100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting inleiding in de sociologie van alle verplichte literatuur $6.48   Add to cart

Summary

samenvatting inleiding in de sociologie van alle verplichte literatuur

1 review
 83 views  6 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Beide boeken zijn samengevat, Sociology, a global introduction van Plummer en Our social world, introduction to sociology van Ballentine. Alle verplichte literatuur van het vak wordt behandeld.

Preview 4 out of 41  pages

  • No
  • Alle verplichte literatuur
  • January 21, 2024
  • 41
  • 2023/2024
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: dantellpinas • 2 months ago

avatar-seller
Samenvatting boeken:
Sociology, A global introduction (PLUMMER)
Our social world, introduction to sociology (BALLANTINE)

Voor het vak: Inleiding in de sociologie

Hoofdstuk 2 thinking sociologically en hoofdstuk 2 examining the social world
Door de gehele geschiedenis heen zijn mensen benieuwd hoe een samenleving werkt.

Ibn Khaldun was de eerste persoon die de sociale wereld probeerde te begrijpen op een
systematische manier. Hij was vooral geïnteresseerd in de solidariteit tussen de mensen
tijdens de oorlog die er toen plaats vond.

Meerdere gebeurtenissen in de geschiedenis hebben ervoor gezorgd dat mensen meer
interesse en behoefte hadden aan sociologie.
Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse kolonies, Nederlanders wilden toen meer te weten
komen over de mensen die in de kolonies woonde daar leefde.
Ook de industrialisatie heeft veel vragen bij mensen opgeroepen, hoe kan het dat een
maatschappij zo snel veranderd?

Maar tijdens de Franse revolutie ontstond sociologie. De twee sociale denkers waren Henri
Saint-Simon en Auguste Comte. Zij dachten dat als je het sociale leven beter zou gaan
begrijpen je de samenleving ook kon gaan sturen, waardoor er geen revoluties meer zouden
komen.

In 1838 gebruikte Comte de term sociologie voor het eerst.

Een theoretisch perspectief is een manier van kijken naar de samenleving die sociologen
gebruiken tijdens analyses en onderzoek. Theoretische perspectieven zijn de breedste
theorieën in de sociologie, ze geven je een bepaalde kijk om de gehele samenleving en haar
problemen.

Een theorie is een verklaring van hoe en waarom specifieke feiten met elkaar in verband
staan. Een goede theorie kan ervoor zorgen dat sociologen voorspellingen kunnen maken
over de sociale wereld.

Voorbeeld: Emile Durkheim, hij observeerde dat bepaalde groepen een hoger
zelfmoordpercentage hebben dan andere groepen. Aan deze observatie plakte hij een
theorie: Een hoog risico op zelfmoord vloeit voort uit een lage sociale integratie.

Maar door alleen maar feiten naast elkaar te houden, betekent niet dat de theorie klopt. Er
moet veel bewijs bij elkaar verzameld worden ook moet de theorie vaak getest worden.

,Er zijn 4 klassieke perspectieven die in het verleden het sociologisch denken hebben
bepaald:
 Functionalisme (macro)
 Conflicttheorie (macro)
 Symbolisch interactionisme (micro)
 Rationele keuzebenadering (micro)
Deze theorieën zijn voor micro of macro bedoeld, maar alle theorieën kan je op mesoniveau
bekijken (hangt er wel vanaf hoe je je onderzoeksvraag stelt).

Functionalisme
Aanhangers van het functionalisme kijken naar de maatschappij als een complex systeem,
waarbij alle aparte delen elk een eigen functie hebben en samenwerken om solidariteit en
stabiliteit te bevorderen.
Belangrijke punten van het functionalisme:
 Ons leven wordt geleid door sociale structuren, wat relatief stabiele patronen van
sociaal gedrag zijn.
 Sociale structuur heeft sociale functie of consequenties voor de werking van de
maatschappij.

Functionalisten zien de samenleving dus als een vrij begrijpelijk, geordend en stabiel geheel.
De grondleggers van deze stroming zijn Auguste Comté en Herbert Spencer.

Belangrijke personen voor het functionalisme:
 Herbert Spencer
Spencer heeft een theorie ontwikkeld die ten grondslag ligt aan de theorie van Darwin:
survival of the fittest. Spencers theorie wordt sociaal darwinisme genoemd, omdat Spencer
refereert naar de maatschappij in plaats van naar het individu. Hij wilde aantonen dat door
survival of the fittest de samenleving met het verstrijken van tijd steeds verbeterd wordt
doordat de intelligentste, meest ambitieuze en meest productieve mensen zouden gaan
overheersen.
De theorie werd gezien als het legaliseren van kapitalisme en hij raadde de overheid dan ook
aan om zo min mogelijk delen van de samenleving te beschermen.
Kritiek op deze theorie was dat hij wreed en onmenselijk was.

 Emile Durkheim
Emile Durkheim wordt gezien als de oprichter van het functionalisme. Durkheim deelt het
perspectief van sociaal darwinisme niet geheel. Hij richt zich vooral op sociale solidariteit en
op hoe maatschappijen met elkaar samenhangen. Hij gelooft dat iedereen een collectief
bewustzijn heeft en dat die ervoor zorgt dat elk individu handelt naar de samenleving. We
worden beïnvloed door sociale feiten.

 Talcott Parsons
Parsons zag de samenleving als een systeem waaraan iedereen gesocialiseerd mee moet
werken zodat de maatschappij in staat is zich aan te passen, doelen te bereiken en te
handhaven.

,  Robert K. Merton
Merton heeft zich verdiept in het sociale functioneren van mensen. Hij gaf aan dat de
consequenties van de sociale structuur wisselend zijn voor ieder lid van de maatschappij.
Ook zei hij dat mensen zelden alle functies van een specifieke sociale structuur overzien.
De manifeste functies -> zijn de herkende en bedoelde consequenties van een sociaal
patroon.
De latente functies -> zijn de niet-herkende en onbedoelde consequenties van een sociaal
patroon.
Ook beschrijft hij sociale disfuncties, dit zijn volgens hem sociale patronen met ongewenste
consequenties voor de werking van de maatschappij.

Kenmerken van het functionalisme:
 Bestudeerd het macroniveau, de patronen van de samenleving
 Kijkt naar wat de samenleving samenhoudt
 Alles heeft een functie die betrekking heeft tot de samenleving
 Alles verloopt harmonieus

Kritiek op het functionalisme is dat het de maatschappij ziet als een ordelijk, voorspelbaar
geheel. Want hoe kan men de maatschappij als een ‘natuurlijke orde’ zien, als sociale
patronen verschillen per plaats en veranderen naar mate de tijd verstrijkt?
Ook is de theorie heel abstract en moeilijk te testen.

Conflicttheorie
De conflicttheorie is eigenlijk het tegenovergestelde van het functionalisme.
Aanhangers van de conflicttheorie zien de samenleving als een strijdtoneel met daarin
sociaal ongelijke groepen en individuen die met elkaar in conflict zijn en verandering
veroorzaken.
Terwijl bij het functionalisme de nadruk op solidariteit ligt, ligt die hier op verdeeldheid die
wordt veroorzaakt door ongelijkheid.
Conflicten kunnen bijvoorbeeld ontstaan door verschil in geslacht, klasse, etniciteit, leeftijd
en onderwijs. Het gaat om een conflict tussen de dominante en minder dominante groepen.
Men stelt dat ongelijkheid en de conflicten die daaruit voortkomen ontstaan zijn uit de
manier waarop de maatschappij zich organiseert.
Sociale structuur bevoordeelt sommige mensen terwijl het anderen benadeelt. Het doel van
de conflicttheorie is niet alleen om de maatschappij te leren begrijpen, maar ook om deze te
veranderen.

Karl Marx is de grondlegger van de conflicttheorie. Marx zag dat het kapitalisme steeds
groter werd en zag dit als een enorm conflict. De arbeiders (proletariat) werden erg
onderdrukt en moesten hard werken voor maar een klein beetje geld. Terwijl aan de andere
kant de fabriek houders (bourgeoisie) zwommen in het geld.

 Harriet Martineau
Ze wordt over het algemeen gezien als de eerste vrouwelijke socioloog. Ze schreef
verschillende boeken over hoe de Verenigde Staten hadden gefaald als een democratisch
land ten opzichte van vrouwen. Haar werk was het begin van het feminisme.

,  Du Bois
Hij was de eerste donkere Amerikaan die een doctoraat (hoogst haalbare graag aan een
universiteit) behaalde aan de Harvard Universiteit. Hij schreef een boek over de ongelijkheid
in Amerika tussen de donkere en witte mensen, the souls of black folk. Du Bois geloofde dat
je met sociologie de samenleving moest verbeteren en niet alleen de samenleving moet
leren begrijpen.

 Ralf Dahrendorf
Dahrendorf verfijnde de ideeën van Marx. Hij wees erop dat het kapitalisme nog steeds
bestond doordat er betere werkomstandigheden kwamen voor de arbeiders. Wel was er nog
steeds ongelijkheid, maar niet meer gebaseerd op eigendom, maar op autoriteit.

 Lewis Coser
Coser keek op een andere manier naar conflict dan Marx. Hij zegt dat conflicten juist de
samenleving en de organisaties sterker maakt. Coser zegt dat een conflict een teken is dat
niet alle groepsleden blij zijn, de groep gaat zich dan aanpassen en daardoor zal de groep er
sterker uitkomen.

Kenmerken van de conflicttheorie:
 Conflicten leggen ten grondslag van alle sociale relaties
 Groepen proberen altijd hun eigen status te behouden, ook al gaat dit ten koste
van andere groepen.
 Er moet verandering plaatsvinden

Kritiek op de conflicttheorie stelt dat de theorie compleet voorbijgaat aan de eenheid die
wel aanwezig is in een samenleving door gedeelde waarden en wederzijdse afhankelijkheid.
Daarnaast hebben alle theoretische benaderingen politieke gevolgen, waarmee de
objectiviteit in het geding komt. Ook ziet het de maatschappij als erg breed waardoor het
een ’ding’ op zichzelf wordt in plaats van een samenstelling van persoonlijke ervaringen.

Sociale actietheorie/symbolisch interactionisme
Terwijl het functionalisme en de conflicttheorie op macroniveau kijken en zich dus focussen
op brede sociale structuren, kijkt de sociale actietheorie op microniveau naar sociale
interacties in specifieke situaties.
Grondleggers hiervan zijn:
 Max Weber
 George Herbert Mead
 Erving Goffman
 George Blumer

De actietheorie van Max Weber is een microtheorie die zich richt op hoe actoren sociale
betekenis geven. In zijn theorie staat de ervaring van het volk centraal. Volgens hem worden
veranderingen niet alleen veroorzaakt door technische ontwikkelingen, maar ook door
ontwikkelingen in denken. Hiervoor vergeleek hij ideale types van bepaalde categorieën met
elkaar.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudyWithBo. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.48  6x  sold
  • (1)
  Add to cart