Alle begrippen van hoorcollege 1-12. Alle begrippen komen uit het inhoud sober zicht op Brightspace. Begrippen komen uit de boeken Feldman (2020), Slot & Van zaken (2019). Dit is het tweede tentamen van het eerste jaar: ontwikkelingspsychologie
Hoorcollege 1: Prenatale ontwikkeling en fysieke ontwikkeling in de
babytijd
Ontwikkelingspsychologie bestudeert hoe mensen veranderen en groeien gedurende hun leven. Er
zijn vier belangrijke gebieden:
Fysiek: Hoe ons lichaam groeit en zich ontwikkelt, zoals leren lopen of veranderingen in de
puberteit.
Cognitief: Hoe we denken, leren en onthouden dingen. Het heeft te maken met onze hersenen en
hoe ze werken.
Sociaal-emotioneel: Hoe we omgaan met anderen en onze emoties begrijpen. Het gaat ook over
vriendschappen en relaties.
Persoonlijkheid: Dit gaat over wie we zijn als persoon, de eigenschappen die ons uniek maken en
hoe we ons gedragen.
Experimenteel onderzoek: voor- en nameting, experimentele en controlegroep
Longitudinaal onderzoek: personen met gemeenschappelijke kenmerken worden voor een langere
tijd herhaaldelijk gemeten
Zygote: versmeltingsproduct van twee geslachtscellen, 0-2 weken
Monozygote tweeling: zygote is gesplitst, eeneiige tweeling
Dizygote tweeling: twee bevruchte eicellen creëren twee zygoten, twee-eiige tweeling
Erfelijkheid: het overdragen van bepaalde eigenschappen van generatie op generatie
Nature-nurture: nature zijn aangeboren eigenschappen, nurture zijn eigenschappen die zich hebben
gevormd door de omgeving
Gen-omgevingsinteractie-effecten: genetische aanleg en omgeving kunnen het kind op drie
manieren beïnvloeden
Actief: kinderen selecteren of creëren een omgeving die past bij hun genotype (dezelfde kinderen
zoeken elkaar op)
Passief: de ouders dragen zowel de genen als de omgeving over aan hun kinderen (sportief gezin
voorbeeld)
Evocatief: ouders en anderen creëren een omgevingen in reactie op het genotype van het kind
(ouders zien slim kind, meenemen naar bieb)
Diathese Stress Model: aandoening ontstaat vanuit aanleg in combinatie met stressvolle
omstandigheden
Differential Susceptibility Hypothese: mensen zijn beïnvloedbaar door de omgeving en zijn hier
vatbaar voor
Madelief- /Paardenbloemkinderen: ontwikkelen zich goed onder welke omstandigheden maar ook
Orchidee-kinderen: kwetsbare kinderen, bij een positieve omgeving ontwikkelen ze zich sneller en
bij een negatieve omgeving juist niet (verwelken ze)
Conceptie: bevruchting van de eicel
Stadia van prenatale ontwikkeling
Germinaal: bevruchting tot twee weken (zygote)
Embryonaal: twee tot acht weken (embryo)
Ectoderm: vorming van huid en zenuwstelsel
Mesoderm: vorming van bloed, skelet, spieren, bindweefsel, urogenitaal stelsel
Endoderm: vorming van spijsvertering en inwegende organen
Foetaal: acht weken tot geboorte (foetus)
Teratogene effecten: factoren die problemen kunnen veroorzaken bij ongeboren baby’s (roken,
alcohol, oudere leeftijd)
Apgar-score: onderzoek van verloskundige na geboorte van baby waarbij er getest wordt op 5
onderdelen met max 10 punten
Vroeggeboorte: baby wordt te vroeg geboren (voor 37 weken)
Postpartumdepressie: een vorm van depressie die optreedt bij vrouwen die recent bevallen zijn
Premature baby’s: baby’s die te vroeg worden geboren
, Baby’s met een laag geboortegewicht: weegt minder dan 2500 gram/5 lbs/5 oz
Groeivertraagde baby’s: baby groeit de langzaam
Baby’s met een zeer laag geboortegewicht: weegt minder dan 1500 gram/ongeveer 3 lb/9 oz
Levensvatbare leeftijd: de leeftijd waarop een baby kan overleven als hij te vroeg geboren wordt.
Volgens sommige bronnen is dat vanaf 24 weken zwangerschap
Zuigelingensterfte: aantal kinderen dat in het eerste levensjaar sterft
Hoorcollege 2: motorische ontwikkeling van 0-6 jaar
Groeiprincipes
Cefalocaudaal: ontwikkeling van hoofd tot teen
Proximodistaal: ontwikkeling van binnen naar buiten; romp naar armen/benen (beheersing van het
lichaam)
Principe van hiërarchische integratie: van simpel naar complexe vaardigheden
Onafhankelijkheid van systemen: lichaamssystemen ontwikkelen zich niet afzonderlijk van elkaar
(tempo en timing)
Dynamische systeemtheorie: beschrijft hoe motorische vaardigheden zich ontwikkelen en in
samenhang worden gecoördineerd
Gevoelige periode: meestal vroeg in het even waarin het kind extra gevoelig is voor
omgevingsinvloeden met betrekken tot een bepaalde facet van de ontwikkeling
Plasticiteit: veranderingen in de organisatie van de hersenen van individuen. Neurale plasticiteit
maakt deel uit van de hersenontwikkeling bij kinderen, en treedt daarnaast op als gevolg van
ontwikkeling, leren of ervaring bij normale volwassenen, en na hersenletsel.
Scaffolding: tijdelijke, adaptieve hulp door de docent of ouder
Zone van naaste ontwikkeling: het aanspreken van het kind op een niveau dat net buiten bereik is
van wat een kind op eigen kracht kan (met dus hulp van docent/ouder etc)
Perceptuele schematisering: een verband tussen hersenontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling
(tekening die uit figuurtjes bestaat als geheel en losse figuurtjes kunnen zien)
Affordances: wat de omgeving het individu te bieden heeft
Interactionele benadering: benadering van taalverwerving waarbij er van wordt uitgegaan dat het
taalaanbod van en de interactie met moedertaalsprekers een grote rol spelen
Bayley scales of infant development: is een instrument om het ontwikkelingsverloop van jonge
kinderen in kaart te brengen en om kinderen met een ontwikkelingsachterstand te identificeren
vanuit Nancy Bayley
Mijlpalen in de fijne motoriek: dingen vast kunnen houden, bouwen, kleuren, vouwen, scheuren
Mijlpalen motorische ontwikkelingen: rollen, zitten kruipen, lopen
Multimodale benadering van perceptie: een manier om te kijken hoe we informatie van
verschillende zintuigen combineren en begrijpen
Hoorcollege 3: Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd
Still Face experiment: geeft inzicht in hoe de reacties van een ouder de emotionele ontwikkeling van
een baby kunnen beïnvloeden. Moeder maakt contact en lacht -> daarna still face -> baby overstuur
Social referencing: het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van anderen om
onduidelijke gebeurtenissen te kunnen plaatsen. Dit begint meestal rond de 8 a 9 maanden.
Hechting: Het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind, dat volgens sommige
direct na de geboorte dient plaats te vinden.
Gehechtheidstheorie
Bowlby: hechtingtheorie, innerlijk werkmodel
Ainsworth: vier gehechtsheidsstijlen
Vreemde Situatie Procedure (Ainsworth): een procedure die in de jaren zeventig door Mary
Ainsworth is bedacht om gehechtheid bij kinderen te observeren , dat wil zeggen relaties tussen een
verzorger en een kind. Het is van toepassing op kinderen tussen de negen en achttien maanden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisbosman2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.59. You're not tied to anything after your purchase.