4B - Thema 6 - Ecologie
6.1 Een ecoloog aan het werk
Ecologie is de tak van biologie waarin de relaties tussen organismen en hun milieu worden
bestudeerd. Abiotische factoren (‘zonder leven’) en biotische factoren hebben invloed op
levende organismen en andersom. Dieren die abiotische factoren beïnvloeden, worden
‘ecosystem engineers’ genoemd. Abiotische factoren bepalen de randvoorwaarden voor het
leven van allerlei soorten. Er is sprake van een systeem: een min of meer begrensde
eenheid, waarin een wisselwerking tussen de verschillende onderdelen (factoren) optreedt
(zoals een sloot), een ecosysteem.
In de grafieken van Scheffer is een relatie tussen twee evenwichtstoestanden en de
mogelijkheid om via een ingreep het systeem te veranderen. Er is een overgang zichtbaar,
een kantelpunt.
6.2 De organisatieniveaus van de ecologie
In de ecologie worden relaties tussen organismen en hun milieu op verschillende
organisatieniveaus bestudeerd.
De biosfeer is het deel van de aarde en de dampkring dat door organismen wordt bewoond.
Hierin komen grote gebieden voor waarin het klimaat sterk bepalend is voor de soorten
organismen die daar kunnen leven (zoals een regenwoud of woestijn). Binnen deze
gebieden komen min of meer natuurlijk begrensde gebieden voor, elk met kenmerkende
biotische en abiotische factoren. Voorbeelden van dit soort ecosystemen zijn een bos en
een meer.
Het eerste organisatieniveau is het individu. Deze leeft in wisselwerking met de omringende
biotische en abiotische factoren. Het tweede organisatieniveau, de populatie, een
verzameling van één soort met een onderling verband. Er is voorplanting en concurrentie.
Soms is er gezamenlijke verdediging tegen predatoren of samenwerking voor prooien. Een
populatie heeft emergente eigenschappen: eigenschappen die wel gelden op het
organisatieniveau van de populatie, maar niet op dat van het individu. Voorbeelden hiervan
zijn dichtheid (aantal per vierkante meter of liter), geslachtsverhouding, geboortecijfer en
sterftecijfer.
Het totaal van populaties in een bepaald duidelijk begrensd gebied vorm het
organisatieniveau ecosysteem. Hierin vind je emergente eigenschappen, zoals biodiversiteit
(verscheidenheid aan soorten) en complexiteit (ingewikkeldheid van relaties tussen soorten).
Een minder vaak gebruikt niveau is de levensgemeenschap. Dit is de verzameling van alle
organismen die in het ecosysteem leven. Het laatste organisatieniveau bestaat uit alle
ecosystemen bij elkaar: de biosfeer of systeem aarde.
De laatste jaren is men gaan inzoomen op het individu. Hierbij kom je via orgaan, weefsel,
cel en organel uit bij het molecuul. Hierin is het DNA-molecuul heel belangrijk. De
verzameling van alle verschillende DNA-moleculen in een cel heet het genoom.
Ecogenomics of ecogenomica is een nieuwe vorm van biologisch onderzoek naar
verschillende soorten (vooral bacteriën).
6.3 Individuen
Elk individu is op meerdere manieren (erfelijk) aangepast aan het milieu waarin het
voorkomt. Tolerantie is het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische
factor te verdragen. Iedere soort heeft op aarde een bepaalde verspreidingsgebied
(areaal) waar de soort voorkomt. Dieren en plantenzaden kunnen buiten dit gebied
terechtkomen, maar hier toch niet altijd kunnen handhaven. Er is dan ten minste van één
abiotische factor een tolerantiegrens overschreven: een uiterste waarde waarbij individuen
, van de soort kunnen overleven. Deze abiotische factor werkt dan als een beperkende
factor. Een voorbeeld is een guppy: het tolerantiegebied van guppy’s voor temperatuur ligt
tussen de 5 en 38 graden. Als het aantal individuen tegen de milieutemperatuur wordt
uitgezet, ontstaat er een optimumkromme met twee trajecten waar er sprake is van stress.
Hierin kunnen ze niet groeien of voortplanten doordat alle energie wordt verbruikt bij het in
leven blijven.
Klimaat
Het verspreidingsgebied van een soort is afhankelijk van het klimaat: een combinatie van
verschillende abiotische factoren zoals temperatuur, licht en water (neerslag). Op aarde zijn
grote gebieden waarin (vrijwel) hetzelfde klimaat heerst, een macroklimaat. Hierin en ook in
één ecosysteem kunnen echter verschillen bestaan in temperatuur, licht, wind en neerslag.
Elk plekje van en ecosysteem heeft zijn eigen microklimaat.
Temperatuur
Het verspreidingsgebied is ook afhankelijk van de temperatuur. Het leven van de meeste
planten en poikilotherme dieren (dieren met een wisselende lichaamstemperatuur) is bij
een temperatuur van 0 tot 45 graden, terwijl vogels en zoogdieren met een constante
lichaamstemperatuur (homoiotherme dieren) zelfs daaronder kunnen leven. Chemische
processen worden geregeld door enzymen waarvan de activiteit afhankelijk is van de
temperatuur De tolerantiegrenzen hiervoor lopen dan ook erg uiteen (verschillende bij
woestijn en toendra dieren).
Homoiotherme dieren hebben vaak een groter tolerantiegebied, echter is het moeilijk om
deze lichaamstemperatuur op peil te houden doordat voedsel schaars is. Daarom trekken
dieren soms naar warmere gebieden of hebben ze kleine lichaamsuitsteeksels.
Licht
Planten hebben niet allemaal evenveel licht nodig (voor de fotosynthese). Zonplanten
groeien het best bij een hoge lichtintensiteit en komen voor op plekken met weinig schaduw
(woestijn). Schaduwplanten groeien het best bij een beperkte lichtintensiteit en komen voor
op schaduwrijke plaatsen (bodem van het bos).
De daglengte heeft ook invloed op planten en dieren (vooral op de voortplanting).
Plantengroei, hypofyse vorming (hormoon en groei geslachtsorganen vogels), tijdstip paring
en eileg en het begin van de vogeltrek wordt beïnvloed door de daglengte. Bij diepzeedieren
is het niet van belang, omdat er vanaf 200 meter diepte duisternis heerst.
Lucht
De beweging van de lucht (wind) is vooral van invloed op planten. Bij windbloemen zorgt
wind voor bestuiving (ook zaadverspreiding). Door wind verdampt water sneller uit bladeren
waardoor planten soms aanpassingen bezitten om uitdroging tegen te gaan. Ook de
samenstelling van lucht (o.a. zuurstofgehalte) is van belang en luchtvervuiling.
Koolstof kan in verschillende vormen voorkomen: in moleculaire vorm (CO2) of ionvorm
(HCO3- of CO32-). De concentratieverhouding hiervan wordt in sterke mate bepaalde door de
pH. Sommige waterplanten kunnen ook HCO3- voor de fotosynthese gebruiken.
Water
Voor organismen in de zee zijn abiotische factoren vrij constant. Organismen in
oppervlaktewateren (rivieren, meren) hebben soms sterke schommelingen in de
temperatuur of samenstelling van het water. Planten zijn sterk aangepast aan de
beschikbare hoeveelheid water.
Landplanten hebben aan de buitenkant van de bladeren cuticula (waslaagje) en alleen
huidmondjes aan de onderkant van bladeren. Landplanten in vochtig milieu hebben
bladeren met veel huidmondjes en dunne cuticula en ze hebben kleine wortelstelsels. Droger
milieu betekent beter ontwikkeld wortelstelsel dieper in de grond groeiend. Landplanten in
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 7danique. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.