een conflict uit een vorige fase is opgelost of niet.
De theorie van Erikson kreeg van alle kanten veel steun. Toch kwam er ook kritiek op de psychosociale
ontwikkelingstheorie. Zo zou deze zich meer richten op mannen dan op vrouwen en de vraag blijft in hoeverre de
theorie universeel toepasbaar is aangezien sommige aspecten die Erikson beschreef cultuurgevoelig zijn.
Jean Piaget heeft de meest veelomvattende theorie over de cognitieve ontwikkeling opgetekend. Piaget
beweerde dat ontwikkeling een actief constructieproces is; kinderen leren simpelweg door hun omgeving te
onderzoeken en vervolgens te reageren of zich aan te passen aan alle nieuwe informatie die zij binnenkrijgen.
Dit proces noemde Piaget adaptie.
Je kunt het zo zien dat het menselijk denken is opgebouwd uit schema’s: generalisaties die de ervaringen vanuit
de wereld vormen. Je hebt een schema over hoe een restaurantbezoek zou moeten verlopen, hoe je schooldag
er uit ziet, etc. Baby’s hebben nog simpele schema’s, zoals een grijpschema en een zuigschema. Maar naarmate
een kind ouder wordt, worden schema’s meer abstract en steeds ingewikkelder. Mensen bouwen dus voort op al
aanwezige schema’s om tot steeds complexere schema’s te komen.
,Adaptie kan vervolgens op twee manieren plaatsvinden: middels assimilatie en accommodatie. Bij assimilatie
verandert een mens als het ware zijn omgeving of de nieuwe informatie zodat deze past binnen zijn al bestaande
schema en zodoende voldoet aan zijn eigen noden, kenmerken of reeds gevormde ideeën over de wereld. Aan
de andere kant staat accommodatie voor het aanpassen van een al bestaand schema, zodat het schema past
bij aan de nieuwe ervaringen. Een persoon past zich als het ware aan, aan de omgeving of aan de nieuwe
informatie die het tot zich krijgt
Piaget was vooral geïnteresseerd in de denkprocessen die wij allemaal ontwikkelen en had geen belangstelling
voor individuele verschillen. Hij was er vooral op uit om een algemene, voor iedereen geldende theorie te
vormen. Hij stelde dat álle kinderen en adolescenten verschillende stadia doorlopen in hun cognitieve
ontwikkeling. Dit zou gebeuren in eenzelfde volgorde, zonder een stadium te kunnen overslaan. Het ene stadium
bouwt namelijk voort op het vorige stadium. Het betreden van een nieuw stadium zou volgens Piaget het
resultaat zijn van een continue worsteling om alle ervaringen die men opdoet te begrijpen. Zodra er een nieuw
stadium wordt betreden treden er kwalitatieve veranderingen op, zoals dat een rups verandert in een vlinder.
Deze stadia zouden volgens Piaget universeel zijn, maar de leeftijd waarop kinderen een nieuw stadium
betreden kan variëren. Piaget zag namelijk dat kinderen op verschillende momenten in een stadium
terechtkwamen en hechtte dus niet veel belang aan de leeftijd waarop ze dit deden.
Lawrence Kohlberg bouwde voort op het werk van Piaget en werd vooral bekend vanwege zijn ideeën
rondom de morele ontwikkeling van mensen. Hij stelde hierbij de morele stadiumtheorie op. Hij verdeelde de
morele ontwikkeling in op drie niveaus, waarbinnen zes stadia onderscheiden kunnen worden.
, Volgens Kohlberg starten kinderen op het preconventionele niveau. Op dit niveau gedragen kinderen zich
vooral naar de opgelegde regels en bepalen ze wat goed of fout is door zich te baseren op de beloning of straf
die zou kunnen volgen op het getoonde gedrag. Met ‘beloning’ wordt bedoeld dat een situatie een voor het kind
gunstige uitkomst heeft.
In het begin van de adolescentiefase betreden kinderen het conventionele niveau; ze gaan rekening houden
met andermans belangen en dit vervolgens doortrekken naar de belangen van de samenleving en de
maatschappij waarin ze leven. De meeste mensen blijven gedurende hun hele leven op dit morele niveau
functioneren.
Slechts een minderheid van de mensen evolueert verder naar het postconventionele niveau. Binnen het
postconventionele niveau richt men zich op meer abstracte morele principes. Het zesde stadium zou volgens
Kohlberg alleen weggelegd zijn voor personen als Gandhi en Martin Luther King.
Lev Vygotsky bestudeert de relatie tussen het individu en hun sociale wereld. Hij probeerde om die reden een
theorie op te bouwen die aandacht gaf aan de interactie tussen twee ‘ontwikkelingslijnen’: de ‘natuurlijke’,
bestaande uit erfelijke eigenschappen en biologische rijpingsprocessen, en de ‘sociaalhistorische’, de invloeden
van buitenaf. Zo beweerde hij ten aanzien van de kinderlijke ontwikkeling dat een kind zeker bereid is om te leren
over de wereld om hem heen, net zoals Piaget dat stelde, maar als je het kind daarbij niet op weg helpt, dan zal
het niet ver komen. Ontwikkeling is volgens Vygotsky dan ook een wederzijdse transactie tussen het kind zelf en
alle mensen uit diens omgeving.
Vygotsky was daarbij van mening dat kinderen pas leren wanneer zij aangesproken en uitgedaagd worden
binnen hun zone van naaste ontwikkeling. Hiermee bedoelde hij de afstand tussen het daadwerkelijke
ontwikkelingsniveau van het kind, dat bereikt wordt door individuele probleemoplossing, en het potentiële
ontwikkelingsniveau, het niveau dat een kind kan bereiken met de hulp, ondersteuning of begeleiding van een
ander kind of volwassene.
Volgens Vygotsky zou al het onderwijs zich moeten richten op deze zone van naaste ontwikkeling; onderwijzers
zouden kinderen niet steeds allerlei saaie lessen moeten laten onthouden en hen bestoken met oefeningen die
ze al vaak hebben gemaakt; dit zou afstompend werken. In plaats daarvan dient de onderwijzer af te tasten wat
een kind op een bepaald moment al aankan en wat het nog net niet beheerst, maar met een beetje
ondersteuning en enige inspanning wél tot een goed einde kan brengen.
Albert Bandura richt zich enkel op het waarneembare: dat wat een persoon direct laat zien en de factoren van
buitenaf die de mens beïnvloeden. Wanneer je de externe factoren in kaart brengt, zou je volgens hem gedrag
kunnen voorspellen.
Een bekend leerproces is klassieke conditionering. Hiermee wordt bedoeld dat mensen leren om een
gebeurtenis met een andere gebeurtenis te associëren. Zo loopt het water je in de mond wanneer je een
restaurant binnenloopt. Je koppelt in dit soort gevallen eerdere gebeurtenissen aan de huidige situatie.
Daar waar het bij klassieke conditionering gaat om eerdere gebeurtenissen die zorgen voor
gedragsveranderingen, gaat het bij operante conditionering om het veranderen van het gedrag vanwege de
gevolgen ervan. Edward Thorndike stelde dat als reacties op vertoond gedrag prettig zijn, het gedrag herhaald
zal worden, maar als er een negatieve reactie volgt, het gedrag niet nogmaals getoond zal worden. Dit noemde
hij de wet van het effect.
Bandura ontwikkelde een leertheorie. Hij keerde zich af van het idee dat kinderen leren door straf en beloning.
Volgens hem zou dit namelijk niet alle ontwikkelingen kunnen verklaren. Een kind zou volgens Bandura wél leren
door externe factoren, maar niet zozeer van de eigen ervaringen of door gedragsbekrachtigers, zoals bij
klassieke respectievelijk operante conditionering het geval is, maar door het gedrag dat vertoond wordt door
mensen in diens omgeving.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller danielledemunck. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.