College 1: Perception
Perception is a constructive act
- het is objectief
Je hebt verschillende corticale stromen:
- bottom up
- top-down
Het kan zijn dat er wel iets is, maar je het niet waarneemt (geen perceptie)
- bijvoorbeeld bij genoeg licht, gesloten ogen, neglect, camouflage, gorilla filmpje
Het kan ook zijn dat je wel iets ziet, maar er is niks
- hallucinaties (top-down), dromen, illusies
Perceptual grouping: Mensen hebben vaak regels om percepties te groeperen
- proximity: wanneer objecten dichter bij elkaar staan dan anderen kunnen er rijen en lijnen ontstaan.
- color similarity: Dezelfde kleuren
- size similarity
- element collectedness: dus als ze aan elkaar verbonden zijn
-> Er zijn nog veel meer van dit soort regels
Context heeft ook invloed op onze perceptie
Principles of figure-ground organization:
- Surroundedness: wat is het object en wat is de achtergrond?
-> object is vaak belangrijker dan de achtergrond.
-> grootte (kleinere dingen zijn vaak objecten)
-> oriëntatie (hoger contrast is vaak figuur)
-> symmetrie
-> betekenis (dus als iets lijkt op iets wat we kennen), dit is top-down
Bij objectherkenning is veel flexibiliteit nodig (je moet objecten vanuit verschillende perspectieven
herkennen)
- RBC Theory: Recognition By Components (Irving Biederman)
-> vorm representaties van objecten zijn gebaseerd op GEONS (vormen die altijd hetzelfde blijven
ondanks de oriëntatie, zoals een vierkant, cilinder)
-> verschillende GEONS samen, zorgen dat een object een object is.
- dit is echter niet altijd het geval, er zijn met bepaalde oriëntaties waarin het niet altijd te herkennen is
-> Soms is het dus heel erg lastig bepaalde objecten te herkennen vanuit verschillende oriëntaties
- Waarschijnlijk hebben mensen beide systemen, beide hebben ook problemen
- Het brein is veel flexibeler dan deze systemen laten lijken.
,Multiple view approach: Je hebt verschillende beelden in je hoofd van verschillende perspectieven
van een object
> niet perfect, je hebt veel beelden in je hoofd nodig en hoe zit het met een nieuw object?
Object recognition: Er zijn verschillende niveaus van categorieën, steeds specifieker
- een onderdeel is basic level: Een intermediate niveau van de categoriale hiërarchie waarbij ze de
zelfde vormen hebben en dezelfde interacties hebben (dus honden, vogels, etc.)
> Entry level categories: Het niveau waarop je spontaan iets herkend (dus bijv. een struisvogel of
pinguïn in plaats van gewoon een vogel)
Depth cues: Waardoor mensen dingen 3D zien, diepte dus
- Pictorial Cues: Het ene object is niet helemaal zichtbaar, omdat er een ander object voor staat
(oclusion); of omdat iets heel groot staat (dus het is dichtbij en kleine dingen zijn ver weg); verder
weg wordt een beetje waziger (bij de horizon, dit heet aerial perspective); 2 lijnen die een beetje
buigen naar de horizon; schaduwen
- Motion Cues: Hoe verder weg iets is, hoe langzamer het beweegt
- Oculomotor Cues: De manier waarop iemands ogen staan, dichtbij is een
dikkere lens, dunnere lens voor ver weg, grote hoek wanneer iets dicht bij is en
kleine hoek wanneer iets ver weg is (kijken naar je neus)
- Binocular Cues: Je hebt 2 ogen die kunnen focussen op dezelfde punten,
daardoor worden de dingen erom heen vaag, helpt met onderscheid maken tussen
dichtbij en ver weg
> Stereopsis: De indruk van diepte die we ervaren van 2 iets verschillende
beelden op het retina
3D zorgt voor duizeligheid:
- 3D suggereert dat je op een specifieke manier beweegt, terwijl je in het echt helemaal niet beweegt:
Dit veroorzaakt een conflict tussen zicht en proprioceptie.
- Als je je hoofd beweegt, lijkt het of de hele scene beweegt.
- De ogen passen zich aan de afstand tot de tv aan, maar ze kunnen convergeren/divergeren afhangend
van de 3D impressie.
- Normaal is alles buiten de focus afstand wazig, maar met 3D is alles scherp en helder.
- Slechte 3D films hebben tussen de shots door zijn er gefocuste diepte lagen die van de een naar de
ander springen.
College 2: Perception and Attention
Aandacht:
Volgens James (1890): “Taking possession of the mind, in clear and vivid form, of one out of what
seem several simultaneously possible objects or trains of thought
It implies withdrawal from some things in order to deal effectively with others”
- we gebruiken het aandachtssysteem om te selecteren, niet alles is namelijk nuttig.
- Je kan je aandacht wisselen en het kan veranderen waarop je aandacht gefocust is.
Aandacht:
- visual/auditory attention
- attentional selection: early or late
- vrijwillig en niet vrijwillig
- spacce-based or object-based
Aandacht: Mechanism to filter out irrelevant information to avoid overload of perception
-> selection
, Experiment:
Treisman’s (1960): Een koptelefoon waarbij verschillende boodschappen werden doorgegeven in het
linker- en rechteroor
- herhalen wat in het rechteroor werd gezegd en negeren wat in het linkeroor werd gezegd.
- ze kreeg de ene helft van de zin in de rechteroor te horen en de andere helft in haar linkeroor
- onbewust verschoof haar aandacht naar het linkeroor wanneer de 2 e helft van de zin daar kwam
-> dus “meaning” is heel erg belangrijk bij aandacht (dit heeft te maken met late selection)
Early selection: Je selecteert meteen bij de input wat belangrijk is voor er perceptuele processing
plaatsvindt.
Hoewel je geen aandacht hebt voor iets, kan dit wel je perceptie beïnvloeden
- als je bijvoorbeeld woorden hoort zonder erop te focussen kan dit beïnvloeden hoe je een andere zin
interpreteerd
- heeft te maken met late selection
Feature search: je moet zoeken voor één feature in een plaatje
- dit is vaak niet moeilijk en het springt er vaak uit
- bv kleur, lijn oriëntatie, lengte, beweging
- het maakt niet uit hoe groot het is, het blijft even makkelijk
Conjunction search: combinatie van 2 features die beide gevonden worden in afleidende vormen
- bv op zoek naar een groene T, dan heb je een rode T en een groene O
- het springt er niet meteen uit, maar je gaat eerder scannen
- met je aandacht ga je van element naar element en kijk je of je de goede combinatie vindt.
- hier is dus aandacht voor nodig!
- hoe groter het wordt, hoe lastiger en hoe langer het duurt om te antwoorden
Feature Integration Theory (FIT):
(Treisman)
- all features in the visual field (color, size, orientation, etc.) are processed parallel
- attention scans the visual field
- attention at a specific location binds whatever features are present at that location
-> illusory conjunction is een bewijs hiervoor
Illusory conjunction: je moet je aandacht houden op iets, maar er staan nog andere dingen bij met
features -> je onthoudt niet de combinatie van de features, maar wel de features los van elkaar
- due to a lack of attention colors and features are not binded correctly
Problems for FIT:
- pop out of conjunction targets: dus een combinatie die meteen opvalt (bijvoorbeeld een bewegende
X, waarbij er ook O’s zijn die bewegen)
- visual search is not always based on image level features (het gaat niet alleen om features, maar ook
om vormen)
Inattentional blindness: Je bent zo gefocust op iets dat je wat anders niet opvalt
- soms helemaal niet gezien, maar bepaalde aspecten wel (zoals vorm, cijfer, kleur en locatie)
- inattentional trial: locatie is het makkelijkst om te detecteren, kleur is daarna het makkelijkst, daarna
cijfer en vorm is het lastigst.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roos03ni. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.77. You're not tied to anything after your purchase.