Hoofdstuk 3 Het brein en het zenuwstelsel
Neuron = Een gespecialiseerde cel in het zenuwstelsel dat zich ophoopt en gegevens
verzendt.
Dendrieten = Het vertakte deel van een neuron die impulsen ontvangt en hen leidt
naar het cellichaam.
Cellichaam = Het gedeelte van de neuron met het metabolisme dat cellen aanpast
zodat deze levend en functioneel blijven.
Axon = Het deel van een neuron die impulsen doorgeeft aan klieren, spieren of
andere neuronen.
Efferente neuronen (motorische neuronen) = Zenuwen die berichten naar buiten van
het centrale zenuwstelsel te dragen.
Afferente neuronen (sensorische neuronen) = Zenuwen die boodschappen naar
binnen in de richting van het centrale zenuwstelsel te dragen.
Interneuronen = neuronen die noch afferente of efferente, maar in plaats daarvan
dragers zijn van informatie van de ene zenuwcel naar de andere.
Glia = Een type cel in het zenuwstelsel, werd lang beschouwd als een
ondersteunende functie van neuronen verschaffen; recent onderzoek geeft aan dat
glia ook vele andere functies hebben.
Myeline = Een vettige substantie dat sommige celsoorten gliacellen maakt; deze
cellen wikkelen zich rond het axon van sommige neuronen, waardoor een isolerende
myeling schede ontstaat rond deze neuronen.
Actiepotentiaal = Korte veranderende membranen, in de elektrische lading van een
neuronale membraan, het fysieke van het signaal dat de lengte van het neuron reist.
Rustpotentiaal = Spanning tussen de binnenzijde en de buitenzijde van een
neuronale membraan wanneer het neuron niet vuurt.
Excitatie drempel (excitation threshold) = Het spanningsverschil tussen de binnenkant
van een neuron en van de buitenspiegels die, indien de limiet wordt overschreden,
ervoor zorgt dat de neuron vuurt.
Alles-of-niets regel = De wet die alle actiepotentialen hebben, dezelfde kracht en
snelheid, ongeacht de triggering stimulus.
Synapse = De spleet tussen twee aangrenzende neuronen, bestaande uit de
presynaptische neuronen en postsynaptische membranen en de ruimte ertussen.
Neurotransmitters = Chemie uitgebracht door een neuron (normaal gezien de
presynaptische neuron) die een reactie in een ander neuron (normaal gezien de
postsynaptische neuron) triggeren, het belangrijkste middel van communicatie tussen
neuronen.
Synaptische heropname = Het presynaptische neuronen proces van het absorberen
van zijn eigen neurotransmitters na signalering, zodat ze weer kunnen worden
vrijgegeven bij de volgende keer dat het neuron gaat branden.
Agonisten = Drugs die de activiteit van een neurotransmitter te verbeteren.
Antagonisten = Geneesmiddelen die de activiteit van een neurotransmitter
belemmeren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IrisLin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.56. You're not tied to anything after your purchase.