Dit zijn alle werkgroepaantekingen en (goede) antwoorden op de vragen van Rechtsfilosofie en rechtstheorie, gemaakt in . Ik heb zelf een 8,5 gehaald voor het vak.
Hart:
Maakt gelding recht van formele criteria
Geldend recht: combinatie van primaire en secundaire regels (geen noodzakelijk verband
met rechtvaardigheid)
Secundaire regels: geven bevoegdheden aan personen en instanties om regels in het leven
te roepen, te veranderen, te handhaven.
o Procesrecht, maar ook contractenrecht: bevoegdheid om bindende afspraken te
maken die rechtens kunnen worden gehandhaafd.
o Primaire regels: hoe het behoord (“niet anderen van het leven beroven”).
Probleem:
o Onzekerheid oplossing: erkenningsregels (rules of recognition)
o Stasis oplossing: veranderingsregels (rules of change)
o Inefficiëntie oplossing: beslechtingsregels (rules of adjudication)
Wanneer functioneert recht? Wanneer is er sprake van een stabiele rechtsorde?
o Stelsel moet functioneren; A. Berusten op de vrijwillige aanvaarding door een
aanzienlijke groep (vooral justitiële autoriteiten). B. Voldoen aan minimum
inhoud natuurrecht.
Minimale eisen natuurrecht: geen stabiele rechtsorde mogelijk als niet voldaan is aan
minimumvoorwaarden.
Wel verband tussen recht en moraal maar geen noodzakelijk verband.
Hart: wetgeving en regelgeving in het algemeen ook alles wat niet voor de rechter
komt (Legal realists: zaken die voor de rechter komen zijn daardoor moeilijker, anders
zouden ze niet voor de rechter komen).
Regelsceptici/rechtsrealisten (Frank):
Voorspellen; wetten/jurisprudentie/rechtsbeginselen, economische/politieke factoren,
persoonlijke kenmerken lastig te voorspellen
Grote betekenis universele eigenschappen rechters
Veel besluitvorming o.g.v. persoonlijke (niet-juridische) eigenschappen (Llewellyn
meer politieke/economische eigenschappen; wat wenselijk is voor de maatschappij).
Hart vs regelsceptici (rechtsrealisten):
Veel gemakkelijke gevallen
Handelen individuen berust in belangrijke mate op interne perspectief. Beoordeling van
dat handelen door rechters berust ook op dit interne perspectief. Geeft meer robuuste
basis aan regels dan dat deze regelmatigheden voorspellen.
Intuïtief beslissen is niet in tegenspraak met regelgeleid beslissen; intuïtie is gebaseerd op
wet.
Finaliteit impliceert niet onfeilbaarheid (beslissingen rechters/scheidsrechters worden
gekritiseerd in termen van de regels, ook indien zij een finaal oordeel vellen).
Hart, Law as the Union of Primary and Secondary Rules
1. Hart maakt een onderscheid tussen regels van etiquette en grammatica enerzijds, en
regels die een ‘obligation’ behelzen (morele en rechtsregels) anderzijds (p. 86 e.v.). Leg
uit welk kenmerk die laatste typen regels onderscheidt van de eerste typen.
De laatste typen regels gaan gepaard met een “insistence on seriousness of social pressure”.
Achter deze typen regels gaat een hoge mate van sociale dwang schuil, die maakt dat er van
, mensen verwacht wordt aan de verplichtingen van de regels te voldoen. Er is een algemene
verwachting in de maatschappij dat er aan deze verplichtingen voldaan wordt.
Deze regels worden belangrijk gevonden omdat ze worden geacht noodzakelijk te zijn voor
het behouden van een sociaal leven, een leven in de maatschappij. Daarnaast kunnen bepaalde
plichten, of obligations, vaak conflicteren met rechten of belangen van anderen, en is het dan
goed om te weten dat deze typen regels meer navolging eisen dan andere regels.
2. Harts rechtspositivisme (zie ook de Hart-tekst van vorige week) maakt binnen de
categorie ‘regels die een obligation behelzen’ weer een onderscheid tussen louter
morele regels enerzijds en rechtsregels anderzijds. Leg dit onderscheid uit.
3. Volgens Hart zullen in een samenleving zowel individuen voorkomen die een intern
perspectief hebben op de regels van de samenleving, als individuen die daarop een
extern perspectief hebben (p. 88 e.v.). Leg uit wat het verschil is tussen deze twee
perspectieven.
Intern perspectief: onderdeel van een groep die de regels wel accepteert en er ook naar
handelt. “I had an obligation”. Gaat dus om participanten in het systeem, zoals rechters. Het
gaat om vrijwillig handelen, niet gedwongen.
Extern perspectief: observant die de regels niet zelf accepteert. “I was obliged to do so”. Gaat
dus om buitenstaanders, mensen die niet in het systeem zitten, zoals wetenschappers die een
ander juridisch systeem observeren.
4. Binnen de categorie individuen met een extern perspectief kun je drie subtypen
onderscheiden. Leg deze subtypen uit.
5. Hart zet uiteen hoe eenvoudige samenlevingen die groter en ingewikkelder worden
voor drie problemen komen te staan (p. 91 e.v.). Beschrijf elk van deze drie problemen.
Hij noemt het probleem van uncertainty, onzekerheid. Als niet duidelijk is wat de regels die
een obligation behelzen van een samenleving precies zijn, is er geen manier om hier achter te
komen, omdat hier geen procedure voor is. Dit vereist weer andere regels.
Hij noemt het probleem van the static character, het statische karakter van regels. Regels zijn
niet flexibel genoeg. Gewoontes veranderen snel, maar het duurt erg lang voordat gewoontes
als regels worden beschouwd.
Hij noemt het probleem van inefficiëntie. Regels worden niet efficiënt nageleefd, uitgevoerd,
vaak omdat mensen de regels zelf uitvoeren, uit eigenrichting handelen.
6. Voor elk van de in de vorige vraag genoemde problemen biedt een type secundaire
rechtsregel volgens Hart een oplossing. Leg voor elke type secundaire rechtsregel dat
Hart behandelt uit wat hij inhoudt, en waarom dat type secundaire regel het
betreffende probleem oplost.
Onzekerheid > het vastleggen van regels, in een wet bijvoorbeeld.
Statisch karakter > veranderingsregels vastleggen en instanties instellen die kunnen
veranderen.
Efficiëntie > straffen verbinden aan regels en instanties instellen die de straffen opleggen.
Hart, Formalism and Rule-Scepticism
7. Volgens Hart hebben algemene termen een ‘open textuur’ (p. 126 e.v.). Leg uit wat dit
betekent.
Open textuur: er is een bepaalde ruimte om begrippen uit te leggen, er is niet eenduidig één
antwoord. Je kan meerdere zaken onder één definitie scharen. Zoals “diefstal van een goed”.
Een goed is tegenwoordig ook elektriciteit, terwijl het niet tastbaar is. Dat is een lastiger geval
dan “stoel” onder “goed” scharen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vrouwejustitia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.