HC1 & 2 - Hoofstuk 1, 19 & 22
Hoofdstuk 1
Management accounting houdt zich bezig met het frequent verzamelen en presenteren van gedetailleerde
financiële en non-financiële gegevens die managers helpen bij interne beslissingen. Deze hoeven meestal niet
te voldoen aan eisen. Hierbij wordt zowel gekeken naar de toekomst als naar het verleden.
Financial accounting richt zich voornamelijk op het minder frequent verzamelen en presenteren van globale
financiële gegevens aan de externe aandeelhouders. Deze moeten voldoen aan de accountingregels.
Financial accounting richt zich voornamelijk op de afgelopen periode.
Management accounting omvat veel onderwerpen zoals:
● Key success factors:
○ Prijs
○ Kosten
○ Tijd
○ Innovatie
● Value chain en supply chain analysis
● Klantgerichtheid
● Vooruitgang en benchmarking
Hoofdstuk 19
Rentabiliteit totale vermogen (ROA) = (NW + IK) / GTV
Return on Investment (ROI) = (opbrengst of besparing / investering)
● Het verschilt vaak per bedrijf welke formule precies gehanteerd wordt.
● Zo bestaat er ook ROI = (opbrengst / TV)
Terugverdienperiode (pay-back time) = investering / jaarlijkse omzet
DuPont methode ROA
ROA = (Omzet / GTV) x ((NW + IK) / Omzet)
● Hierbij is (Omzet / GTV) de asset turnover ratio
● Hierbij is ((NW + IK) / Omzet) de return on sales (ROS)
DuPont methode ROI
ROI = (Omzet / investering) x ((NW + IK) / Omzet)
Het nadeel van ROI is dat het een ratio is. Er wordt te veel naar de veranderingen van de ratio gekeken
waardoor sommige projecten wel of juist niet worden uitgevoerd. Zo kunnen er projecten zijn die nadelig zijn
voor de ROI van de betreffende subunit terwijl ze wel voordelig zijn voor de ROI van het bedrijf als geheel.
Deze zullen dan veelal niet worden ondernomen. Hierbij wordt de goal congruency niet behaald.
Residual income (RI) = NW - (benodigde rate of return x Investering) = NW - (RRT% x Investering)
● Hierbij is (RRT% x Investering) de imputed costs.
Het voordeel van RI is dat er hierbij gekeken wordt naar absolute prestaties in euro’s en niet naar een
percentage. Hierdoor zullen sommige projecten die op basis van de ROI afgewezen werden toch worden
uitgevoerd.
1
,Economic Value Added (EVA) = NW na belasting - (WACC x (TV - VVK))
● Dit is als het ware een verbeterde versie van de Residual Income (RI).
● Het idee hierachter is dat er alleen geld verdiend wordt als de NW na belasting groter is dan de kosten
van schulden en EV.
Conclusie
Bedrijven hanteren vaak verschillende soorten prestatiemaatstaven waaronder ROI, RI en EVA.
● RI en EVA hebben minder de neiging om van het hoofddoel af te wijken dan ROI omdat deze niet zo
nauw gefocust zijn als ROI.
● EVA is de enige maatstaf van de 3 die ook rekening houdt met belastingen en verschillende soorten
van financiering (zowel EV als VV). Het is daarentegen wel moeilijker te berekenen.
Executive Compensation Plan (ECP) is een mix van onder andere:
● Beloning
● Risico
● Besluitvorming horizon (KT of LT)
● Minimum en maximum
Veel ECPs zijn gebaseerd op 2 prestatie-indicatoren:
● Nettowinst (vooral op KT)
● Aandelenprijs (vooral op LT)
Een typisch beloningsschema ziet er als volgt uit:
● Als NW < bogey dan is de manager geneigd om de NW te verlagen (taking a bath).
○ Dit is als het ware een extreme vorm van income minimization.
● Als NW > cap dan is de manager geneigd om de NW te verlagen (income minimization).
● Als bogey < NW < cap dan is de manager geneigd om de NW te verhogen (income maximization).
Hoofdstuk 22
Balanced Scorecard = een tool om de strategie in een uitgebreide set van prestatiekenmerken te vertalen.
De Balanced Scorecard bestaat uit 4 key perspectives:
● Financial perspective
○ VB: winst en opbrengsten van de strategie
● Customer perspective
○ VB: op welke markt moeten we ons richten
2
, ● Internal perspective
○ VB: hoe moet het productieproces worden ingevuld zodat er waarde voor de klant wordt
gecreëerd.
● Learning and growth
○ VB: welke capabilities hebben we nodig om het bedrijf te kunnen verbeteren.
De moeilijkste taak hierbij is om de juist prestatiemaatstaven te vinden in elke categorie.
3
, HC3 - Hoofdstuk 2, 8 en 9
Hoofdstuk 2
● Kosten = resources die worden opgeofferd om een bepaald doel te bereiken (meestal uitgedrukt in
monetaire eenheden zoals $ of €).
○ Kosten spelen een belangrijke rol bij het nemen van beslissingen (decision making).
○ Het bepalen van de kosten is een complex proces.
● Het kostensysteem vindt plaats in 2 stappen:
○ Cost accumulation
■ Dit is het verzamelen van kosten informatie met behulp van een accounting systeem.
○ Cost assignment
■ Het toerekenen van kosten aan een afdeling of product.
● Cost object = een item waarvoor informatie over de kosten benodigd is. Dit kan voor een proces, een
product, een afdeling of een klant.
○ VB: de kosten voor het maken van een Tesla Model X.
○ VB: de kosten voor de spoorweg tussen Rotterdam en Den Haag.
■ Let op! Gaat het om een product, om een divisie, om een fabriek, etc?
Directe en indirecte kosten
● Directe kosten zijn kosten die vrij eenvoudig toe te wijzen zijn aan een bepaald cost object.
● Indirecte kosten zijn kosten die niet makkelijk toe te wijzen zijn aan een bepaald cost object. Deze
kosten worden doorbelast volgens de kostenallocatie methode.
Vaste en variabele kosten
● Vaste kosten zijn kosten die onafhankelijk zijn van de afzet.
● Variabele kosten zijn kosten die wel afhankelijk zijn van de afzet.
Cost allocation = het ‘volgen’ en alloceren van alle kosten (zowel direct, indirect als vast, variabel).
● Prime costs → direct traceren via bijvoorbeeld barcodes, personeel schema
● Indirect costs → gebouwen, machines (m.b.v. assumpties)
Hoofdstuk 9
Vanuit een inschatting van de kosten (cost estimation) kan de relatie tussen de kosten en de activiteiten
(cost behavior) worden vastgesteld. Daarmee kunnen vervolgens de toekomstige kosten worden geschat
(cost prediction).
Een aantal aannames en veronderstellingen ten aanzien van het kostengedrag:
● Veranderingen in de totale kosten kunnen worden verklaard door veranderingen in het niveau van de
individuele activiteit.
○ VB: een verschil in machine-uren kan de verandering van de totale kosten verklaren.
● Het gedrag van de kosten kan goed worden benaderd met behulp van een lineaire functie (op een
bepaald niveau, relevant range)
Een grotere time span (tijdshorizon) zal leiden tot een groter deel variabele kosten binnen een relevant range
(binnen een afgebakend volume).
● VB: op korte termijn zullen de salarissen voor inspectiemedewerkers vaste kosten zijn met betrekking
tot het aantal uren dat zij inspectiewerk verrichten. Op de lange termijn zullen deze salarissen variabele
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller victor427. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.