Hoofdstuk 11: het bloed
Keypoints van dit hoofdstuk
1. Geef het schema van de volledige samenstelling van vol bloed (geen percenten m.u.v. bloedcellen). Geef de functie van elk
onderdeel van het bloed (op basis van schema keypoint hierboven).
• Zie apart bloed (onderdelen van het bloed en hun functie)
2. Verklaar de termen serum en haematocriet.
• Serum: de vloeistof die overblijft nadat stollingseiwitten zijn verwijderd à bloed zonder
stollingseiwitten$
• Haematocriet: percentage vol bloed ingenomen dor erytrocyten (rode bloedcellen).
Normale % hematocriet/packed cell bij volw man 46%, bij volw vrouw: 42%. Verschil zit
in androgenen (mann hormonen) die productie van erytrocyten stimuleren, oestrogenen
(vrouw hormonen) doen dat niet.
3. Waar worden erytrocyten, leukocyten en thrombocyten aangemaakt?
• Erytrocyten (rode bloedcellen), grootste deel vd leukocyten en trombocyten worden
gevormd in het rode beenmerg
• Vorming erytrocyten à erytropoëse à in rode beenmerg OF in myeloïde weefsels
• Leukocyten: lymfocyten worden gevormd uit lymfoïde stamcellen
à basofiele, eosinofiele, neutrofielen en monocyten worden gevormd uit myeloïde
stamcellen
• Trombocyten worden ook gevormd uit myeloïde stamcellen
4. Bespreek het fysiologisch systeem van hergebruik van hemoglobine.
• Vormen > 95% vd eiwitten in erytrocyt & verantwoordelijk voor vermogen vd cel om
zuurstof en kooldioxide te vervoeren
• 10% erytrocyten scheuren à via urine weg= hemolyse
• 90% erytrocyten breken af à fagocytose
• Erytrocyten verouderen/ beschadigen à deel vd cellen scheuren à hemoglobine in
bloed afgebroken & afzonderlijke polypeptieketens door nieren uit bloed gefilderd en
met urine uitgescheiden. Er er veel erytrocyten worden afgescheiden à urine roodbruin
à hemoglobinurie
• Hergebruik hemoglobine: elk onderdeel heeft andere toestemming
1) Eiwitten breken af tot aminozuren
2) Haemmocuul van ijzer ontdaan & omgezet in bilirubine à opgenomen door lever
via gal afgegeven in maagdarmstelsel. Heropname in bloed naar nieren voor
filtratie à urine. Blijft in maagdarmstelsel à bruine kleur stoelgang en gele
kleur urine
3) Ijzer: hergebruiken voor nieuwe bloedcellen
, 5. Bespreek het systeem van de bloedgroepen aan de hand van de antigenen en antistoffen:
• Antigenen= stoffen die een
imuunreactie kunnen
veroorzaken, een
verdedigingsreactie à lichaam
wordt bescherm; membranen
van alle cellen in het lichaam
bevatten oppervlakteantigenen
à immuunstelsel negeert deze
stoffen en valt ze niet aan als
lichaamsvreemd
• Aanwezigheid v deze
oppervlakteantigenen bepaalt
bloedgroep (BG)
- BG A: antigeen A à plasma bevat anti-B-antistoffen die antigeen B aanvallen
- BG B: antigeen B à plasma bevat anti-A-antistoffen die antigeen A aanvallen
- BG AB: antigeen A&B à plasma bevat geen anti-A en anti-B antistoffen
- Resuspositief (Rh+): resusantigeen op opp erytrocyt aanwezig
- Resusnegatief (Rh-): geen resusantigenen op opp
6. Wie mag bloed krijgen van wie? Verklaar fysiologisch waarom wel of waarom niet (op het vlak van het ABO-systeem én op het
vlak van Rhesusfactor).
• Immuunsysteel negeeert oppervlakteanitgenen/ agglutinogenen op eigen erytrocyten/
bloedplasma bevat antistoffen à reageren met oppervlakteanitgenen op erytrocyten v
andere bloedgroep
à BG A heeft antistoffen B
à BG B heeft antistoffen A
à BG AB heeft geen antistoffen
à BG O heeft antistoffen tegen A & B
• Als iemand bloed krijgt v andere bloedgroep: antistoffen komen in plasma vd ontvanger hun
specifiek antigeen op ontvangen erytrocyten tegen => kruisreactie
• Lichaamsvreemde erytrocyten gaan samenklonteren à gevolg v binding v antigenen &
antistoffen = agglutinatie
• Proteïnen in bloedplasma die erytrocyten kunnen afbreken = antistoffen
• Erytrocyten worden afgebroken OF ondergaan hemolyse klonters & fragmenten door
antistoffen aangevallen à vormen ronddrijvende massa’s die de vaten blokkeren à weefsels
beschadigd/afsterven
à wordt vermeden doordat BG ontvanger en donor compatibel zijn
à donor (welke antigen?) à receptor (welke antistof?)
O mag aan iedereen geven omdat hij geen antigenen heeft -> kan geen reactie uitlokken =
universele donor
A mag aan zichzelf en AB geven -> AB heeft geen antistof tegen A
B mag aan zichzelf en AB geven -> AB heeft geen antistof tegen B
AB mag alleen aan zichzelf geven = universele receptor
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentverpleegkunde1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.17. You're not tied to anything after your purchase.