Hoofdstuk 2a: Meerwaarde van financiële markt/bank
Wat te kennen / niet te kennen hoofdstuk 2:
Niet:
- Box 2.1 Consumption
- Box 2.2 Price of a security
- 2.3 Determination of the market rate of interest
Kredietnemers: hebben
geld te weinig
Kredietgevers: hebben
geld te veel
KGers kunnen naar de
financiële markt om te
investeren in aandelen en
obligaties. Het geld komt
daarna terug bij de KG,
zo komen zij in contact
met elkaar. Andere
mogelijkheid is om uw
geld op een rekening te
zetten in een bank.
à 2 kanalen voor kredietgevers en kredietnemers om met elkaar in contact te komen.
Vraagstelling hoofdstuk 2:
Wat is het ‘nut’ van deze kanalen? Wat is het nut van het bestaan van een financiële markt/
kapitaalmarkt/ bank?
à Wat is het nut van de mogelijkheid om uit te lenen/ontlenen? Antwoord via grafiek
gebaseerd op een aantal ‘vereenvoudigde’ veronderstellingen.
2
,Veronderstellingen:
Veronderstelling 1: 2 periodes
We tekenen de financiële situatie van een individu.
Y1 = het inkomen van een individu in periode 1
Start bij punt Z.
Stel een landbouwer teelt aardappelen en de opbrengst is Y1. Het jaar daarna is de opbrengst
Y2 (boogje).
Boogje noemt FYL: fysieke investeringsopportuniteiten lijn. Dit verbindt een investering met
de opbrengst van die investering als het een fysieke investering betreft. FYL verbindt
investering met opbrengst via ‘fysieke’ investering. Als je wil investeren, moet je dat fysiek
doen. Voorbeeld een landbouwer kan investeren door een deel van de aardappelen bij zich te
houden en te gebruiken als landgoed.
Dit betekent dat er een stukje van het inkomen wordt geïnvesteerd (verschil tussen C1 en Y1).
Punt Q wordt nu bereikt in plaats van Z. Er wordt dus een stukje van het rijkdom weggegeven
om later grotere rijkdom te hebben. Consumptie (C1) is kleiner dan Y1. Hij wordt beloond
volgend jaar en dan zie je C2, die groter is dan Y2. Meer consumeren dan Y1 in periode 1 kan
niet.
3
, Veronderstelling 2: Dalende rendementen
Landbouwer heeft bepaalde lap grond en
deze is vrij beperkt. Die grond wordt elk
jaar volgepland met aardappelen. Hij
plant daar nog extra aardappelen bij, maar
daar is er eigenlijk geen plaats voor.
Hoe meer aardappelen je toevoegt, hoe
dichter de aardappelen liggen. Hierdoor
daalt uw extra rendement. Concaaf
getekend, dus rendement zakt.
Veronderstelling 3: nut bepaald door C1 en C2: U(C1, C2)
U is een functie en wordt bepaald door C1 en C2
Nutcurve bevat alle combinaties van C1 en C2 die hetzelfde nut geven. Deze curve is dalend,
want je geeft C2 op en krijgt C1. Er is een trade-off tussen beide. Deze trade-off houdt elkaar
in evenwicht.
U’ is beter dan U, want U’ ligt meer naar rechtsboven, meer consumptie
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller char12. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.