Samenvatting behorend bij de cursus Global Change. Informatie afkomstig van College slides en literatuur (1. C.J.T. Houghton (2009); Global Warming: The Complete Briefing. Publisher: Cambridge University Press).
2. Clare Milson & Sue Rigby, Fossils at a Glance. 2nd edition, 2010)
Klimaatverandering: een significante en blijvende verandering in de statistische distributie van
weerpatronen, over een periode van tientallen jaren tot miljoenen jaren.
Global change (globale verandering):
Dit is de combinatie van klimaatverandering + mensen. Global change is meer gekeken naar de
recente geschiedenis en toekomst. Hiernaast is global change de interactie tussen het systeem aarde
en mensen, die hun levensonderhoud willen maximaliseren.
De verschillende ‘-sferen’ op aarde:
- Atmosfeer: de lucht
- Lithosfeer: de bovenste laag van de aarde
- Biosfeer: de natuur
- Hydrosfeer: het water
- Cryosfeer: het ijs
- Antroposfeer (anthroposphere): de impact van mensen op de aarde
Om te kunnen weten wat er in de toekomst kan gebeuren met het klimaat moet je goed weten wat
er in het verleden is gebeurd. → ‘Well understanding the past is the key to predict the future’.
Tegenwoordig vinden sommige wetenschappers dat wij een nieuw tijdperk zijn in gegaan, namelijk
het antroposceen (anthropocene). Met andere woorden, de mensen zorgt voor veel veranderingen
op aarde.
Wees bij het lezen van informatie betreffende klimaatverandering/global change altijd kritisch wat er
nou gezegd word. Vaak is dit namelijk maar het halve verhaal. Er zijn altijd verschillende standpunten
die worden genomen of te snel conclusies getrokken (denk maar aan het Al Gore voorbeeld).
Gaia hypothese en Daisy world:
In de Gaia hypothese gaat men ervan uit dat de aarde gezien kan worden als één levend organisme
die zich zodanig organiseert dat er altijd aangename voorwaarden voor leven worden bewaard.
Een voorbeeld hiervan is Daisy world: op deze denkbeeldige wereld zijn er witte en zwarte
madeliefjes, in den beginnen zijn er evenveel witte als zwarte madeliefjes zaadjes geplant. Door de
zon warmt de wereld op waardoor de madeliefjes gaan groeien (in gelijke getalen). Maar na verloop
van tijd begint het zwarte madeliefje te domineren, omdat deze een laag albedo percentage hebben.
Zij kunnen dus meer licht opnemen en hierdoor meer groeien. Maar omdat de aarde hierdoor sneller
gaat opwarmen zullen de zwarte madeliefjes ook uiteindelijk als eerste doodgaan aan teveel warmte.
Nu gaan de witte madeliefjes juist domineren, omdat zij een heel hoog albedo percentage hebben en
dus veel licht/warmte terugkaatsen. Hierdoor koelt de aarde weer af en komen en gaan de zwarte
madeliefjes weer domineren etc. etc.
De aarde is niet zo’n simpel systeem. De aarde heeft veel verschillende sferen die allemaal met
elkaar in verbinding staan. De aarde is hierom nooit in een evenwicht.
Wat gaia hypothese en daisy world laten zien is dat het albedo effect belangrijk is voor het regelen
van de temperatuur op aarde. De terugkoppelingseffecten die door het albedo effect worden
veroorzaakt kunnen klimaatveranderingen versterken of verzwakken.
1
,Faint young sun paradox:
Bij het ontstaan van de aarde had de zon maar 70% van zijn huidige kracht. Ondanks dit feit waren er
toen toch vloeibare oceanen (en waren ze dus niet bevroren). Dit kan je verklaren door het feit dat er
toen veel vulkaanuitbarstingen waren en het verweringsmechanisme. Hoe warmer het is op aarde
hoe sneller gesteentes verweren en vice versa. Doordat er bij het ontstaan van de aarde (pre-
cambrium) enorm veel vulkaanuitbarstingen waren en dus veel CO2 uitstoot was, hield de aarde dus
ook veel meer warmte vast. Hierdoor kon er dus vloeibaar water blijven op aarde op de korte
termijn. Op de lange termijn kan dit natuurlijk niet, omdat bij een hogere temperatuur de verwering
ook sneller gaat en CO2 hierdoor ook sneller weer terug in de aarde zelf komt. (het gaat hier om
negatieve terugkoppeling).
IJstijden:
Gedurende de ijstijden waren grote delen van de wereld bedekt met ijs. De aarde was sterk
afgekoeld, waarbij dit proces versterkt werd door het CO2 gehalte op aarde en het albedo effect. →
positieve terugkoppeling.
Forcing en Feedback:
Forcing = forceren, iets teweegbrengen
Feedback = terugkoppeling, dit kan positief/negatief zijn
Op aarde zijn er verschillende terugkoppelingsprocessen te vinden. Denk maar aan de hiervoor
genoemde CO2 en albedo effect. Deze kunnen positief zijn of negatief zijn.
Positieve terugkoppeling:
de initiële situatie wordt versterkt door het
terugkoppelingsproces.
Negatieve terugkoppeling:
de initiële situatie wordt juist verzwakt door het
terugkoppelingsproces.
2
,Sessie 2: Paleontologie
Fossielen:
De resten of sporen van planten en/of dieren uit vroegere geologische perioden.
Er zijn 3 soorten fossielen:
- Sporenfossielen: fossielen van de sporen, die de dieren uit vroegere geologische perioden,
hebben gemaakt.
- Chemische fossielen
- (lichaam/body) fossielen: fysieke delen van het dier of plant
Het beschrijven van een fossiel doe je door te kijken naar de volgende aspecten van het fossiel:
- Grootte: micro (klein), macro (groot)
- Vorm
- Onderdelen, segmenten
- Symmetrie
- Ornamentatie
- Afdruk
- Skelet
- Materiaal: dit geeft informatie over de historie van het fossiel
Het classificeren van een fossiel:
Bij het classificeren van een fossiel wordt eerst de genusnaam (geslachtsnaam) gegeven en hierna de
soortnaam. Hierna wordt er tussen haakjes gezet: (beschreven door wie, in welk jaartal)
Voorbeeld:
Evolutie:
Door de geologische tijdschaal heen gaan soorten zich aanpassen/evolueren aan de nieuwe
leefomstandigheden/omgeving. Hierdoor ontstaan zich mutaties (genetisch) van de oorspronkelijke
soort.
Dit kan tot stand komen door geografische isolatie, oftewel doordat een stuk land afbreekt van het
grotere land vormt zich een eiland die volledig geïsoleerd is van de buitenwereld.
Verder kan mutatie ook ontstaan door ecospace. Deze ecospace ontstaat doordat er veel ruimte is
gecreëerd voor het ontstaan van een nieuwe soort door zojuist voorgekomen massa-extinctie.
3
, Fossilisatie:
Taphonomie: studie van het fossilisatieproces
Omdat fossilisatie een lange procedure is, kan er ook veel misgaan.
Van a tot g:
a) Exarticulatie: het missen van één of meer delen van het fossiel.
b) Fragmentatie.
c) Abrasie, oftewel het afronden van het fossiel door het schuren van bijvoorbeeld water (want
het fossiel wordt getransporteerd bijvoorbeeld).
d) Bio-erosie: doordat bijvoorbeeld diertjes aan het fossiel gaan eten kunnen zich incomplete
fossielen voorkomen.
e) Corrosie (veroesting) en oplossing/ontbinding.
f) Door begraving kunnen delen van het fossiel onder teveel druk komen te staan, waardoor ze
breken en dus niet meer in oorspronkelijke staat zijn.
g) Door diagenese kan het materiaal waarvan het fossiel gemaakt is veranderen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emanuelheinsbroek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.