Aantekeningen van de hoorcolleges extra samenvatting (beknopt) van enkele voorgeschreven artikelen van vorig jaar, die wellicht handig zijn. Ook een aantal tentamenvragen met uitwerkingen.
Strafrechtelijk bewijsrecht – college 1 – Algemene noties omtrent feitenonderzoek en bewijs
Doel van het vak
- Voortbouwen op het bewijsrecht in de bachelor;
- Nadruk op de (empiristische) activiteit van bewijzen en het interdisciplinaire karakter daarvan; - activiteit van het
bewijzen. Niet per se juridisch, logisch proces. Laat zich niet dichttimmeren met rechtsnormen. Bewijzen is iets
ingewikkelds en is een empirische activiteit. Andere disciplines nadrukkelijk in het vak.
- Nadruk op de notie van betrouwbaarheid (en niet zozeer op de notie van rechtmatigheid); - accurate
waarheidsvinding. Niet elke schending van een regel wordt afgedaan via art. 395a Sv. We zijn erg gefocust geweest
op het perspectief van de rechtmatigheid. Bewijsregeling, art. 339 e.v. Sv. Nijboer heeft het over feiten, onderzoek
en bewijs. Voor een beslissing over het bewijs, gaat daar onderzoek aan vooraf.
- Weinig nadruk op het proces van bewijsgaring. – niet uitgebreid over opsporingsbevoegdheden. Door de bril van
de betrouwbaarheid.
Perspectief ligt op de rechter. Hoe komt de rechter tot zijn bewijsoordeel gegeven het bewijsmateriaal dat aan hem
wordt gepresenteerd. Hoe vertaal je dat naar een bewijsbeslissing.
Schriftelijk tentamen op 8 juni 2018, hertentamen op 2 juli 2018.
Programma
Week 1 – Algemene noties omtrent feitenonderzoek en bewijs (vrijdag 4 mei)
Week 2 – Forensisch-technisch bewijs (dinsdag 8 mei)
Week 3 – Grondtrekken van het Nederlandse bewijsstelsel (vrijdag 18 mei)
Week 4 – Testimoniaal bewijs (vrijdag 25 mei)
Week 5 - Bewijsconstructie en bewijsmotivering (vrijdag 1 juni)
Onderwerpen college 1
- Waarheidsvinding en waarheidsbegrippen
- Betekenis van het recht en andere disciplines voor de bewijsbeslissing
- Bewijzen en bewijstheorieën
- Rol van de rechterlijke overtuiging en de vrije selectie en waardering van het bewijs
Waarheidsvinding is een belangrijk doel.
Opdracht
‘One minute paper’
Wat is waarheid en kunnen we die in het strafproces vaststellen?
Actieve rechter moet opzoek gaan naar de materiële waarheid. De waarheid in het strafproces hangt samen met de
rechterlijke overtuiging. Zonder die overtuiging hoeft de rechter niet tot een bewezenverklaring te komen, ondanks dat
er bewijs is. Het oordeel dat de rechter geeft is een waarschijnlijkheidsoordeel. Perceptie bepaalt ook wat wordt gezien
als de waarheid.
Doel van het strafproces
- Waarheidsvinding:
o Ophelderen wat er is gebeurd (‘de ware toedracht’)
Er is iets als een objectieve werkelijkheid. = uitgangspunt. Die notie moet je omarmen, wat ben je anders
aan het doen? Dat stellen we ons tot doel. Tegelijkertijd stellen we ons ook ten doel om te discrimineren
tussen enerzijds de werkelijk schuldigen en anderzijds de werkelijk onschuldigen. Fout positieve
beslissingen te voorkomen (positief beslissen op de waarheidsvinding, terwijl hij onschuldig is). fout
negatieve beslissingen willen we ook voorkomen. Wat is ergen in het recht? Fout positieve beslissing. Het
veroordelen van werkelijk onschuldige personen dat is in strijd met ons rechtsgevoel. = onschuldpresumptie
aan ten grondslag. Schuldbeginsel.
o Op correcte wijze discrimineren tussen ‘schuldigen’ en ‘onschuldigen’
Voorkomen van fout positieven (onterecht als schuldig aangemerkt) en vals negatieven (ten onrechte als onschuldig
aangemerkt).
Waarheidsvinding is een belangrijk doel in het strafproces maar moet voortdurend worden afgewogen tegen andere
doelen in het strafproces: rechtsbescherming. Efficiëntie, wel handig als strafproces een beetje efficiënt is. Capaciteit en
menskracht. Per strafzaak kijken wat het ons waard is om het op te helderen. Niet volledige capaciteit bij elke strafzaak.
Rechtsbescherming in ogenschouw nemen, letten op capaciteit etc. Waarheidsvinding is een doel en een belangrijk
doel.
Waarheidsvinding: wat is er in feite gebeurd. Ware toedracht in de zaak. Wie is daar de schuldige aan? Niet alleen het
aanwijzen van schuldigen, maar het met rust laten van onschuldigen: onschuldpresumptie. Proberen te voorkomen dat je
vals positieven en vals negatieven teweeg brengt. Niet onterecht als schuldig of ten onrechte als onschuldig. Wat is
belangrijker/ erger. Onterecht als schuldig. Ons stelsel is erop gericht om de onschuldigen ongemoeid te laten. Liever
tien schuldigen vrijuit dan één onschuldige vastgezet. De maatschappij kijkt daar iets anders tegenaan.
,Waarheidstheorieën
- Correspondentietheorie – bewering is waar als, en alleen als, de propositie correspondeert met de werkelijkheid.
Waarheid verbinden we aan het doen van beweringen. Eigenschap die toekomt aan beweringen. Die beweringen
verwijzen naar een werkelijkheid die niet in de taal ligt. Correspondentietheorie is meest basale theorie. Iets is waar
als de bewering correspondeert met de werkelijkheid. Klinkt als een ontzettende evidentie, klopt. Hoe stel je dan
vast dat iets waar is, dat iets correspondeert. Bestaan die feiten dan eigenlijk wel? Je legt er altijd je eigen
werkelijkheid in. Wat zeggen die camerabeelden nu eigenlijk? Zo ver gaan we niet in het strafrecht. We gaan uit
van een waarheid en we moeten die proberen te kennen. Je kunt een hoge mate van waarschijnlijkheid hebben (als
er camerabeelden zijn bijvoorbeeld). Herkenning aan vooraf. Klopt die herkenning? Sprake van opzet?
Probleem: legt een soort evidentie neer (zo zit het). Hoe stel je iets vast dat iets correspondeert? Zijn er wel echte
feiten? We gaan er vanuit dat het zo is.
- Coherentietheorie – bewering is waar als die past bij andere beweringen die we aanvaarden. Als het past binnen het
grotere plaatje is het waar. Coherent met bewijs dat we hebben. Probleem met deze theorie? Werkt mogelijk
tunnelvisie in de hand. Dat wat we menen te weten over de wereld hoeft niet waar te zijn. Verhaal hoeft niet te
kloppen. Hetgeen waarmee het coherent is hoeft ook niet te kloppen. Probleem: subjectief.
- Constructivistische theorie (pragmatische theorie) – waarheid is een constructie, als aanduiding voor het gegeven
dat het bewijs is geleverd. Waarheid is een aanduiding voor iets waarvoor bewijs geleverd is. Probleem: iets wat je
met z’n allen als waarheid ziet, hoeft ook niet altijd waar te zijn. (bv. Aarde is rond/ plat).
Praktische oplossing: de rechter heeft het bepaalt, dus het is waar. Op een gegeven moment moet je zeggen dat het klaar
is. Vastgestelde waarheid is een bedreiging voor de echte waarheid. Rechterlijk oordeel is een constructie. Geneigd om
het predicaat waar of niet waar op te plakken. Dat moeten we volgens de docent niet doen. Door ze toch waar te gaan
noemen maakt het het ingewikkeld. wat is die formele waarheid dan?
Onderscheid tussen dat waar we naar streven en dat wat het resultaat is.
We streven naar correspondentie met de werkelijkheid, hetgeen dat werkelijk is gebeurd. We moeten accepteren dat
hetgeen er uit komt een constructie is. Langs het materiaal wat de rechter heeft. We moeten het aannemen als zijnde
waar. Je kunt nooit met zekerheid de ware toedracht kennen (!).
Waarheidsbegrippen
- Materiële waarheid: correspondentie met de historische werkelijkheid
- Formele waarheid: de waarheid als een uitkomst van een proces, een constructie
Streven naar de materiële waarheid, maar het resultaat is altijd een constructie.
Afhankelijk van perspectief van de waarnemer. Waardeoordeel is altijd afhankelijk van individuen. Feiten. Wat zijn
feiten? Wat werkelijkheid is, wat feiten zijn – ingewikkelde discussie. Zijn wij in het strafproces opzoek naar het
werkelijk gebeurde of meer bezig met juridisch waarheidsbegrip- waarheid die tussen procesdeelnemers is te gelden.
Wij zijn wel degelijk opzoek naar de materiële waarheid, door formele regels heen prikken en construeren, maar wel
langs processuele regels: tenlastelegging. Structureert en bakent het proces af. In de loop der decennia is er een
beweging te zien. Vroeger: gaat om de tenlastelegging, dat moeten we bewijzen en is de vorm van waarheidsvinding.
Nog steeds zo dat de tenlastelegging de grondslag van het geding bepaalt, is hetgeen waar de rechter zijn bewijsoordeel
aan hangt maar in de weg daar naartoe is de rechter geïnteresseerd in het werkelijk gebeurde. Dit vertalen we
vervolgens in een formeel document. Reductie van de materiële waarheid. In de bewezenverklaring staat wat
strafrechtelijk relevant is. Het waarom staat er niet in, maar willen we wel weten.
Nuttiger om te zeggen we streven naar de materiële waarheid, het resultaat is een constructie. Geen predicaat waar of
niet waar op plakken (!).
Wat is bewijzen?
- Het aantonen (OvJ) of toetsen (rechter) van de juistheid van een bewering (hypothese) – in het strafproces is deze
neergelegd in de tenlastelegging. Het gaat om beweringen in de tenlastelegging, OvJ draagt bewijs aan hiervoor. Er
rust op de OvJ formeel geen bewijslast. Wel een stelplicht. OvJ draagt het bewijs aan (bewijsaandraagplicht).
Uiteindelijk is het de rechter die een beslissing moet nemen, die moet het toetsen.
- In hoofdzaak een empirisch proces (gebaseerd op waarnemingen en ervaring) – geen juridisch proces. Het recht
kan dat een klein beetje afbakenen: dat bewijs is bruikbaar of dat niet, dat soort voorschriften kan het recht bieden,
maar puur de vraag wanneer is een stelling bewezen, welke optelsom van argumenten/ bewijsmiddelen om tot een
bewijsoordeel te komen, is geen recht. Geen juridisch proces. Maar empirisch: waarnemen en logica. Combineren
van stukken informatie om tot een logisch dwingende conclusie te komen: dit is bewezen.
- En (zeer) ten dele een juridisch proces (bijv. het bewijs van subjectieve bestanddelen). – tenlastelegging bevat
feiten en bestanddelen. Hoe bewijs je opzet? Aan de hand van feitelijk gedragingen die uit bewijsmiddelen kunt
halen, uiteindelijk de vraag of dat opzet oplevert is niet alleen een empirisch proces. Wat opzet is hebben we
afgesproken in het recht. Wel degelijk ook toepassing van het recht.
Als juristen worden we niet geschoold in empirisch onderzoek/ denken.
,Wanneer spreken we van bewijs?
- Het geheel van informatie waarmee de juistheid van een stelling wordt aangeduid (proof).
- Informatie wijzende richting de (on)juistheid van een bepaalde stelling (evidence).
- Soorten bewijsmateriaal:
o Stoffelijk/ tastbaar bewijs
Authenticiteit, sensitiviteit/ accuratesse
o Verklaringen (‘testimony’) – van getuigen/ verdachten
Oprechtheid bron, kwaliteiten verklaring, waarnemingsomstandigheden, totstandkoming
Wie bewijst?
- Het is de rechter die bewijs (dus niet het OM)
- Vgl. De actieve rechter als onderdeel van het inquisitoir strafproces
- Het strafproces werkt niet met bewijslast (verdeling)
- Maar, de OvJ die zijn zaakjes niet op orde heeft, loopt een risico…
Geen bewijslast of bewijslastverdeling. Informeel is het handig dat het OM met materiaal komt. Het is uiteindelijk de
rechter die bewijst. Niet voor niets een actieve rechter. Zelfstandige verantwoordelijkheid voor de bewijsbeslissing. Niet
uitspraak wie het beste het standpunt naar voren brengt, maar neemt een bewijsbeslissing waar hij actief zelf opzoek
naar gaat. Actieve rechter > rechter die niet voldoende heeft om tot een bewezenverklaring te komen, dan maar zelf
onderzoek doen. Bv. Nadere getuigen horen.
- Evanals de verdachte die er het zwijgen toe doet in situaties die schreeuwen om een ‘verklaring’.
Algemene karakteristieken
Fragment Kijken in de ziel: https://www.npo.nl/kijken-in-de-ziel-rechters/10-08-2015/VPWON_1236331 (7:42-15:24)
Bijzonderheden strafrechtelijk bewijzen
- Eindfase in een keten van onderzoeksactiviteiten
- Definitief en digitaal oordeel – ja of nee, bewezen of niet bewezen. Ook wel: categorisch oordeel. Wat er aan
vooraf gaat is wel een redenering waar twijfel in kan zitten.
- Gebondenheid aan de tenlastelegging – gedachte: OM neemt beslissingen of er wordt vervolgd en voor welk feit.
Afwijken van de tll, risico dat vervolgingsmonopolie van OM wordt doorbroken. Risico: dat sommige zaken
worden vrijgesproken, omdat de OvJ een fout heeft gemaakt. Alles wat voor de tll van belang is, in belastende en
ontlaste zin, moet worden meegenomen.
- Individuele/ collegiale activiteit
- Geen bewijs op voorhand uitgesloten (geen admissability rules, wel onrechtmatig verkregen bewijs), controle
achteraf door middel van motivering
- Asymmetrie ten voordele van de verdachte (Blackstone ratio). – bij twijfel beslissen we in het voordeel van de
verdachte. Liever tien schuldigen rondlopen dan één schuldige vastzitten.
Of het is bewezen of het is niet bewezen. Maatschappelijk gezien volstrekt logisch. Compensatoir straffen –
Op het moment dat het bewijs dun is, maar wel net genoeg, dan maar in de strafmaat beetje naar beneden gaan – slaat
nergens op (theoretisch), gevoel is voorstelbaar. Bewijs is een oordeel van ja of nee. Tenlastelegging kan wel of niet
worden bewezen. Sluit niet uit dat de verdachte het niet heeft gedaan. Maar wel: onschuldpresumptie.
Menselijke activiteit – verschillende rechters kunnen tot een ander oordeel komen, maar hangt wel van het dossier af.
Geen poortwachter welk bewijs wel of niet in het bewijsoordeel betrokken mag worden. Wel in de VS, rechter bepaalt
daar welk bewijs de jury mee mag nemen en welk niet.
Redengevend bewijs.
- Het ‘beste’ bewijs prevaleert niet altijd – uitsluiting bewijs op niet-epistemologische gronden. – regels voor
doorzoeking in acht nemen. In termen van waarheidsvinding goed bewijs, maar in termen van rechtmatigheid
bewijs waar iets aan schort. Hetzelfde voor een getuigenverklaring. Getuige kan na het horen niet meer gehoord
worden. Ondervragingsrecht kan meebrengen dat je het bewijs moet uitsluiten. Ook andere doelen dan
waarheidsvinding spelen een rol.
- Juristen bekijken de ‘feiten’ door de bril van het recht. – manier waarop we opzet invullen, moet je een notie
hebben van het begrip opzet alvorens je de feiten gaat vaststellen.
Rol van het recht
- Aanleveren van het bewijsthema (het strafbare feit)
- Aanduiding van bewijsmiddelen, bewijsminima en de bewijsstandaard (overtuiging) – wanneer mogen we iets
bewezen achten? Als de rechter overtuigd is. Die norm geeft het recht wel.
- Regels ter garandering van de betrouwbaarheid, deugdelijkheid en rechtmatigheid van de bewijsgaring – hoe je het
bewijs moet verzamelen: rechtmatigheidsnormen- hoe, wanneer etc. Daarnaast betrouwbaarheidsnormen. – regels
omtrent Osloconfrontatie etc.
, - Motiveringsvoorschriften. – in de wet niet zo sterk. Jurisprudentie steeds meer. Bijzondere
motiveringsverplichtingen in het leven geroepen.
Zoals het procesrecht het proces reguleert, zo reguleert het bewijsrecht het bewijs – blijft veel ruimte over. Hoe je het
feitelijk doet, heeft de rechter veel vrijheid in. Het bewijsrecht biedt slechts de kaders.
In de kern is de rol van het recht tamelijk beperkt.
Artikel Marieke Dubelaar – neiging om alles in de notie van rechtmatigheid te gieten. Regels van de Osloconfrontatie
zijn niet goed nageleefd, dat is onrechtmatig. Onzin. Bewijs moet niet worden gebruikt, omdat het onbetrouwbaar zou
zijn. Daar gelden geen regels voor. Rechter is vrij in selectie en waardering van het bewijsmateriaal. We mogen
verwachten dat de rechter om die reden dat bewijs uit zijn bewijsoordeel laat. Neiging om alles in artikel 359a Sv te
gieten. Niet onrechtmatig, maar onbetrouwbaar en daarom gebruiken we het niet.
Relatie aanpalende wetenschappen
- Bewijzen is in de kern een interdisciplinaire aangelegenheid, want inzichten uit andere disciplines zijn
onontbeerlijk om juiste beslissingen te nemen
- Vanuit andere disciplines wordt geregeld kritisch gereflecteerd op de feiten vaststelling in het recht
- Andere disciplines dragen daarnaast veelal ook direct bij aan het proces van bewijzen (denk aan
deskundigenbewijs).
Deskundigen leveren input en die moet je meenemen. Deskundigen gaan zich steeds meer in het strafproces mengen.
Inzicht uit andere disciplines op niveau van de bewijsmiddelen en op het niveau van de bewijsbeslissing (krijgen een
inkijk; manier waarop juristen dat meenemen daar zitten kwetsbaarheden in).
Rationalistische procestraditie
- De eisen van rationaliteit en redelijkheid taan voorop, de juridische inkadering op de tweede plaats.
- Hoe zou je met bewijs om moeten gaan om tot een optimaal geïnformeerd rationeel oordeel te komen? – streven:
zo rationeel mogelijk met het bewijs omgaan. Past bij rationalistische procestraditie, afkomstig uit de Anglo-
Amerikaanse traditie. Rationaliseringstendens. Beter over het bewijs gaan nadenken.
- Rationele waardering van het beschikbare bewijsmateriaal staat centraal.
- Hoe met beschikbare bewijsmateriaal te redeneren? – beschikbare bewijs, hoe combineren?
Met wat voor type redeneerproces hebben we mee te maken?
Inductief redeneerproces
Deductie/ inductie
Deductie
Alle mensen zijn sterfelijk – moet wel bij deze propositie kunnen komen.
Socrates is een mens – conclusie is dwingend logisch, uiteindelijk uit een inductief redeneerproces: alle mensen zijn
ooit overleden.
Ergo: Socrates is sterfelijk
= Regels toepassen op feiten.
Inductie
Deze zwaan is wit
Deze zwaan is wit
Deze zwaan is wit, etc.
Alle zwanen zijn wit
Stelling is niet waar: zodra je een zwarte bent tegengekomen weet je dat je niet verder bent gekomen dan een
waarschijnlijkheidsoordeel. Je moet ze eerste allemaal geteld hebben en gezien dat je deze stelling kunt aannemen. Lukt
niet.
= waarnemingen met elkaar combineren.
Inductie
- Bewijzen is in de kern gebaseerd op een inductief proces: van individuele waarnemingen naar een generaliserende
conclusie (die echter theoretisch niet meer is dan een waarschijnlijkheidsoordeel)
- Beslissen in onzekerheid, nieuwe waarnemingen kunnen de eerder getrokken conclusie in twijfel trekken
- Fouten zijn derhalve onvermijdelijk.
Voorbeeld
1. De politie ontvangt een melding over geschreeuw in de woning van A en B
2. A wordt dood op de grond aangetroffen met messteken in haar heel lichaam
3. B zit naast haar, houdt een bebloed mes in zijn hand en roept ‘wat heb ik gedaan?’
4. A en B hebben een geschiedenis van huiselijk geweld
Conclusie? B heeft A van het leven beroofd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LisetteKnoop. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.