Samenvatting B2 Historische Ontwikkeling van het
Publiekrecht
week 1 – introducti e
Welke rechtsgebieden kent het publiekrecht?
1. Staatsrecht:
- Instrumentele functie: het is het rechtsgebied dat de bevoegdheden regelt die betrekking
hebben op de inrichting van het staatsbestel en het functioneren van de staat.
- Waarborgfunctie: het regelt de waarborgen van de burger tegenover de staat.
2. Strafrecht
- Instrumentele functie: het regelt de bevoegdheden omtrent, opsporen, vervolgen en berechten.
Hierbij staat het algemene belang voorop
- Waarborgfunctie: het beschermt de burger tegen de overheid
3. Bestuursrecht:
- Instrumentele functie: het regelt de bevoegdheden die betrekking hebben op het ingrijpen van
de overheid in het maatschappelijk leven
- Waarborgfunctie: het bevat waarborgen voor de burger tegen dat overheidsingrijpen in de
samenleving.
In grote lijnen de ontwikkeling van het publiekrecht
1ste periode: vanaf de Romeinen tot de 17 e eeuw
a. De Romeinen kenden al een onderscheid tussen publiekrecht (algemeen belang) en privaatrecht
- Algemeen belang zo klein mogelijk houden
b. Het belangrijkste recht was privaatrecht
- Voorbeeld: het rijk van Karel de Grote werd via erfpacht overgedragen aan zonen
c. Er was geen trias politica
- Voorbeeld: de belangrijkste taak vond de keizer zelf rechtsspreken
2de periode: 17e een 18e eeuw – emancipatie van het publiekrecht uit het privaatrecht
a. Het publiekrecht wordt een eigen rechtsgebied met eigen beginselen
- In het bijzonder het legaliteitsbeginsel
3e periode: Einde 18e eeuw – Franse Revolutie (1789) begin van de rechtsstaat
a. De erkenning van het legaliteitsbeginsel als een centraal beginsel.
b. Invoering trias politica (machtenscheiding en machtenspreiding)
c. Het ontstaan van vrijheidsrechten, opgenomen in een grondwet (spreken, geloven etc.)
d. Het begin van de rechtsbescherming van de burger tegen de overheid
- Gevolg hiervan is een scherpe scheiding tussen publiek en privaat
- Publieke bevoegdheden mogen niet worden uitgeoefend door private partijen
- Einde van academierechtspraak en belastingheffing door particulieren
4e periode; 19e eeuw – parlementaire democratie
a. Ontstaan van parlementair stelsel, wordt vaak gekoppeld aan ministeriële verantwoordelijkheid
- Nieuwe positie van de koning
b. Ontstaan van politieke grondrechten (kiesrecht)
c. Scheiding tussen het bestuur en politiek
- Het bestuursrecht ontwikkelde zich naar een zelfstandig rechtsgebied, omdat de taken van de
overheid zich lichaam uitbreidde.
,5e periode: einde 19e eeuw/begin 20e eeuw – sociale rechtsstaat/verzorgingsstaat
a. Het ontstaan van sociale grondrechten
b. Het ontstaan van beginselen van behoorlijk bestuur en behoorlijke wetgeving
c. Het ontstaan van publiekrechtelijke rechtsbescherming door bestuursrechters
d. 1980 – het begin van privatisering, overheid staat taken af. Gevolg is dat publiek en privaat door
elkaar lopen.
,Week 2 – codifi cati e
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen geschreven en ongeschreven recht
- Ongeschreven recht: oorspronkelijk bestond alleen ongeschreven recht, maar vanwege de
behoefte aan rechtszekerheid begon men met het noteren van rechtsregels
- Geschreven recht: rechtsregels die gecodificeerd zijn
Codificatie = geschreven recht, waaraan de overheid een aan haar gezag ontleende, uitsluitende
gelding toekent, deze exclusiviteit maakt de rechtsoptekening tot een volledige.
Wat is een codificatie?
1. Omvangrijke wet(boek) dat tevens een algemeen verbindend voorschrift is
- Dat het moet gaan om een algemeen verbindend voorschrift, is gedaan vanuit afweging van
algemeen belang en trias politica. Dat algemeen heeft betrekking op dat je een wet maakt op
een veelheid van gevalleen en voor herhaalde toepassing vatbaar (legaliteitsbeginsel).
2. Afkomstig van een overheidsorgaan dat tot wetgeving bevoegd is:
- Staat in de Grondwet 81 en 89 Gw
- Hierbij kan bezetting een probleem vormen, maar je kan beargumenteren dat indien de bezetter
effectief gezag heeft, dat de bezetting geen obstakel vormt voor de bevoegdheid tot het maken
van wetgeving.
3. Heeft exclusieve gelding
- Er mogen dus geen andere rechtsbronnen zijn, die moeten zijn afgeschaft.
- Staat tegenover materiële volledigheid: het streven van de wetgever om een antwoord te
bevatten op alle mogelijke juridische problemen op het betreffende rechtsgebied
- Drukt het monopolie van de wetgever op het maken van AVV’s uit alleen de wetgever is
bevoegd tot het maken van codificaties. Rechtspraak levert geen algemeen verbindende
voorschriften op.
Op ieder tentamen kom ook de volgende vraag voor:
Past het verlenen van toestemming van het huwelijk van Willem-Alexander en Maxima binnen de ideale leer
van de trias politica
1. Wat voor overheidsactiviteit is het verlenen van toestemming?
a. Is dat rechtspreken (oplossen van conflict)? nee.
b. Is het wetgevende taak/maken van algemeen verbindend voorschrift nee
c. Is het nemen van besluit zonder dat er sprake is van een conflict (bestuur)? Ja
2. Wie geeft er toestemming voor het huwelijk? staat in artikel 28 van de Grondwet: het gebeurt bij
wet (door regering en Staten-Generaal) wetgever
3. Dus een bestuurlijke taak wordt gedaan door de wetgever en dit past niet binnen de leer van de trias
politica.
Motieven codificatie
1. Staatsbelang (belangrijk motief)
- Interne functie: bedoeling is de samenhorigheid te bevorderen in een samenleving, dit wordt
vaak gevraagd na een oorlog en vaak in landen. Is vergelijkbaar met de vlag, de munt etc.
- Externe functie: veel landen wilden dat hun wetboek overgenomen werd door andere landen
(bijvoorbeeld Frankrijk)
2. Het economisch belang (belangrijk motief)
- Rechtseenheid is nodig voor economische groei en welvaart
3. Het politiek ideologisch motief
- Aanpassing van wetgeving aan een nieuwe politieke leer
, - Voorbeeld: Volksgezetsbuch: recht aanpassen aan de nationale socialistische leer.
4. Het belang van de burger
- Dit in verband met de rechtszekerheid, codificatie kan zorgen voor bescherming van zwakkere
partijen (natuurrecht)
De wetgever
Door middel van interpretatie kan uitleg en betekenis worden gegeven aan het recht. Staat anderzijds wel
weer op gespannen voet met de rechtszekerheid van een codificatie. Het is aan de rechtsprekende macht om
de wet uit te leggen. Macht van de wetgever dus beperkt met betrekking tot de toekomstige uitleg.
Manieren om de macht van rechtsprekende macht aan banden te leggen:
1) In het verleden is door de wetgever geprobeerd om een gezaghebbende uitleg te geven aan
wetteksten: authentieke interpretatie. Bijvoorbeeld de verordeningen die keizer Justinianus
uitvaardigde. Dit bood geen uitweg, omdat die verordeningen ook weer moesten worden uitgelegd.
2) Een andere manier was het opleggen van een algeheel verbod van ieder commentaar op het
wetboek. Dit had ook weinig zin, omdat een wettekst nou eenmaal uitleg nodig heeft.
3) Laatste manier is verplichten dat de rechter uitleg vraagt aan de wetgever. Werd in de Verlichting
référé législatif genoemd. Werkt ook niet omdat dit alleen gold voor moeilijke wetteksten en de
rechter eerst zelf moest bepalen of daar sprake van was. Bovendien moest de uitleg van de wetgever
ook worden uitgelegd.
Zes interpretatiemethoden
1. Grammaticale interpretatie: kijken naar de betekenis van woord in dagelijks taalgebruik
2. Wetshistorische interpretatie: kijken naar de bedoeling van de wetgever
3. Rechtshistorische interpretatie: gekeken naar de herkomst van een bepaalde regel
4. Systematische interpretatie: kijken naar hoe een regel wordt toegepast in het stelsel van de wet
5. Analogische interpretatie: kijken naar een ander geval dat er op lijkt
6. Teleologische interpretatie: kijken naar het doel van de regeling
De uitleg van de rechtsprekende macht is bindend. De rechter heeft een uitleggingsplicht en mag niet
weigeren om recht te spreken. Rechters zijn wel vrij in de keuze van de interpretatiemethode. Daardoor is
het recht flexibel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lynn14. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.