Voorstuk Periode 1:
Het Heldenepos was een genre dat overal ter wereld voorkwam.
- Heldenepos: lang verhalend gedicht met veel nadruk op het heldhaftige.
Dit heldenepos was een orale traditie, dit betekent dat ze gezongen met liedjes of gewoon
werden voorgedragen werden en op die manier aan andere mensen werd overgedragen. Het
Gilgamesj-epos uit Mesopotamië is het oudst bewaarde heldenepos literaire werk.
Oudheid – Middeleeuwen ca. 3000 v. Chr. – ca. 1500 n. Chr.
Het maatschappelijk leven was in zowel de oudheid als in de middeleeuwen doortrokken van
religie. Het was in de oudheid vooral een taak van het individu, maar ook van de staat. In de
middeleeuwen speelde de kerk een grote rol.
In Mesopotamië had iedere stadstaat een eigen stadsgod, en ze hadden ook een grote
tempel (ziggoerat) die in leiding was van een priesterkaste. Deze priesters hadden niet alleen
leiding over de tempel, maar ook over de landbouweconomie. In Mesopotamië kenden ze
veel geloven (polytheïsme).
- Polytheïsme: geloven in meerdere goden. Ontstaan in Mesopotamië.
Hun godenverhalen (mythen) verklaarden natuurverschijnselen en het ontstaan van de
wereld.
De Grieken namen veel godsdienstige gebruiken en concepten over van de Mesopotamiërs
en paste deze vervolgens aan, zoals een altaar voor de tempel en grote beelden van goden
en godinnen. Het leven in een Griekse stadstaat, ook wel polis genoemd was op tal van
manieren verbonden met de religie.
Ook in Rome was het polytheïsme erg kenmerkend. In Rome waren priesters werkzaam en
augures: leggen de voortekens uit.
In de Romeinse tijd kwam het christendom op gang. Deze verschilt heel erg vergeleken met
het polytheïstische geloof in de andere maatschappijen van de oudheid. Zo is het
christendom monotheïstisch en was er een heilige tekst: de bijbel.
- Monotheïsme: Het geloven in 1 god.
het christendom domineerde vooral in de middeleeuwen. In de oudheid was er in het
midden van de gemeenschap een tempel, maar in de middeleeuwen was dit het klooster, de
kerk of de kathedraal.
Het wereldbeeld van Mesopotamiërs, Grieken, Romeinen en middeleeuwers was
theocentrisch: goden of een god waren een wezenlijke kern van hun wereldbeeld.
Hun kalenders en rituelen was allemaal gebaseerd op het geloof. Ze voelden zich verbonden
met een hogere macht. Mensen geloofden dat hun handelingen bestuurd werden door
goden en dat de goden dus konden ingrijpen in wereldlijke zaken en praktijken.
Er was in deze maatschappijen een sociale hiërarchie: indeling in groepen of klassen.
Je had vier klassen: elite, middengroep, lagere klasse en een onderlaag (slaven en horigen).
Rijkdom werd vooral bepaald door grootgrondbezit met landbouw en veeteelt. Horigen en
slaven werkten op de landbouwgrond. Handel en krijgsbuit vulden de rijkdom aan.
,In Mesopotamië behoorde het grootgrondbezit aan de tempel en het paleis. In Rome en
Griekenland beheerden aristocratische families de grote landgoederen. In de middeleeuwen
was grootgrondbezit de basis voor het feodale systeem.
De elite nam in deze periode de nadruk op de macht en aanzien en eer.
Onderwijs was in deze periode voor weinig mensen weggelegd. Veel mensen konden niet
lezen en schrijven. De orale traditie speelde een hele belangrijke rol. De verhalen zoals het
heldenepos werd vooral verteld voor kleine groepen. De teksten waren vooral gericht op de
bovenlaag (elite). Er bestonden chansons de gestes: verhalen over ridders.
Kenmerken van het heldenepos:
- Orale traditie
- Auctoriale vertelinstantie
- Compositietechnieken
- Vaste aanduidingen en traditionele formules en zinnen
- Vaste inhoudelijke elementen: zoals het vertrek, een bijeenkomst, de aankomst.
In een heldenepos staat het heldenleven centraal en volgt het een vast patroon. De held in
het verhaal is meestal een man en heeft een bijzondere afkomst. Soms heeft de held een
bijzondere geboorte. Ze zijn knap en heel erg sterk en hebben bijzondere kwaliteiten, zoals:
bovenmenselijke krachten en magische gaven. Helden hebben altijd betere kwaliteiten dan
hun tegenstanders en ze hebben een groot eergevoel. Ze sterven jong, maar zijn zeer eervol,
of ze worden heel erg oud en brengen rijkdom en welvaart. Alle helden blijven na hun dood
geëerd.
Belangrijke aspecten van de aristocratische ideologie:
- Standsgevoel
- Strijdlust
- Moed
- Krijgsmanschap
- Eergevoel
De aristocratische ideologie bepaalt het doen en laten van de helden.
De heldenepen stamden uit maatschappijen waar het gehele leven van religie doortrokken
was (Theocentrisch). Dit zie je terug in de heldenverhalen, er in belangrijk contact tussen de
godenwereld en de mensen, of het christendom speelt een belangrijke rol.
Module 1: De oudste en oude literatuur
Mesopotamië:
Ongeveer 3200 v. Chr. werd voor het eerst het schrift gebruikt. Het was een vruchtbaar
gebied, waardoor landbouw mogelijk was. Hierdoor gingen mensen er permanent wonen en
ontstonden er steden. In deze steden stonden natuurlijk tempels met veel grondbezit en
daar was veel landbouw en veeteelt (Tempeleconomie).
Om de administratie bij te houden werd dat in het schrift vastgelegd. Zo ontstond het
spijkerschrift: de informatie werd met een rietstengel op een kleitablet geschreven. Hierdoor
werden de verhalen die normaal werden verteld opgeschreven.
,Het oudste verhaal dat in het schrift is vastgelegd is het Gilgamesj-epos. Barden (dit waren
zangers-dichters) reciteerden de mondeling overgeleverde verhalen aan vorsthoven. Uit alle
verhalen werd rond 1200 v. Chr. de standaardversie samengesteld. Dit was een
samenhangend heldenepos van ca. 3000 versregels verdeeld over 12 kleitabletten met
daarop het heldenepos over Gilgamesj. De titelfiguur is de historische koning Gilgamesj die
ongeveer 2750 jaar v. Chr. koning was van Oeroek, een stad in het zuiden van Mesopotamië.
Griekenland:
Na Mesopotamië kwam Griekenland tot bloei. Rond 600 v. Chr. waren er 2 Griekse filosofen:
Thales van Milete en Anaximander.
- Filosofie: het streven naar kennis, inzicht en waarheid
De filosofie maakt zich los van de mythologie. De Griekse mythe verschafte kennis over de
wereld en over de plaats van de mens in de kosmos. Een mythe gaf een fantasierijk antwoord
op een waarom vraag zonder de rede of feiten te gebruiken, maar filosofen wilden het wel
met de rede het antwoord beantwoorden.
In Griekenland waren van de achtste tot en met de zesde eeuw v.C. de mythen nog
vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven. De werken van Homerus waren
onlosmakelijk verbonden met de mythologie. In zijn heldenepen spelen de goden een
belangrijke en doorslaggevende rol. In zijn verhalen de illias en Odyssee beschrijft Homerus
de adel uit de Griekse Bronstijd als een wereld waarin vorstelijke krijgsmentaliteit
gecombineerd wordt met de almacht van de godenwereld.
Het publiek van Homerus wilden graag geloven dat hun voorouders helden waren geweest
en verlangen daarom naar epische verhalen en heroïek.
De Illias:
Twee verhaallijnen zijn met elkaar verbonden. Dit zijn de gebeurtenissen op het slagveld en
de ruzie tussen Agamemnon en Achilles. Eerste verhaallijn gaat over de oorlog tussen de
Grieken en Trojanen. Grieken belegeren onder aanvoering van Agamemnon de burcht van
Troje. De tweede verhaallijn gaat over de wrok van Achilles. Achilles wil niet langer meer
meevechten met de andere Grieken
De Odyssee:
Gaat over de lotgevallen van de Griekse held Odysseus na de val van Troje. Na 10 jaar strijd
weten de Grieken de Trojanen te verslaan. Op de terugweg naar zijn paleis maakt Odysseus
veel avonturen mee. Zijn trouwe vrouw heet Penelope. Eenmaal thuis aangekomen verslaat
Odysseus met zijn zoon Telemachos de vrijers. Odysseus laat hiermee zien dat hij haar
echtgenoot is die na twintig jaar is teruggekeerd. De rol van de goden in Odysseus is ook erg
belangrijk. Zo krijgt Odysseus hulp van de godin Athena om de weg terug naar huis te vinden.
Einde van de eeuwenoude orale traditie:
De Illias en Odyssee zijn lange heldenepen i.p.v. korte liederen. De teksten zijn in de tweede
helft van de achtste eeuw geconcipieerd, maar nog steeds materiaal uit de orale traditie.
De teksten van Homerus zijn zo omvangrijk dat ze werden gezongen door rhapsoden
(rondtrekkende volkszangers).
, De verhalen van de Illias en Odyssee komen overeen met de Mesopotamische literatuur
zoals het Gilgamesj-epos:
- omvangrijke heldenepen
- een mythisch verleden
- Er is direct contact tussen de goden en de mensen
In de achtste eeuw ontstond in Griekenland de polis: de stadstaat.
Vijfde eeuw, bloei van de Griekse tragedie in de belangrijkste stadstaat Athene. De Griekse
tragedie had een vaste opbouw doel: de uitwerking (de katharsis) op het
publiek. Het begon met een exposito: hierin werd de beginsituatie beschreven en wat er al
gebeurd was. Hierna raakte de hoofdfiguur in de intrige: hierdoor wordt de spanning
opgevoerd. Deze intrige leidt tot een crisis en na een beslissende wending (de peripeteia)
eindigt de tragedie met een verzoening of de ondergang (de catastrofe) van de
hoofdpersoon.
Alleen van de schrijvers Aischylos, Sofokles en Euripides zijn tragedis bewaard gebleven. Ze
gebruikten mythologisch materiaal en gebruikten de mythologische stof om conflicten en
dilemma’s uit te beelden. Het publiek kon zich inleven in de personages en zich invoelen in
hoe het was om tragische keuzes te maken.
Rome:
Vanaf de zesde eeuw v.C. neemt het Romeinse Rijk de leidende positie van Griekenland over:
In 27 v.C. kwam de Romeinse Republiek ten einde door het keizerschap van Augustus. Met
Augustus begon het Romeinse Keizerrijk. Augustus bracht orde en zorgde ervoor dat zijn
positie werd aanvaard door gebruik te maken van kunst en literatuur als propagandamiddel.
De Aeneis is een heldenepos over de fictieve oorsprong van Rome en over de grootheid van
Rome in het verleden, heden en toekomst:
De Aeneis verleende een (literetaire) voorgeschiedenis van Augustus. Vergilius verschafte de
Romeinen een literaire tegenhanger van de Griekse Illias en Odyssee van Homerus.
Aan de ene kant sluit het heldenepos van Vergilius aan bij de heldenepen van Homerus, want
Aeneis is een vervolg op de Trojaanse oorlog, maar aan de andere kant neemt Vergilius
afstand van zijn Griekse voorbeelden: via Aeneis stammen de Romeinen van de Trojanen af
en niet van de Grieken.
Onder leiding van Augustus maakte de Romeinse literatuur een bloeiperiode door:
- Boeken uit deze tijd werden nog steeds gelezen in de renaissance.
In de periode van het Romeinse Keizerrijk ontstond het christendom:
- Heilige boek is de bijbel.
- De bijbel is geschreven in het Hebreeuws, Aramees en Grieks.
- Het is een verzameling van zestig boeken.
- Ontstaan in een lange periode vanaf de achtste eeuw v.C. tot de tweede eeuw n.C.
- Het bestaat uit het oude en het nieuwe testament.
Het Oude Testament:
Bevat verhalen van de schepping van de wereld en de mens: Adam en Eva.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller clairencespiering. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.22. You're not tied to anything after your purchase.